rijksuniversiteit te verkrijgen, zal geheel of gedeeltelijk kunnen worden vrijgesteld de bezitter van een diploma of getuigschrift, afgegeven door buitenlandsche universitaire instellingen van onderwijs of onderzoek, mits hij op het tijdstip, waarop het diploma of het getuigschrift werd verkregen, geen ingezetene van het rijk was. Bij koninklijk besluit, den Raad van State gehoord, na ingewonnen advies van ieder der senaten der rijksuniversiteiten, zullen de bedoelde instellingen worden aangewezen, alsmede de diploma's en getuigschriften en de daaraan te verleenen vrijstellingen omschreven. Van het bezit van een einddiploma gymnasium of getuigschrift van staatsexamen zal voor de faculteit, waarvoor hem eenige vrijstelling is verleend, vrijgesteld zijn de bezitter van een in het boven bedoeld koninklijk besluit omschreven diploma of getuigschrift.
Het verschil tusschen deze bepaling en de wet gelijk zij nu geldt is groot. Bij de bestaande wet geven zekere bij koninklijk besluit aangewezen, in het buitenland verkregen diploma's recht tot het afleggen van examens aan de Nederlandsche universiteiten. Wat de minister nu wil is, tevens de bevoegdheid te verkrijgen om buitenlandsche diploma's aan te wijzen die den houder vrijstellen van universiteitsexamens, anders voor het behalen van den doctoralen graad vereischt.
Men weet, dat vreemdelingen in vele gevallen van het studeeren aan onze universiteiten afgeschrikt worden, omdat zij, verkeeren zij al in het gunstige geval dat zij geen nieuw toelatingsexamen moeten doen, toch in de faculteit, waarin zij den doctoralen graad wenschen te verkrijgen, van meet af aan moeten beginnen, alle examens moeten afleggen, zelfs al hebben zij aan een buitenlandsche universiteit in die vakken reeds examen gedaan.
Het geval is ons bekend van een Amerikaan, professor aan een seminarie, die, na de theologische studie in zijn eigen land, aan een aanzienlijke Duitsche universiteit - wij meenen te Leipzig - in de theologie of in de Semietische letteren gepromoveerd was en toen aan een Nederlandsche universiteit nog eens in de theologie wilde promoveeren, omdat die titel hem, meende hij, in Amerika van veel nut zou zijn. Maar nu moest hij hier van onderop beginnen, eerst propaedeutisch doen - hij de Hebraicus - dan de twee deelen van het candidaats en zoo voort. Hij gaf het op en stak den Oceaan weer over.
Had toentertijd de wet reeds de wijziging ondergaan die thans wordt voorgesteld, en een koninklijk besluit de diploma's, die onze Amerikaan bezat, erkend, hij zou b.v. na het doctoraal examen, of misschien na een examen in enkele vakken daarvan, tot het verkrijgen van het doctoraat zijn toegelaten, indien hij al iets anders had behoeven te doen dan een proefschrift en stellingen verdedigen.
Men begrijpt waarom wij in deze rubriek van ons tijdschrift deze zaak behandelen. Er is ons aan gelegen, de Afrikaanders weer in ons land, het moederland van hun taal en hun kerk en het stamland van een groot deel hunner, op studie te krijgen. Vroeger, voor de wet op het hooger onderwijs zoo onverstandig de deur voor hen toedeed, kwamen de jonge Afrikaanders bij tientallen hier studeeren. Sedert waren 't zeer enkelen. Toen onze universiteiten voor de houders van het Kaapstadsche diploma van afgelegd ‘intermediate’ examen in ‘arts’ geopend werden - dat was in 1886 - was de stroom al in een andere bedding gevloeid. De erkenning van het einddiploma van het gymnasium te Pretoria in 1896 bracht weer eenige jongelui uit Zuid-Afrika aan onze universiteiten Maar wat is dat, vergeleken bij den grooten drom, die in Engeland en Schotland gaat studeeren! Zelfs in Duitschland studeeren er nu meer Afrikaanders dan hier te lande. Wij hebben er in dit blad reeds een opgave van gedaan. Hoe treurig komt Nederland er daarin af!
En het belang is onberekenbaar groot. Niet zoozeer, omdat onze universiteiten er wel bij varen, dat er meer vreemdelingen komen studeeren, dat de welverdiende naam van ons hooger onderwijs in de wereld verder verbreid wordt; of omdat onze studenten van het fiksche ras der Afrikaander broeders niet anders dan een gunstigen invloed kunnen ondergaan. Maar vooral voor het Afrikaander volksbestaan, voor de toekomst van de Nedenlandsche taal en het Nederlandsche volkskarakter in Zuid-Afrika is het van onberekenbaar belang, dat de meerderheid van zijn toekomstige advokaten, wetgevers, dokters, geleerden niet gevormd worden naar meest Engelsch model, in de ontvankelijke jaren van de studie niet den Engelschen geest in zich opnemen. Ver ziende Afrikaanders erkennen dat zelf.
En nu is er kans, dat de regeering het in haar hand krijgt om de voor vreemdelingen bezwaarlijke studie aan onze universiteiten voor die Afrikaanders te verlichten. Zij zouden dan b.v. enkele jaren of nog korter naar Engeland of Schotland kunnen gaan om het radicaal te behalen, dat in Zuid-Afrika voor rechts- en geneeskundige praktijk enz. van hen gevorderd wordt, en dan, van herhalingsexamens vrijgesteld, hier door kunnen studeeren.
Wat het lot van het wetsontwerp moge wezen - wij oordeelen daarover hier ter plaatse niet - wij hopen dat dit voorstel van den minister spoedig in de wet wordt opgenomen.
* * *
In Transvaal neemt het Christelijk nationale onderwijs gestadig toe. Volgens een opgave, die in de vorige maand in Transvaalsche bladen verscheen, waren er 151 vrije scholen, 25 op de dorpen en 126 buiten. Daaraan waren werkzaam 215 onderwijzers, die les geven aan 5328 kinderen. Hoeveel de Boeren voor dat onderwijs opbrengen, kan blijken uit de rekening over het derde kwartaal van 1903: £ 2290. Ongeveer f 27,000 dus in drie maanden; dat is voor de verarmde bevolking van Transvaal niet weinig. En dat terwijl het staatsonderwijs kosteloos verkrijgbaar is. Behalve die bijdragen van de ouders ontvangen de scholen subsidie van de Commissie voor Christelijk Nationaal Onderwijs. In het laatste kwartaal van 1903 bedroeg het ruim f 42,000.
Intusschen is de houding van de Engelsche regeering tegenover het vrije onderwijs minzamer geworden. Fabian Ware, de nieuwe directeur van onderwijs, behandelt het met fluweelen handschoenen. Bij meer dan een gelegenheid heeft hij toenadering getoond. En ten laatste heeft hij, zoo meldt de correspondent van een Nederlandsch blad onder voorbehoud, zelfs aangeboden het vrije onderwijs voor rekening van den staat te nemen, waardoor het onder staatstoezicht zou komen, maar toch, zoo hebben wij begrepen, zijn zelfstandigheid behouden.
Men mag aannemen, dat de mannen, die de vrije scholen hebben opgericht en in stand houden, een dergelijk voorstel niet voetstoots zouden afwijzen. De commissie van waakzaamheid, door de laatste synode der Nederduitsch Hervormde of Gereformeerde Kerk van Transvaal benoemd, blijft tot samenwerking met de regeering bereid. Men had onder de Republiek ook vrije scholen, die staatssubsidie kregen. Het begrip dat de staat verplicht is ook voor die scholen te betalen, zit er dus in. De Boeren zijn door den oorlog voor een groot deel arm geworden, en droogte en veeziekte houden het herstel van eenige welvaart tegen. Het schoolgeld op te brengen is dus voor velen een last.
Dit alles is wel in staat om een aanbod van de regeering om het vrije onderwijs te bekostigen aantrekkelijk te maken. Maar men begrijpt lichtelijk, dat de regeering niet uit onbaatzuchtige liefde voor de Boeren de scholen, die als een protest tegen de Engelsche staatsscholen en in mededinging met deze zijn opgericht, voor hare rekening wil nemen en aldus dat Hollandsche onderwijs zal steunen. Er is hier wel aanleiding om aan een geschenk van Danaers te denken en te vreezen voor een prijsgeven van een moeilijk verworven kostelijk goed om de wille van een tijdelijk voordeel. Het zou te bezien staan in hoeverre het Christelijk nationaal onderwijs op den duur onder een staatstoezicht, dat ook over het geld te beschikken heeft, zijn zelfstandigheid kon bewaren.
Maar de commissie van waakzaamheid, naar samenwerking