Neerlandia. Jaargang 7
(1903)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEene Surinaamsche plantage.Welke voorstelling maakt men zich buiten Suriname van een plantage? Denkt men aan boerderijen en landhuizen wit geschilderd met groene luiken, langs rij- en andere wegen aangelegd aan de rivieren, aan ouderwetsche buitenplaatsen aan de Leidsche of Delftsche trekvaart? Denkt men aan bepoldering evenals in Nederland? Aan dat eigenaardige karakteristieke, dat ze echt Hollandsch stempelt? Waarschijnlijk niet. Toch is het zoo, lezer. Laat ik u uitnoodigen een kijkje te nemen. Langs de natuurlijke waterwegen, de rivieren, die Suriname rijkelijk doorsnijden, zijn de plantages aangelegd. Thans lusttuinen uit de ondoordringbare oerbosschen te voorschijn geroepen; polders door dijken omringd om ze voor het soms hooge rivierwater te beschermen, regelmatig beplant met vruchtboomen, één groot kanalenstelsel, waterloozing door sluizen, kortom een spiegelbeeld van 't moederland: worsteling tegen het water, waarbij de Hollanders hun aloude geestkracht niet hebben verloochend en dus in hun element zijn. Dat zou men in 't tropische Suriname niet verwachten. 't Bewoonde gedeelte der kolonie is vlak, laag en de meeste plantages liggen onder de hoogwaterlijn. De grenzen er tusschen zijn kanalen, ‘trenzen’ genoemd. (Eng. trenches) en elke bezitting op zich zelve is voor den afvoer van het hemelwater door talrijke slooten, ‘trekkers’ geheeten, doorsneden, die den grond in vierkante ‘stukken’ verdeelen, meestal door een plank, een bruggetje of balk verbonden. In de trekkers | |
[pagina 122]
| |
loopen de ‘kleine trekkers’ (greppels) uit. Rondom de plantage loopt de loostrens. Hoog zijn de dijken niet. De loostrens loopt uit in de rivier, afgesloten door sluizen, waardoor men den toevoer van 't water in de plantage naar willekeur kan regelen, zoowel tegen instrooming van het zoute rivierwater bij vloed kan beschermen, als in de gronden de massa regenwater loozen, die bij den zwaren regenval soms bizonder groot is. Op regelmatige afstanden zijn de cacao- en koffieboomen geplant, waartusschen zeer hooge breed gekroonde boomen staan, de z.g. ‘koffiemama's’, die door de schaduw van hun vrij zwaren bladerenkroon de lager groeiende cacao- of koffieboomen tegen de loodrecht neervallende gloeiende zonnestralen beschermen. Ze vormen zoodoende een heerlijk koel dak boven uw hoofd. In de kweekbedden plant men de plantsoenen (spruiten) en boonen, die groot geworden onder de schaduw van de ‘bananen’ worden geplant om tegen de felle zon beveiligd te zijn. Denkt u geen gemakkelijke, mooie paden in een plantage. Integendeel. In den regentijd zakt ge diep in de modder, tenzij ge met een ‘korjaal’, een uit boomstam vervaardigd klein bootje, dat rank en licht op het water drijft, en door losse roeispanen wordt voortgepareldGa naar voetnoot*). varende de plantage ingaat. Een cacaoplantage, waar de boomen rijkelijk met vruchten beladen zijn, geeft een fraaien indruk. Ongeveer twee vuisten groote vruchten of cacaonoten, geel of rood gekleurd (de laatste heeten caracas cacao) komen tusschen het groene lommer pachtig uit. Wanneer de vrucht rijp is, wordt ze geplukt of liever afgestooten, op de plaats zelve nog opengeslagen, de inhoud, een witte donzige zuur ruikende massa, waarin de cacaopitten in rijen naast naast elkaar liggen er uit geschud en in ‘baskieten’ (manden) per vaartuig naar voren gebracht. De witte pitten worden in een broeihuis te broeien gelegd, dan gedroogd tot zij eene bepaalde bruine kleur hebben verkregen en hebben verder geen bewerking meer noodig, dan ingepakt te worden in balen van meest 100 KG. en te worden verkocht. Koffie geeft een plantage meer werk en brengt tegenwoordig veel minder op dan de cacao. Gevolgelijk hebben velen de bestaande koffiegronden langzamerhand omgezet in cacaogronden. De meeste plantages hebben beide. Door de lage prijzen is de koffiecultuur haast te niet gegaan. De koffie groeit in bessen. Een koffieboom in bloei is een prachtig gezicht, daar ze met fraaie witte bloesems is overdekt, die een sterke geur verspreiden. De bloesem wordt tot een roode bes, waarin twee koffieboonen zijn gesloten. Dan wordt ze geplukt en volgt de bewerking. Van 't vruchtvleesch ontdaan, worden de koffieboonen gewasschen, gedroogd, van de hoornschil ontdaan en in de zon te drogen gelegd. Voor 't drogen, pulpen en sorteeren hebben tal van plantages hun machineriën. De geelachtige koffieboonen worden eveneens in balen van 100 KG. gepakt en naar de groote wereldmarkten gezonden. Nog een enkel woord over de bananen. De plant is ongeveer 12 voet hoog, en 9-12 duim dik. De vruchtentros, die zich uit een donkerblauwe knop ontplooit, buigt zich naar beneden en is soms wel 50 à 60 pond zwaar. De bladeren zijn lang en breed en tegen regen een goed beschuttingsmiddel. De bananen leveren een voornaam voedingsartikel in de kolonie, toebereid op allerlei wijzen. Men heeft voorts de bacoves en de talrijke tusschen-schakeeringen van banaan en bacove. We willen nog even de plantage-gebouwen van nabij bezien. De direkteurswoningen zooals boven reeds gezegd, geven aanstonds den indruk van ouderwetsche buitenplaatsen in Holland. Flinke, ruime gebouwen met breede galerij voorzien, veelal niet op den grond gebouwd, maar een paar meters hooger en van onderen open. Een laan van palm-, amandel-, tamarinde- of andere boomen, een flinke open plaats in het front, een goed wandelpad en hier en daar bloembedden. Het hospitaal, de opzichterswoning, broeihuis, loods, winkel, stallen zijn in de onmiddellijke nabijheid, evenals de blokken woningen der immigranten. Meestal worden ook koeien, paarden, ezels enz. gehouden en kippen gekweekt. De vaartuigen, korjalen, tentbooten, ponten, sloepen enz. liggen nabij den steiger, de landingsplaats. Eigenaardig zijn de namen die sommige plantages dragen. Enkele getuigen van genoegen en ernst als: Rust en Lust, Brouwerslust, Jagtlust, Vredenburg, Mon divertissement, Mon plaisir, Mon tresor, Waakzaamheid, Sorgvliet, Nut en Schadelijk, Vriendsbeleid enz., andere van aardsche beslommeringen zooals Pieterzorg, Wederzorg, Meerzorg, Vaderzorg, Zorg en Hoop, of van een onaangenaam humeur als Nijd ten Spijt. Vele hebben ook Engelsche en Fransche namen, die dagteekenen uit de overheersching door Engeland en Frankrijk. Men werkt op een plantage met: Javanen, Britsch Indiërs, Chineezen en negers. De immigratie der eersten wordt tegenwoordig sterk bevorderd en geen wonder. De Javaan met zijn gebreken als speelzucht en verkwisting is toch boven de twistzieke, ruwe, bloeddorstige en oproerige koelie te verkiezen. Daarbij is hij Nederlandsch en blijft de Britsch Indiër, Engelsch onderdaan. Chineezen worden niet meer ingevoerd. 't Leven op een plantage is niet ongezond te noemen, ondanks de tropische hitte en de afmatting door het bijna den ganschen dag in de open lucht werkzaam zijn, waar elk der opzichters (vroeger blank officier, een verbastering van blanke overseer = blanke opzichter genoemd) een eigen ploeg arbeiders onder zich heeft, die de verschillende soms vele werkzaamheden als delven, wieden, snoeien, cacao- en koffieplukken enz. onder toezicht van een ‘bastiaan’ of ‘mandoer’ uitvoeren. Gewoonlijk gaat het werkvolk tegen 6 uur de plantage in. 't Is dan juist dag. 't Luiden van een bel geeft den tijd aan. Mannen zoowel als vrouwen met hun blikje met kost voor den dag, hun baskieten (manden), houwers (breede, lange messen,) spaden enz., trekken in lange reeks achter elkaar weg om tegen den middag 4 uur gewoonlijk terug te komen. Het wegen en meten der geplukte koffie en cacao, geven een heele bedrijvigheid met 't werken der machines en de drukte in de loods, waar de verpakking enz. plaats vindt ter verzending. 's Avonds kan men genieten van de gamelan-muziek der Javanen of het eentonig gezang der koelies te midden van die weldadige kalmte die men buiten aantreft. Een heerlijke avond meestal, sterk afgekoeld in vergelijking met de middaghitte, die fraaie tropische sterrenhemel of verrukkelijke zilverwitte maneschijn, 't gesjirp der krekels en brommen der padden op een afstand, rondom donkere massa's palmen, accacia's en ander geboomte, dichter aaneengesloten schijnend dan bij zonlicht, zie daar den indruk van licht en leven, indrukwekkend weemoedig vaak stemmend en echt tropisch bovenal.
Fred. Oudschans Dentz. Paramaribo, Juni '03. |
|