Neerlandia. Jaargang 7
(1903)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-en-WestHet onderwijs voor de Chineezen te Batavia.Het onderwijs voor de Chineezen te Batavia is van drieërlei aard: 1. echt Chineesch onderwijs, 2. het onderwijs in het Maleisch, 3. id. in een Europeesche taal. Het Chineesche onderwijs. Daarover is in het Bataviasch Nieuwsblad van Donderdag 7 Mei een artikel verschenen. Vroeger bestonden te Batavia meer zuiver Chineesche scholen, maar langzamerhand zijn ze verdwenen en die, welke thans door bovengenoemd dagblad beschreven is, bestaat ook alleen door den steun van een machtige Chineesche vereeniging en niet uit zich zelve. In hetzelfde artikel wordt er op gewezen, dat deze school geen medewerking geniet van vele invloedrijke en rijke Chineezen. Ondergeteekende is daarover bij Chineezen gaan informeeren en nu bleek hem, dat daarvoor afdoende redenen bestaan, die doen vermoeden, dat de Chineesche school ondanks de goede bedoelingen der stichters slechts een broeikasleven zal leiden. Het aanleeren der Chineesche taal is ontzettend moeilijk, men raakt nooit uitgestudeerd en heeft een leerling het tot een tamelijke hoogte gebracht, dan is het tastbare voordeel, dat hij boekhouder of iets dergelijks kan worden bij een Chineesche firma op een traktement van f30. - à f35. - per maand. De behaalde voordeelen beantwoorden niet aan de bestede moeite en de Chinees is een veel te praktisch mensch, om dat niet in te zien. Op een zuiver Chineesche school wordt nagenoeg alleen litteratuur der taal onderwezen; men heeft daar geen kinderleesboekjes zooals wij, opklimmende in moeilijkheid naar vorm en inhoud; de leer van Confucius levert de leesstof op, al is het kind nog zoo jong: zinnetjes over den eerbied, dien de kinderen verschuldigd zijn aan de ouders en de oudere familieleden zijn schering en inslag. In zooverre is zoo'n school godsdienstig en nationaal. Iets dergelijks heb ik opgemerkt bij de Joodsche scholen in Overijsel. De leerlingen beginnen met het eerste woord van het Oude Testament, al zijn ze vijf jaar oud, en leeren lezen zonder den inhoud te verstaan. Het begrip komt later, als het kind het machinale lezen onder de knie heeft. Onze Chineesche school volgt naar het artikel in het Bat. Nieuwsblad te oordeelen die methode niet, maar leert het Chineesch ook door vergelijking met het Maleisch. Door de invoering als leervak eener Westersche taal heeft men den onderwijzer het middel aan de hand gedaan om tot meerdere praktische kennis te komen, hetgeen door tal van Chineezen voor hun kinderen verlangd wordt. Voor het Chineesch alleen maakt zich geen hier geboren Chinees meer warm; hij staat te ver af van den eigenaardigen Chineeschen gedachtengang in het land zijner vaderen om er zich voor te interesseeren en praktisch voordeel levert die kennis hem niet op. Het onderwijs in het Maleisch. De beste gelegenheid om die taal te leeren, leveren de inlandsche gouvernementsscholen. Daar worden de Chineezen echter evenals op de Europeesche scholen slechts geduld; zij hebben geen recht tot toegang. Wanneer overbevolking op de school dreigt door te grooten toevloed van inlandsche leerlingen, worden Chineezen verder niet toegelaten Deze gelegenheden schijnen buitendien ook weinig in hun smaak te vallen; het aantal der vreemde oosterlingen op deze scholen wordt geringer en bedroeg in 1897 over de geheele stad Batavia met haar duizenden Chineesche kinderen slechts 39. Voor vele hier geborenen is het onderwijs aan Chineesche kinderen een bron van bestaan, die wel niet ruim vloeit, maar hen toch voor gebrek bewaart. Deze onderwijsgelegenheden zijn hier ter stede talrijk. Om de menschen niet in hun eerlijke broodwinning te benadeelen, wil ik er niet te veel van zeggen; maar de resultaten van het onderwijs dezer meestal zelf onontwikkelden zijn treurig. Er wordt Maleisch en Hollandsch onderwezen; het Maleisch is het voertuig; 't Hollandsch staat op het uithangbord. Het onderwijs voor de Chineezen eischt dringend regeling en toezicht. De drang naar de kennis onzer taal is thans algemeen in Indië onder de vreemde oosterlingen even goed als onder de inlanders. Men neemt dien drang waar van Sumatra, gelijk de couranten ons berichten en ik dagelijks op de school voor inlandsche artsen waarneem, tot aan den anderen hoek van onze Oost, Ternate, toe. Alom vragen de ontwikkelde oosterlingen naar onderwijs in onze taal; er zijn blaadjes en tijdschriften, die aan die behoefte trachten te voldoen. Ze helpen elkaar wederkeerig gelijk te Bandoeng en Garoet. Ze betalen daarvoor aanzienlijke sommen gelds, want de schoolgelden zijn voor hen veel hooger dan voor de Europeanen. Ik heb een mantri gekend, die het derde deel van zijn traktement aan schoolgeld voor zijn beide zoons besteedde. Te Batavia zijn gouvernementsscholen, die een Chineesje nooit minder dan f10. - per maand laten betalen en als hij in de middelste klas komt bedraagt dat schoolgeld zelfs f15. - Als men eens aandachtig langs de Chineesche woningen loopt, staat men verstomd over de vrij aanzienlijke uitbreiding onzer taal. De kinderen van mijn schoenmaker en bakker spreken Hollandsch. Laatst langs den achterkant van Senen loopende, zag ik een Chinees de Java Bode lezen; uit het gesprek, dat ik met hem aan- | |
[pagina 101]
| |
knoopte, bleek mij, dat hij onze taal wel degelijk kendeGa naar voetnoot1). Zelfs zijn er Chineezen, die vijftig, vijf en zeventig, ja honderd gulden per maand aan kostgeld alleen betalen om toch een Hollandsche opvoeding te kunnen genieten. Daar komt dan nog bij: het hooge schoolgeld, vervoerkosten, en nette kleeding; voorwaar dure kindertjes. Wij Hollanders moeten ons over dit verlangen naar de kennis onzer taal in de hoogste mate verheugen en wij onderwijzers in het bijzonder. Dit verblijdend verschijnsel is de vrucht van onzen ruim dertig-jarigen arbeid, want van uit onze school en alleen door haar is die zucht ontstaan. Een opmerkzaam Hollander zal de meerdere kennis onzer taal bij den Indiër vergeleken bij vroeger wel kunnen opmerken. Terwijl de ouderen, menschen van vijftig jaar en daarboven, zich menigvuldig van het Maleisch als spreektaal bedienen, zouden de jongeren zich daarover schamen. De voornamere Inlander en Chinees zijn thans wellicht in de periode, waarin de Indiër nu veertig jaar geleden verkeerde. Evenals toen door een flinke hervorming het Europeesch onderwijs in de kolonie een hoogte heeft kunnen bereiken, waardoor het 't onderwijs in Holland naar de kroon kan steken, zoo moet ook thans iets gevonden om de inlanders en vreemde oosterlingen te helpen. Geschiedt dat niet, dan zou men hen halverwege laten staan en zoeken ze zich zelf een uitweg, die allerminst gewenscht kan zijn; gelijk de Engelsche school te Medan, een dito hier te Batavia, de Chineesch-Engelsche school in de benedenstad en eenigermate het Duitsch bij de zendelingen in de Bataklanden aantoonen. Velen dragen deze beweging geen hart toe; het beste bewijs daarvan is wel, dat de ambtenaren van hooger hand hebben moeten vernemen, dat de regeering tegen het gebruik der Hollandsche taal als voertuig bij hun gesprekken met inlanders geen bezwaar heeft, ja het tegenwoordig zelfs in de hand werkt. Het tegenwerken van het gebruik der Ned. taal door inlandsche ambtenaren noemde de vice-president van den Raad van Indië zelfs kort geleden een wanbegrip. Die velen zijn bang voor een geleerd proletariaat; zij vreezen, dat een inlander aan zijn kennis der Ned. taal het recht ontleent op een baantje bij het gouvernement en zich voor den arbeid te voornaam acht. Of dit voor de inlanders waar is, is mij onbekend, maar stellig niet voor de Chineezen, want zij vervullen geen staatsbetrekkingen; mijn schoenmaker en bakker verrichten wel degelijk arbeid. De Chinees leert het Hollandsch gaarne om tweeërlei reden: 1e geeft het praktisch nut, 2e uit zucht tot hoogere beschaving. Chineezen zijn de mannen van den handel in de tweede en derde hand, of zij oefenen handwerken uit, ten minste te Batavia. In beide gevallen verkeeren zij voortdurend met Hollanders, die meerendeels de Maleische taal onvoldoende kennen, zoodat herhaaldelijk een misverstand ontstaat. De bestellingen worden onduidelijk gegeven en dus ook uitgevoerd: voor tal van technische termen vindt men geen gelijkwaardige uitdrukkingen in de oostersche lingua franca, in 't kort het Maleisch is de bron van onuitputtelijke verdrietelijkheden. Een Hollandsch sprekend mandoer ontvangt hooger bezoldiging en gemakkelijker plaatsing dan een inlander, die alleen zijn taal kent. Als verkooper van de doorloopende tentoonstelling van inlandsche nijverheidsartikelen zocht men naar een Hollansch sprekend inlander. De eigenlijke Chineesche handelslui koopen veelvuldig bij Hollandsche firma's, terwijl de vreemde firma's toch ook Hollandsch sprekende verkoopers hebben. De nog rijkere Chineezen komen dikwijls met het gouvernement in aanraking als pachter van verschillende middelen en als leverancier. Inschrijvingen en aanbestedingen geschieden in de Ned. taal; de voorwaarden zijn in het Hollandsch gesteld. Indien de Chinees mee wil doen dan dient hij het Hollandsch goed te kennen of hij moet zich van een tusschenpersoon bedienen die hem verveelt omdat hij zijn zaken, evenals elk handelsman, gaarne geheim houdt en die hem bovendien een aardig sommetje kost, terwijl de diensten daaraan niet evenredig zijn. Toch meen ik, dat het praktisch belang van de kennis onzer taal niet de eenige of zelfs de voornaamste oorzaak is van het streven om het Hollandsch machtig te worden. Die oorzaak ligt hooger en wordt gewekt door edeler drijfveeren, want de voorname Chineezen hier ter plaatse verlangen voor hun meisjes dezelfde ontwikkeling als voor de jongens. Voor dat onderwijs getroosten ze zich wederom veel moeite en groote uitgaven. De Fröbelschool tegenover den schouwburg duldt geen Chineesch kindje op haar banken, ofschoon Chineezen voor de instandhouding maandelijks bijdragen; grooter onbillijkheid zal zelden voorkomen. Een enkele Chinees heeft zijn dochter op een kloosterschool, een ander op de bijbelschool te Salemba geplaatst weten te krijgen, maar met terzijdestelling van de nationale kleederdracht. De Europeesche bekrompenheid komt overal aan het licht. Om hun dochters toch Hollandsch onderwijs te doen genieten, hebben een paar Chineezen op Pasar-Baroe zich vereenigd en voor hun acht dochtertjes een onderwijzeres in dienst genomen. Is dit uit zucht om ze later geld te laten verdienen? Het zal den Chineezen wel gaan, als het allen volkeren gegaan is. Zoodra de rijkdom algemeen wordt, beginnen kunsten en wetenschappen te bloeien, want de beoefening hiervan kost te veel geld, dan dat een arm volk er zich mee kan inlaten. Nu de Chineezen hier tot welstand geraken en alom rust en rechtszekerheid heerschen begeeren ze zich te ontwikkelen. Zij zelven voelen zich daartoe te oud, maar als voorbeeldige ouders wenschen zij hun kinderen die beschaving te schenken, welke zij moeten ontberen. Doen wij Hollanders, voor het meerendeel uit den middelstand ontsproten, dat ook niet? Is het niet onze trots, onzen zoon als bezitter van een akademischen graad voor te stellen, waarbij in 't geheel niet aan winstbejag gedacht behoeft te worden? Wij ouders zijn gelukkig, omdat ons kind zoo knap is. Dat is een zuiver menschelijk gevoel, 't welk bovendien prijzenswaardig is. Dat gevoel heeft ook de Chinees, die een mensch is als wij, en zouden wij nu, hetgeen ons zoo dierbaar is - de oudertrots - hem niet gunnen? Welneen, de gelegenheid om te leeren moet zoo ruim mogelijk aanwezig zijn, de deuren van Hollandsche scholen behooren wagenwijd voor hem open te staan..... uit menschenliefde en uit eigenbelang. Misschien zal dit laatste voor den praktischen Hollander duidelijker spreken. Een volk staat en valt met zijn taal en met zijn godsdienst: de bewijzen daarvan zijn overvloedig. Een eigenaardig geval wensch ik toch aan te halen. Voor de groote Fransche revolutie heerschte in Europa het humanisme, een verbroedering tusschen personen van verschillende nationaliteit, en de Duitsche Elzas ging gemakkelijk over in Fransche handen. De Duitschers hieven geen luid geschreeuw aan over den smaad hun stam aangedaan; de Elzassers evenmin. Langzaam voltooide de Fransche taal haar verovering; Göthe studeerde nog in het Fransche Straatsburg aan een Duitsche universiteit. De Elzas is Fransch geworden en is nog Fransch gezind, ofschoon de Duitsche schoolmeester er reeds dertig jaar zetelt, want het Fransch is de taal van den burger. In 1901 deserteerden bijna 500 Elzassers uit de Duitsche legerafdeeling, waarvan het hoofdkwartier te Metz is, naar hun taalgenooten, die niet hun stamgenooten zijn. De taal en ook de godsdienst gaan dus boven de afstamming. Door deze twee machtige drijfveeren der menschelijke ziel zijn de Afrikaansche Boeren hulp komen zoeken, hun leed komen uitstorten in Nederland, ofschoon een groot deel van Fransche en Neder-Duitsche afkomst is. Eén taal verbindt hen in hun verzet tegen de Engclschen van af Kaapstad tot de Limpopo, een afstand grooter dan die van Hamburg tot Bordeaux. De Engelschen voelen dat even goed als de Boeren en zenden daarom Engelsche onderwijzeressen naar de Transvaal en gedoogen het Hollandsch op de school slechts | |
[pagina 102]
| |
als voertuig van de godsdienstige begrippen der onderworpenen. Laten de Boeren hun taal varen, dan zijn ze Engelschen. De taal is in de eerste plaats de middenstof, waarin we denken, maar ze is ook de bewaarplaats van de gevoelens en gedachten van een volk; wordt immers niet dikwijls het volkskarakter uit de taal afgeleid? Elk mensch kent gewoonlijk slechts één taal zoodanig, dat hij daarin zijn innigste gedachten kan uitdrukken of uitgedrukt terugvinden. In oogenblikken van groote beroering heeft hij behoefte aan de gemeenschap van anderen, die spreken en denken als hij; d.w.z. aan zijn taalgenooten. Nu biedt zich vrijwillig het ontwikkelde deel van overwonnen volkeren, de besten onder de vreemd-oosterlingen - want ook zelfs Arabieren zijn begeerig onze taal te leeren - aan, om met ons onze taal te spreken. Hierin ligt een bewijs voor de deugdelijkheid van ons bewind; van zijn onderdrukker neemt iemand niet vrijwillig de taal over. Dit feit logenstraft beter dan de flink opgestelde artikelen van den heer Snabilié te Parijs de lastertaal van leugenachtige Engelschen over ons rot bestuur. Andere volkeren geven groote sommen uit voor de propaganda hunner scholen, dat is hunner taal. De som daarvoor op de Duitsche begrooting uitgetrokken, wordt jaarlijks grooter; de Franschen bezitten hun Alliance française en hun geestelijke orden, zij helpen overal de scholen in het buitenland, om daardoor hun invloed uit te breiden. Wij Nederlanders zijn zoo machtig niet, of we kunnen best een steuntje erbij hebben. Wanneer wij inlanders en Chineezen van hun vierde of vijfde jaar tot hun 15e, 16e jaar en voor de studeerenden nog langer in onze scholen onderwijzen, dan zullen zij, mannen geworden, Nederlanders in voelen en denken zijn. Het zijn Hollanders met hoofddoek en sarong of kaal geschoren hoofd met staart; maar toch Hollanders in het hart. De duizenden aan dit onderwijs besteed leveren beter pantser op voor onze kolonie dan de moderne oorlogsschepen en forten, die thans gebouwd zijn of worden en evenveel millioenen kosten. Velen zijn bang, dat Chinees en inlander gelijkstelling met den Europeaan verlangen en de gelijkstellingen in de Molukken wijzen wel daarop. Behoeven wij daarvoor bang te zijn? Met wien verkeert men liever? Met het Europeesche kind uit de kazerne of een netten inlander of Chinees? Wie staat hooger: de onwetende, eigenwijze boer uit de achterlijke streken van Nederland of de beschaafde oosterling? Zou men zich dan voor hun omgang schamen? Maar toch niet de advocaat, de notaris, de deftige koopman in de benedenstad, als er een centje te verdienen valt. De trotsche Romeinen kenden het burgerrecht toe aan de besten onder de overwonnen volkeren. Nu we gezien hebben dat het verlangen naar de kennis onzer taal bestaat en tevens, dat aan die begeerte in het belang van onzen Staat moet worden voldaan, willen we trachten, de middelen aan te wijzen, waardoor dat kan geschieden. De kinderen moeten natuurlijk scholen met Hollandsche onderwijskrachten bezoeken. Allerwege hoort men door de Europeesche onderwijzers verzet aanteekenen tegen het denkbeeld inlanders en Chineezen vrij tot de bestaande Europeesche scholen toe te laten. De geringe kennis dezer leerlingen van onze taal houdt de ontwikkeling der kinderen tegen; onze eigen kinderen maken te langzaam vorderingen, indien het inlandsch element te sterk in de school vertegenwoordigd wordt. Wil de school een goeden naam genieten, zullen de rapporten der inspecteurs de kennis van het Hollandsch op de school roemen, dan moet het hoofd het aantal inlanders zooveel mogelijk beperken. De hoofden van scholen zijn thans eigenaardig in het gedrang. Voorname inlanders en Chineezen verlangen met klem toelating hunner kinderen op de school, een hooggeplaatst ambtenaar, een resident of secretaris ja zelfs eens een generaal wordt in den arm genomen om druk op den onderwijzer uit te oefenen. In den regel worden de kinderen van regent en pati, van den majoor en kapitein der Chineezen toegelaten. Verstandige hoofden, vooral van eerste scholen, sluiten de deur voor verdere liefhebbers. Dat brengt hun eigen belang mee. Het middel daartoe geeft hun het reglement op het Europeesch lager Onderwijs aan de hand. Daarin is een artikel, dat luidt: Kinderen van inlanders en met dezen gelijkgestelden worden slechts toegelaten, wanneer zij de Nederlandsche taal voldoende verstaan en spreken, om de lessen der laagste klasse te kunnen volgen. En verder: zij mogen den leeftijd van ongeveer zeven jaren niet overschreden hebben. Geen verdere toelating vindt plaats, wanneer zij dreigt tengevolge te hebben, dat kinderen van Europeanen, wegens overbevolking van de school of de klasse afgewezen moeten worden. Wie heeft uit te maken, of een kind de Ned. taal voldoende verstaat? Wie bepaalt, of een klas vol zal loopen? Het is het hoofd der school. Dit onbepaald artikeltje is zijn wapen, waarmee bij elken druk afweert. Met het reglement in de hand is hij sterk tegenover wien ook. Natuurlijk kan zijn positie onaangenaam worden, wanneer een hooge oome zijn zin niet krijgt. Dit artikel is verder onbillijk tegenover de inlanders en met hen gelijkgestelden evenals een andere bepaling, die zegt, dat kinderen gratis het onderwijs aan een H.B. school mogen volgen, indien hun ouders het schoolgeld niet kunnen betalen. Wil men de H.B. school open zetten voor arme kinderen met goeden aanleg, dan moeten ze eerst toegelaten worden tot de eerste scholen, waar Fransch onderwezen wordt. Hoe willen ze anders het toelatingsexamen afleggen? Zoo ook hier. Hoe kunnen inlandsche kinderen op hun zevende jaar onze taal zoodanig kennen, dat ze het onderwijs in de laagste klas kunnen volgen? Zooals de bepaling thans luidt, is ze tergend voor inlanders en Chineezen. Er dient iets voor hen gedaan te worden. Zij zelven zijn bereid flink in den zak te tasten; de Chinees vooral besteedt veel geld voor het onderwijs; zijn eigen onderwijzers zoowel Chineesche als Europeesche - en de laatste zijn talrijk - betaalt hij naar oostersche begrippen ruim. Er moet leiding aan deze zaak gegeven worden en dat behoort de Staat te doen, zoo we gemeentebestuur hadden, zou ik zeggen de gemeente. Het gouvernement heeft ook reeds den goeden weg ingeslagen ten aanzien van de in menig opzicht zoo bevoorrechte Christenen in onzen archipel. Vlak bij Batavia, te Depok, is de zoogenaamde Depoksche school, voor de aldaar wonende Christenen. Niet lang geleden is er te Menado een dergelijke school opgericht, terwijl te Ambon de burgerschool bestaat, die tevens weinig van de beide andere verschilt. Zijn nu die Christenen zulke voorname lieden, zijn zij zulke flinke belastingbetalers, dat zij mogen genieten, wat anderen, de Mohamedanen en Chineezen, ook zoo gaarne zouden hebben? Men prate niet van de cursussen in de Holl. taal in de heete middaguren aan de oudere inlanders gegeven. Zij kunnen met heusche scholen zooals de drie bovengenoemde niet vergeleken worden. De onkosten behoeven niet af te schrikken. Te Depok staat aan het hoofd een Europeesch hulponderwijzer; de man heeft geen hoofdakte, hetgeen ook niet noodig is; zoo hoog behoeft voorloopig het onderwijs niet opgevoerd te worden, maar de uitgaven worden daardoor aanzienlijk geringer. Laat men hem verder door dametjes bijstaan, die het examen voor Fröbelonderwijzeres afgelegd hebben, dan zal de school hier te Batavia wel geen hooge regeeringstoelage noodig hebben. Zijn er bollebozen onder de leerlingen, dan kunnen ze op een bewijs van den onderwijzer naar de bestaande Europeesche lagere school overgaan, indien ze dat verlangen, ten einde later de H.B. school te kunnen bezoeken. In de laagste klasse kan dan goed gespeeld worden, want de kinderen leeren evenals onze kleintjes de beginselen der taal door den omgang en het spel en niet door gezet onderwijs op de schoolbanken. Naar de mij verstrekte inlichtingen te oordeelen, zien de Chineezen hun dochtertjes ongaarne op gemengde scholen. Het zal dus noodig zijn een afzonderlijke meisjesschool op te richten voor inlanders en daarmee gelijkgestelden. Die tegemoetkoming aan hun begrippen van opvoeding mogen wij dien geduldigen belastingbetalers wel geven. Ik zeg geduldig, maar hoe lang zullen ze dat, ten minste in de groote steden | |
[pagina 103]
| |
blijven! Zoodra zij mede stem in het kapittel krijgen door de voorgestelde decentralisatie zullen ze eischen, hetgeen zij thans als een gunst dankbaar aanvaarden.
(Het Onderwijs). L. Hazelhoff.
Naschrift. De Redactie neemt dit artikel, waarin hoofdzakelijk doch niet uitsluitend het onderwijs voor de Chineezen behandeld wordt, over om de belangrijkheid en nieuwheid van het daarin behandelde hoofdpunt. Naar hare meening echter moet het vraagstuk betreffende het onderwijs voor de Chineezen afgescheiden blijven van dat betreffende het onderwijs in het Nederlandsch aan een deel van de Inlandsche bevolking. Dat in geval van onderwijs aan Chineezen in onzen Archipel, in een hun vreemde taal, het Nederlandsch vóór moet gaan boven eenige andere europeesche taal, spreekt van zelf. |
|