Suriname eene Nederlandsche Kolonie.
Voordat ik nu tien maanden geleden naar Zuid-Amerika koers zette werd mij verzekerd, dat Suriname het meest Hollandsch was van alle Nederlandsche overzeesche bezittingen en koloniën.
Dit valt echter in den aanvang niet mede. Het eerste wat men na het aan wal stappen ziet is een groot uithangbord met ‘saloon’ er op. Verder de stad ingaande ziet men overal ‘stores’, in de laatste maanden nog vermeerderd met een Tramstore en een Lawastore, drankwinkeltjes met kennisgevingen als ‘Iced drinks to be had’, een ‘Spanish barber’, een ‘Sociable Hall’ enz.
Rondom zich hoort men allerlei vreemde talen spreken Neger-engelsch, Engelsch, Hindostansch enz. en bitter weinig Hollandsch.
De vlag, die men in het voorbijvaren op het Gouvernementsplein ziet wapperen herinnert er aan dat men zich op het gebied van een Nederlandsche kolonie bevindt, doch de eerste indruk is niet bijster vaderlandsch, niet veel meer Nederlandsch dan mijn
geachte voorvader moet gekregen hebben toen hij in Maart 1694, betrekkelijk kort nadat de kolonie Nederlandsch was geworden, den Surinaamschen bodem betrad.
Is men wat langer hier dan bemerkt men dat de meeste, doch lang niet alle inlanders, of kinderen van het land, zooals men hier gaarne zegt, Hollandsch verstaan en ook wel spreken, maar onder elkaar zullen zij het niet spreken dan voor de aardigheid of de deftigheid.
Anders is dit in de Engelsche koloniën. De negers die hier komen uit Demerary, Berbice, Barbados of Trinidad spreken allen Engelsch, dank zij de methode der Engelschen om overal ook in hunne koloniën steeds Engelsch te spreken, geene volkstalen aan te leeren en daardoor de inheemsche bevolking te dwingen om, wil zij zich verstaanbaar maken, de vreemde taal te gebruiken. Dit geeft een kracht aan het bezit der koloniën die wij missen.
Door onderwijs, ook aan Boschnegers diep in het binnenland, is in de laatste tientallen van jaren wel veel verbeterd, zoodat een veel grooter deel der bevolking Hollandsch verstaat dan vroeger, doch nog zeer veel is er op dit gebied te doen en het streven moet zijn de bevolking, al is het heel langzaam, er toe te krijgen het Nederlandsch als haar eigen taal te beschouwen, die zij dagelijksch spreekt.
Nu is dit zeker aan bezwaren onderhevig omdat het Nederlandsch, naar het mij voorkomt, minder gemakkelijk door haar wordt aangeleerd dan b.v. het Engelsch. Hoort men een inlandsche dienstbode spreken dan bemerkt men veelal dat het vertaald Negerengelsch is; een verhaal in het Hollandsch te doen kost veel moeite, de klank is geheel anders; ook de taal voor de beschaafde Surinamers heeft een eigenaardigen tongval waarin de Engelsche w en 1 onmiskenbaar zijn, en met den klemtoon heeft men het dikwijls te kwaad.
Gauw is men hier zenuwachtig en de taal die men hier in enkele organen te lezen krijgt is soms beter bedoeld dan goed Nederlandsch. Germanismen zijn evenmin aan de schrijftaal vreemd, waarschijnlijk een gevolg van het vrij groot aantal Hernhutterleeraars dat in de kolonie werkzaam is.
Dat het Engelsche tusschenbestuur hier dan ook zonder noemenswaardige schokken is gekomen en heengegaan verwondert mij niet heel erg; het Hollandsche element was der bevolking even vreemd als het Engelsche, en dat zij ook thans van Nederlandsche toestanden niet zeer goed op de hoogte is kan worden afgeleid uit het feit, dat toen nu onlangs een bekend republikeinsch kamerlid zich op het quarantaine-etablissement op post Leyden bevond, de brave werklieden, die daar bezig waren, hem begroetten als den afgezant van onze geliefde Koningin Wilhelmina.
Daar aan den Gouvernements-secretaris, als opvolger van den Raad-commissaris voor de Inlandsche Bevolking, het algemeen toezicht op de Boschnegers en Indianen is opgedragen, heb ik er al heel wat ontmoet, maar nog geen enkel die Nederlandsch sprak of zelfs verstond, wel eene Indiaansche vrouw uit het Nederlandsche district Nickerie, die Engelsch begreep en sprak.