en industrieelen betrekkingen zouden aanknoopen met hunne stamverwanten in Zuid-Afrika, indien zij daarvan geen enkel stoffelijk voordeel konden verwachten. Welk volk doet zoo iets? De Engelschen misschien? Ter andere zijde moest de Boekaankondiger zich schamen, zulke dingen te schrijven, terwijl hij moet weten, wat door zooveel Nederlanders voor het aankoopen of versterken der banden met Zuid-Afrika gedaan is volkomen belangloos en met de zuiverste bedoelingen. Wat hebben Lauts, Hatting, Spruyt, Gunning, Fruin en zoovele anderen onder de nog levenden voor voordeelen getrokken van hunne bemoeiingen in dezen? Hebben in de laatste tijden Coster, De Jonge, Steuerwald en tal van andere Nederlanders niet hun leven gelaten voor de vrijheid der Zuid-Afrikaansche republieken?
Onze Boekaankondiger vreest dat wij den Afrikaanders ‘hun nationaal zelfrespect’ zullen ontnemen. ‘Prof. Kalff’ - zoo lezen wij - ‘ontneme ons dit (nationaal zelfrespect) niet, door te spreken van een verzuimd Zuid-Afrika dat het Nederlandsche volk zich heeft laten ontglippen.’
Wij zijn niet zoo bang voor het te loor gaan van dat ‘nationaal zelfrespect’ als deze schrijver. Wij meenen dat dit zelf-respect zich reeds krachtig dikwijls genoeg heeft geopenbaard en dat onze Boekaankondiger te zeer alle harten bij zijn eigen rekent. Ook de uitdrukking ‘verzuimd Zuid-Afrika’ is blijkbaar geheel verkeerd begrepen. Wat bedoelen wij daarmede?
Ons ideaal was en is nog, dat zich op de vooral door Nederlanders in Zuid-Afrika gelegde grondslagen een volk zou hebben gesticht, met eigen karakter, recht, zeden en gewoonten, doch door den band der taal met Nederland vereenigd. Zóó van Nederland gescheiden, maar toch met het Nederlandsche volk vereenigd, had er een samenleven kunnen ontstaan, dat, ja óók in stoffelijk maar vooral in geestelijk opzicht, den heilzaamsten invloed had kunnen oefenen op de ontwikkeling van beide volken. Kansen om in die richting althans iets te bereiken heeft het Nederlandsche volk in den loop der eeuwen ruimschoots gehad. Wie ze wil leeren kennen, leze het boek van den eersten ondergeteekende. Doch al te lang heeft het Nederlandsche volk die kansen verwaarloosd of slechts flauwtjes gebruikt.
Dat is ‘verzuimd Afrika’!
In het laatste kwart der 19de eeuw - ook dit wordt door het boek onder bespreking duidelijk aangetoond - heeft de vroegere onverschilligheid plaats gemaakt voor warme belangstelling en bewondering, die zich hebben geuit en nog steeds zich blijven uiten in daden.
Doch de liefde kan ook hier niet van één kant komen. Opdringen willen de Nederlanders zich niet! Zijn er Afrikaanders, die, zooals deze Boekaankondiger, ‘het als een plicht beschouwen steeds en onder alle omstandigheden preferentie te veroordeelen’ laat hen hun gang gaan! Laten zij Nederlanders en Engelschen tegenover Afrikaanders gelijk stellen, al is de houding dier twee volken tegenover het Afrikaander volk in de laatste jaren niet precies gelijk geweest. Er is echter ook een andere zienswijze mogelijk.
Moet ‘preferentie’ veroordeeld worden ook in zake van den godsdienst, waar zooveel Afrikaanders en Nederlanders zich nog altijd stichten met het lezen van denzelfden Statenbijbel en boeken zoowel door Afrikaanders als Nederlanders geschreven? Ook in zake van het onderwijs en van alle levensomstandigheden, waarin de taal op den voorgrond staat? Zijn de Afrikaanders reeds zulke kosmopolieten, dat b.v. de Fransche, Duitsche of Engelsche letterkunde door hen evengoed kan worden genoten en op hen denzelfden invloed kan oefenen als de Nederlandsche letterkunde? Gelukkig zijn er vele Afrikaanders, minder achterdochtig dan de schrijver dezer Boekaankondiging, die in al deze dingen anders denken dan hij. Tot hen vooral richten wij dit protest, om onder hunne aandacht te brengen, dat er nog altijd menschen schijnen te zijn die trachten bij de Afrikaanders argwaan te wekken tegen Nederlanders, ook waar deze met zuivere bedoelingen tot hen komen.
N. Mansvelt.
G. Kalff.
Utrecht, } Juni, 1903.
Leiden, } Juni, 1903.
De Redactie van Ons Land, waaruit we bovenstaand stuk overnemen teekent hierbij aan: Wij plaatsen dit protest omdat wij gaarne aan de schrijvers de gelegenheid geven het hunne in te brengen op de aanmerkingen die onze recensent zich gedrongen gevoelde te maken op het boek van Dr. Mansvelt, en het inleidend woord van professor Kalff. En daarbij geven wij hun de verzekering, dat het geenszins onze bedoeling is, de betere verstandhouding tegen te werken die er tusschen de Nederlanders en de Hollandsch sprekende Afrikanaders is ontstaan; terwijl wij met dankbaarheid constateeren, dat er in de afgeloopen jaren zeer veel door Nederland gedaan is en wordt ter ondersteuning van onze hulpbehoevende landgenooten en ter bevordering van de belangen van 't Hollandsch sprekend element in Zuid-Afrika.