Neerlandia. Jaargang 8
(1904)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdErvaring van een Hollandsch onderwijzer in Amerika.Uit een schrijven van den heer T. Joosten te Holland Michigan aan den Alg. Secretaris: Tot Sept. jl. was het op school ook een gescharrel met het Hollandsch onderwijs. Tegen de overeenkomst in verwachtte men van mij, dat ik ook als Engelsch teacher zou optreden en door gebrek aan personeel bleef het Hollandsch soms geheel in den steek. Nu is het met de uitbreiding der school zoo geregeld, dat elke klas twee uur in de week Hollandsch van me krijgt. Op den duur zal dit wel goed kunnen werken; doch voorloopig blijft het in de hoogste klassen vooral een lastig en onvruchtbaar werk, daar de leerlingen te veel verschillen in kennis van het Hollandsch. Buiten de school had ik de leiding op me genomen van een reciteer-vereeniging, doch die bloedt dood, nu de catechisaties en andere vergaderingen worden gehouden; voorts nam ik dezer dagen het voorzitterschap op me van een young peoples meeting (vereeniging) waar een 50 à 60 jonge lieden wekelijks samen komen voor bijbelbespreking, recitatie en het leveren van opstellen. Deze vereeniging is aan een der Hollandsche kerken verbonden en al het werk wordt dan ook in het Hollandsch geleverd, al spreken de jongelui bijna altijd Engelsch. Enkele maanden voor ik hier kwam, had men getracht ook in Holland een Afdeeling van het A.N.V. op te richten. Een vrij groot aantal personen werden als voorloopig Bestuur aangewezen; doch verder kwam het niet. Sommige dier mannen zijn vertrokken, anderen meenen, dat het onmogelijk is er iets van te maken, te meer, daar het reeds de tweede keer was, dat een dergelijke poging werd aangewend. Voorloopig zal er wel niets aan te doen zijn. Op verzoek, eerst van ds. Beets en later van het Bestuur der Afdeeling van het A.N.V. te Grand Rapids zal ik daar eene lezing houden. Zooals U wel bekend zal zijn laat die Afdeeling nog al eens van zich hooren en heeft ze het genoegen gewoonlijk goed bezochte vergaderingen te hebben. Eens woonde ik eene lezing bij, na afloop was er afdeelingsvergadering. De eerste was goed bezocht, doch de laatste telde slechts weinig aanwezigen. 't Scheen mij dat de Afdeeling als zoodanig niet veel leven vertoonde en als enkele mannen ze niet ophielden, wel spoedig zou verdwijnen. 't Was voor mij, en ook voor den vriend die me vergezelde, geen voorbeeld ter navolging. 't Schijnt zeer moeielijk in Amerika waar alles snel verengelscht, den goeden weg te vinden om de Hollandsche taal in eere te houden. Een der oorzaken hiervan zal wel zijn, dat het grootste deel der emigranten uit den geringeren stand uit Nederland afkomstig is. Weinig onderwijs genoten hebbende, is het gevoel voor de taal bijna niet ontwikkeld en wat er nog was, is doodgedrukt door het Engelsch, dat ze dagelijks noodig hadden. ‘'t Is roeien tegen den stroom op voor een zaak, die ten doode is opgeschreven’ zei ds. Beets eens tegen me. 't Was waarlijk niet moedgevend voor een Hollandsch onderwijzer, die zich inbeeldde, hier nog nuttig te kunnen zijn voor de Ned. taal en die een tijdperk achter den rug had in Afrika, waar we geen hopeloozen strijd voerden. |
|