Suriname, eene Amerikaansche kolonie?
Tot voor korten tijd was Suriname bij het publiek in Nederland vrijwel geheel onbekend. Men wist uit zijne jeugd dat er een West-Indië bestond en dat er op de Noordkust van Z. Amerika eene Nederlandsche kolonie gelegen was, genaamd Suriname, een land, waar, naar men zeide, de gele koorts inheemsch was en waarheen niemand ging, die in Nederland zelf nog een voldoend bestaan kon vinden. Die onwetendheid ging zoover dat het herhaaldelijk voorkwam bij het vertrek van iemand naar Suriname, dat men hem verzocht om groeten over te brengen aan vrienden op Curaçao, of, wat nog sterker was, als de wandeling 's middags langs Curaçao ging, daar aanwezige vrienden te groeten. Schrijver dezes zelf had de ondervinding, toen hij in 1895 plannen maakte om naar Suriname te gaan, dat een 2e Kamerlid hem dit ten sterkste afried, daar hij in Den Haag toch wel vooruit zou kunnen komen. Van verschillende kanten hoorde men zelfs: waarom niet Suriname aan Noord- Amerika verkocht? En dan sloeg de schrik om het hart van velen, die het goed met Nederland en Suriname meenen. Thans wordt het gelukkig anders. Nederland begint zich te bekommeren om Suriname. Aan den gezichtseinder klaart het op en met vreugde zien wij dat een nieuw tijdperk is aangebroken.
En toch alle reden van bezorgdheid voor de toekomst van Suriname als Nederlandsche kolonie is nog niet geheel geweken, zoolang niet het Nederlandsche volk in al zijne geledingen belang gaat stellen in de kolonie over zee en Hollandsche handel en industrie meer dan tot nog toe in Suriname een arbeidsveld zoeken. Vriend Jonathan heeft reeds lang zijne aandacht op onze rijke kolonie gevestigd. Wat wij onlangs zoo karakteristiek op eene plaat in de Groene Amsterdammer zagen afgebeeld, waarop Gouverneur Lely voorkwam de Surinaamsche maagd aan de Tweede Kamer voorstellende, terwijl op den achtergrond Jonathan met aandacht naar dit schouwspel keek, is niet uit de lucht gegrepen. Herhaaldelijk bestond er gelegenheid om op te merken tot hoever die oplettendheid zich uitstrekt. Het was eens op eene ten Gouvernementshuize gegeven partij ter eere van een plotseling ter reede van Paramaribo verschenen Amerikaansch oorlogschip, dat de commandant van bedoeld schip, sprekende over de kolonie, tot den Gouverneur durfde zeggen: ‘We know very well, Excellency, what you need here. You need skilled labourers and we shall be glad to send them to you, not only to stay some time and then leave again the colony, no, but to remain here’. Dit was veelzeggend. Verscheidene Amerikanen kwamen de laatste jaren in de kolonie met uitgebreide volmachten van zeer vermogende Amerikaansche kapitalisten en met den wensch en de bekwaamheid om veel tot stand te brengen. Tot nog toe zag men daarvan, door verschillende omstandigheden, weinig tot stand komen. Maar toch, eenige goudconcessies op verschillende punten van de kolonie, werden in ontginning genomen en andere zeer belangrijke aanvragen zijn nog in overweging. Voegt men daarbij dat het grootste gedeelte van den cacaouitvoer plaats heeft voor rekening van Amerikanen naar N. Amerika en de kooplieden een zeer groot gedeelte van hunne waren vandaar betrekken; dat ook vele inwoners hun leven verzekeren bij N. Amerikaansche
maatschappijen en de stoomvaartverbinding met New York hoe langer hoe beter, vlugger en goedkooper wordt; dat zelfs in groote N. Amerikaansche bladen ingezonden stukken over Suriname voorkomen, dan kan het geen verwondering baren, dat onze kolonie door een en ander vrij goed bekend geworden is bij de toonaangevers in N. Amerika.
Suriname is een rijk land, dat verklaarden herhaaldelijk Amerikanen. Het is slechts de kunst om uit de kolonie te halen wat er in is en daarmede houden zich verscheidene Amerikaansche maatschappijen bezig.
Het bovenstaande wordt niet onder de aandacht van de lezers van ons maandblad gebracht om vrees aan te jagen voor het groote ondernemende volk in N. Amerika, maar om gedachtig aan het ‘woorden wekken, voorbeelden trekken’ te wijzen op het voorbeeld van N. Amerika en het Nederlandsche volk aan te sporen al het mogelijke te doen om op het gebied van handel en industrie in Suriname vooraan te gaan en daardoor te voorkomen dat een vreemdeling de vruchten plukt, die aan Nederland konden blijven, en eene vreemde natie langzamerhand hare handels- en industriebelangen in onze kolonie ziet toenemen ten koste van onze menschen in het moederland.
Mr. C.F. Schoch.