Neerlandia. Jaargang 7
(1903)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSuiker.Ga naar voetnoot1)In zijn werk over den landbouw in Suriname in 1835 uitgegeven, zegt Feenstra over suiker sprekende: ‘Suiker is thans het hoofdproduct van de kolonie Suriname en men is hier zoo in de kultuur als de fabriceering, verre, zeer verre die van Java vooruit.’ De toestanden zijn thans geheel veranderd; Java is een der eerste in de rij der rietsuiker-voortbrengende landen; Suriname | |
[pagina 123]
| |
wordt bijna niet meer medegeteld. In 1832 toch vond men hier volgens dienzelfden Feenstra 108 suikerplantages; thans zijn er nog slechts 5 over. Doch de tegenwoordige suikerplanter haalt minachtend de schouders op als men hem spreekt over die
Mariënburg. - Centraalfabriek.
vroegere grootheid. Toen was men tevreden indien men 4% hoogstens 6% suiker uit het riet kon halen, thans verkrijgt men 10 à 11%. De 108 plantages voerden ruim 14 millioen kilo suiker uit, de uitvoer in 1902 bedroeg bijna 9 millioen kilo. De groote schaarste aan arbeiders houdt de ontwikkeling der suikerindustrie tegen. Niet dan met opoffering van groote kosten worden koelies door de verschillende ondernemingen uit Britsch Indië en Java ingevoerd. Gedurende hun vijfjarig contract moeten deze menschen op kosten der plantage gehuisvest en in geval van ziekte verpleegd worden. Eveneens is de plantage verplicht tot het betalen eener belasting voor elken onder contract werkenden arbeider, welke bedraagt f5 voor een manen f2.50 voor een vrouw. Onder deze omstandigheden zoekt de suikerfabrikant het aantal zijner gecontracteerde arbeiders zoo klein mogelijk te doen zijn, doch daardoor komt het veelvuldig voor dat men in den tijd der maling over te weinig en buiten de maling over te veel koelies te beschikken heeft. Men rekent thans noodig te hebben 1 gecontracteerde arbeider per akker (1 H.A. = ± 2⅓ Surinaamsche Akker) van wien men kan eischen 7 uur werk in het veld of 10 uur in de fabriek, waarlijk een groot verschil met vroeger, toen men van negerslaven soms 36 uur onafgebroken arbeid in de fabriek vorderde, en het is dan ook niet te verwonderen dat zich toen feiten voordeden als beschreven in Feensta: ‘Bij het insteken van het riet tusschen de rollers is menige slaaf beklemd geworden zoodat hem het gebeente al krakend vergruisde. Hoe menige neger door den slaap bevangen, of voor straf van den achter hem loopenden en onder aansporing dreigenden bastiaan bevreesd, liet er zijn vingers in beknijpen, en dit was genoeg, om het geheele lichaam mede te slepen; ofschoon mij geen voorbeeld van het geheele lichaam bekend is, doch wel van een der beide armen, als ook het verlies van een been. Het is een volstrekte behoefte om bij de rollers een scherpen ontblooten houwer of eene bijl te hebben, ten einde de beknelde hand of armen dadelijk te kunnen afhakken, zijnde hierdoor menige neger gered geworden.’ De Surinaamsche bodem is bij uitstek geschikt voor rietcultuur. Indien de planter zorgt dat de grond los gehouden wordt en de waterloozing in orde is dan valt het hem niet moeilijk om zonder noemenswaardige bemesting 10 à 12 jaar van hetzelfde veld te oogsten en daarvan een gemiddelde akkeropbrengst van 35 ton te verkrijgen, een groot verschil met het naburige Britsch Guyana, waar men met opbrengsten van 15 ton zeer tevreden is. Maagdelijke grond levert in Suriname menigmaal 50 à 60 ton. Heeft men 10 à 12 jaar van denzelfden tuin riet gesneden dan is de opbrengst per akker in den regel tot 15 ton gedaald, de planter vindt dan dat de bodem uitgeput is, het veld wordt onder water gezet en blijft een viertal jaren braak liggen, waarna het weder met goed gevolg gedurende 4 jaar met riet beplant kan worden. Het riet heeft 12 tot 14 maanden noodig om tot rijpheid te komen, men snijdt het daarna vlak bij den grond af en vervoert den oogst per pont of spoor ter verdere afwerking naar de fabriek. Naar gelang van den aard van het veld en de weersomstandigheden laat men òf de oude rietstoel weder opgroeien òf men laat deze afsterven en beplant het veld opnieuw met versche rietstekken. Rietziekte komt in Suriname nagenoeg niet voor, hoorders (torren) en ratten brengen tot nog toe de grootste schade aan het riet. Had Suriname slechts het voorrecht een even groote en goedkoope arbeidersmacht te hebben als waarover men thans op Java beschikt, Feenstra's vergelijking hierboven aangehaald, zou ongetwijfeld weer van toepassing worden, ja het zou zelfs SurinameGouverneur Lely bezoekt de plantage Mariënburg.
niet moeilijk vallen om zoowel wat rietcultuur als suikerfabricatie betreft Java verre, zeer verre vooruit te zijn.
M.C.J. Welle. | |
[pagina 124]
| |
Arbeiderswoningen op de plantage Mariënburg.
|
|