voor den tijd van zes maanden verbinden en soms ook wel langer in het bosch blijven. Zij moeten daarom eene groote hoeveelheid levensmiddelen medenemen, welke met de arbeiders over twee booten verdeeld worden om de reis naar het binnenland te aanvaarden. Verschillende voorwerkers (collectors) vereenigen zich ook wel met hunne arbeiders (bleeders) tot grootere expedities, die dan natuurlijk een geheel ander aanzien verkrijgen.
Reeds eenigen tijd voor het vertrek moeten aan de arbeiders (bijna uitsluitend Engelsche negers van de naburige Engelsche koloniën) voorschotten worden gegeven tot
f100 per man toe, welke voorschotten met de kosten van de verstrekte levensmiddelen en goederen na afloop van de expeditie met het te ontvangen loon verrekend worden. Dergelijke expedities vertrekken in Januari en Februari van uit Paramaribo, (of in Nickerie van uit Nw. Nickerie) om dan de eerstvolgende maanden tot einde Augustus in het bosch aan het werk te blijven. Alleen in de maand Mei
Gouvernementsplein met Gouvernementshuis.
(Opname van Ds. C. Hoekstra.)
is het in den regel onmogelijk met de werkzaamheden door te gaan, omdat dan door de overvloedige regens te veel water in het bosch aanwezig is, waardoor het zich verplaatsen en trouwens het tappen zelf ook onmogelijk wordt. Aan den anderen kant is te weinig water ook ongewenscht, want dan kunnen de gezochte terreinen dikwijls niet bereikt worden. Welke terreinen rijk aan bolletrieboomen zijn wordt meestal in de maanden September, October en November onderzocht.
Zijn de arbeiders eenmaal ter plaatse aangekomen, door het Gouvernement voor de Balata-inzameling in Concessie afgestaan, dan wordt het terrein onder de verschillende bleeders verdeeld. Ieder arbeider werkt liefst afzonderlijk, want ieder wordt ook voor het door hem verkregen product betaald.
Het ontginnen zelf van de balata is vrij eenvoudig. Men maakt V-vormige insnijdingen in de bast van den bolletrieboom tot op het hout, gewoonlijk tot op 25 voet hoogte ongeveer, en langs die insnijdingen vloeit de melk dan naar beneden en wordt opgevangen in kalebassen (schalen van den kalebasvrucht) die tusschen den boom en de bast worden vastgeklemd. Zijn die kalebassen vol, dan wordt de inhoud overgegoten in blikken, die op hun beurt in het kamp weder worden leeggegoten in groote vergaarbakken, bestemd om de balata te doen gisten. Later wordt de melk dan weder in grootere en platte bakken overgegoten om te drogen. De insnijdingen mogen zich slechts om de helft van den omtrek van den boom uitstrekken. Wordt de boom over zijn geheelen omvang gebleed dan bestaat de zekerheid dat de boom spoedig sterft, want, afgescheiden van de natuurlijke gevolgen van het ‘ringen’, komen houtluizen met graagte op die insnijdingen af met haar zoeten smaak van het er aan gedroogde melksap en verteren het hout. Herhaaldelijk komt het voor dat, niettegenstaande het groote nadeel daardoor aan de kolonie en aan de industrie zelve veroorzaakt, de bleeders de boomen tòch ringen om meer melk te kunnen verzamelen in eens. Bij behoorlijk tappen kunnen de boomen n.l. eerst na 4 of 5 jaar weder onderhanden genomen worden. Dergelijke handelingen zijn strafbaar gesteld, maar tot heden was de groote moeilijkheid wie in de praktijk die overtredingen zou vaststellen. Sedert eenigen tijd heeft het Kol. Gouvt. eenig bijzonder politietoezicht ingesteld, terwijl een landmeter nu en dan de Concessie bezoekt om de wijze van werken na te gaan en daaromtrent een verslag bij het Kol. Bestuur in te dienen.
De gewone opbrengst van een volwassen boom, naar behooren gebleed of getapt, is pl. m. 2 L. Die opbrengst kan gaan tot 4½ L. per boom, maar ook jongere boomen worden getapt, die slechts 1 L. en minder opbrengen aan melk.
Is de balata eenmaal in bakken overgegoten, dan vormt zich in 2 à 3 dagen naar gelang van de weersgesteldheid aan de oppervlakte een vlies ter dikte van ¾ tot 1 c M., dat wordt weggenomen en gedroogd tot het een vrij hard vel van roodbruine kleur is geworden, geschikt voor de verzending. Op de over-