onze overburen dra een verdrag sloten met den Grooten Heer.
Er waren toen drie vreemde vlaggen in de Levantijnsche wateren: de Venetiaansche, de Fransche en de Engelsche. Frankrijk vroeg van onze schepen een hoog inklaringsgeld, zoodat wij het eens met de Engelsche vlag beproefden; maar dat schijnt onzen koopvaarders nog minder bevallen te hebben, wat niemand die het dierbare Engeland kent zal verwonderen, zoodat wij weer de Fransche vlag heschen. Intusschen, dat varen onder een geleende vlag verdroot onzen kooplieden en zeevaarders. Zij vonden zich mans genoeg om een eigen vlag te hebben, wat Hunne Hoogmogenden der Staten-Generaal niet toegaven. Let op, dat het Nederlandsche volk altijd veel manser is geweest dan zijn regeering vermoedde. Dat was vóór drie eeuwen zoo en dat is nog niet veel beter. Er moest nog een jaar of twintig over heen gaan, eer men in Den Haag zoover was als in Amsterdam; maar toch wij waren de vierde mogendheid, die openlijk en vrijelijk in den Levant mocht varen, en dat had ons volk niet weinig te danken aan zijn manmoedigen strijd tegen Spanje, die op den Grooten Heer een aangenamen indruk maakte, wijl hij van dat fanatieke Christenland de hevigste vijandschap ondervond. En wij maakten van het ons gegeven verlof - capitulatiën, zooals het nog heden wordt genoemd - een goed gebruik. De ‘Compagnie van den Levant’ was opgericht en die zond hare directeuren naar de groote steden van Klein-Azië, Constantinopel, Smyrna, Aleppo, Konia, zoodat daar weldra Hollandsche koloniën ontstonden, welke, althans wat Smyrna betreft, tot op onze dagen zijn blijven bestaan.
* * *
De Hollandsche kolonie te Smyrna is een bloeiende kolonie van driehonderd leden, met eigen nationale instellingen, met eigen eervol verworven bezittingen, die Hollandsch, d.w.z. degelijk, onderhouden zijn. Hare leden bezitten allen de Nederlandsche nationaliteit en zijn daar fier op; zij zoeken, waar dat noodig is, steun en bescherming bij den Nederlandschen consul; zij zijn vol belangstelling voor het verre land hunner vaderen en verheugen zich te vernemen, dat het de Nederlandsche wapenspreuk Je Mantiendrai en de Zeeuwsche Luctor et Emergo nog altijd, zooals in de dagen toen admiraal De Ruyter op de Smyrna'sche reede lag, getrouw is. Maar de Smyrna'sche Hollanders konden in den loop der eeuwen zoo min den invloed hunner omgeving ontgaan als welke andere kolonie ook, te minder zelfs, wijl men in Holland heel weinig heeft gedaan om den nationalen geest in dit verre gewest wakker te houden. Een Engelschman kan niet anders dan zijn nationaliteit behouden; de Engelsche geest is als een fossiel, waarop het omringende leven weinig of geen invloed heeft.
Franschen en Italianen gaan gemakkelijker in hun omgeving op, hoewel toch niet zoo gemakkelijk als wij en de Duitschers. Daarentegen geeft het Fransche gouvernement jaarlijks schatten uit voor de propaganda zijner taal en het gevolg daarvan is, dat sedert driekwart eeuw de Fransche taal de Italiaansche geheel verdrongen heeft, hoewel de Italiaansche kolonie - door Venetië - de oudste en de talrijkste was. Wij zijn heel voorzichtig, maar daarom toch niet voorziende. Wij verkiezen liever morgen een gulden te verdienen dan de volgende week een tientje. De propaganda van den Nederlandschen geest door middel van de Nederlandschen taal, wat brengt dat op? Dat brengt niets onmiddellijk op, maar de latere winst is niet te berekenen. Alweer een gebrek van nationale propaganda: wij moeten onze winst kunnen berekenen, precies, weten hoeveel we onder dit en hoeveel we onder dàt hoofd kunnen boeken. Dus hebben we in patria de Smyrna'sche Hollanders maar in hun sop laten gaar koken; en dat er dus na drie eeuwen nog lieden hier zijn, fier op hun Hollandsche afkomst, dat toont wel, dat wij Hollanders onder de volken toch niet de eerste de beste zijn, maar tevens dat onder de afstammelingen onzer eerste nederzetters in dit land de Hollandsche trouw in eere wordt gehouden. En dat doet een Hollander uit Holland al dadelijk goed.
Maar ik zeg: de Smyrna'sche Hollanders, de Van Lennep's, de Van der Zee's, de Van der Schroeffs, de Slaars, de Wissingh's - vele zijn van Hugenootsche afstamming - de De Hochepieds, de Lavino's, j'en passe et des meilleurs, hebben de invloeden hunner omgeving zoo min kunnen weerstaan als de Franschen, Engelschen, Italianen e.a. Smyrna is een Grieksche stad; Jonië een Grieksch land; de taal, zelfs onder een groot deel der Mohammedanen, is Grieksch.
De Europeanen, 't is waar, hebben in den Levant altijd een grooten kring afzonderlijk gevormd. een soort van aristocratie, en van die aristocratie is de Hollandsche kolonie misschien de meest-aristocratische. Zij vormden spoedig, door huwelijken onder elkander, een bevolking - Levantijnen genoemd - die naar de mannen voortgingen zich onder deze of die natie te scharen, maar die, geheel dooreengemengd, spoedig geen enkel kenmerk van een bijzonderen landaard meer bezat. Neem welke kolonie ook in Smyrna en gij ziet er de lichtst-hlonde typen en de Zuidelijkste donkere: een mooi menschenslag, in 't algemeen toch regelmatige en fraaie gelaatstrekken, goed geproportionneerde lichamen, krachtig gespierde mannen, bevallige vrouwen, de meesten met eenige neiging tot welgedaanheid. Zoo zijn de Hollanders, zoo de Engelschen, zoo de Franschen en zoo de Italianen. Aller gemeenschappelijke taal, die van huiskamer, slaapkamer, keuken en kantoor, is het Grieksch; aller omgangstaal is het Fransch, dat het Italiaansch heeft verdrongen tot groot voordeel van den Franschen handel. Levendig van manieren, vlug van woord, bevattelijk van begrip, Oostersch hoffelijk, Oostersch gastvrij, misschien een tikje lichtzinnig - maar de hemel weet hoezeer de schrijver, die dit niet zoo'n beetje is, dat bijna een deugd vindt! - zou men in die dragers en draagsters van echt-Hollandsche namen niet op het eerste gezicht Hollandsche mannen en vrouwen vermoeden, wanneer zij zelven niet nadrukkelijk zeiden dat zij het zijn.
Drie eeuwen levend in een andere natuurgesteldheid, in een geheel ander klimaat, onder verschillende omstandigheden en de bloedmenging met geheel uiteenloopende rassen, hebben een eigen ras doen ontstaan, waarin de oorspronkelijke hoedanigheden niet geheel zijn verloren gegaan, ja, zelfs in vele opzichten zijn versterkt en verfijnd, maar dat tevens andere hoedanigheden heeft gewonnen, die van de oorspronkelijke, zij 't dan ten goede of ten kwade, hemelsbreed verschillen.
(N.v.d.D.)