Nabetrachting.
Zo liggen dan weer opwekkende dagen achter ons, dagen waarin het voordurend verwachten van, meeleven met een paar aanvoerders van het Boerenleger in de Kaapkolonie ons weer in de gloed van de oude geestdrift zetten, als het avondrood na 'en regenachtige dag. En valt daar nu voor Nederland ook 'en les te trekken uit die omgang met de grote boeren, o.a. uit de buurt van Steijnsburg, Molteno en Cradock. Ik geloof het wel. In de allereerste plaats deze: de mensen hier hebben zich zó de naam Transvaal voor Zuid-Afrieka aangewend, dat men denkt: ‘O geheel Z.-Afr. is verarmd; daar valt niets te verdienen voor 'en Hollander!’ Niets is minder waar. Integendeel: daar is alles gelijk gebleven behalve het zich-Nederlander-voelen, dat veel verheftigd is evenals de afkeer van de Engelsman en angst voor zijn praktijken. Wanneer zich nu b.v. 'en Nederlandse bank vestigde in die landbouwdistrikten dan zou die daar, zoodra ze hem vertrouwden, geld kunnen verdienen. Daarvoor hoefde nu niet alle geld in Nederland gevonden te worden; 'en gedeelte kon best uit de K.K. zelf komen en het vertrouwen zouden eerlike mannen gauw krijgen, omdat de Engelsman en z'n banken er niet gewild zijn langer. Er is al veel te veel land verengelst.
Dan is o.a. daar, te Cradock, 'en handelsvereniging gesticht, onder de Boeren en er zijn vele koopkrachtige in die buurt. Welnu, waarom zouden daar door onze kooplui geen zaken mee gedaan kunnen worden, zoals één Amsterdammer ten minste, monsters en prijskoerant meegegeven heeft en vele andere Nederlanders met hem. - Verder wonen daar boeren en wij hebben vee. De boeren die mee ten oorlog gingen waren in de regel de jongere, terwijl de oudere bezitters van de plaatsen bleven. Van het Friese Rundveestamboek zijn nu foto's, prijzen en lijsten in Z.-Afr. De goede verstaander begrijpt wat daar te doen valt. - Naar Kaapstad vaart noch geen Nederlandse stoomboot. Waarom toch niet? Wat, als zo'n dienst eens uitstekend rente gaf, als de vrachtvaarder tussen Nederland en de Kaapkolonie? Wat de handelsverenigingen te Cradock en andere plaatsen nodig hebben kon er mee vervoerd worden; de goede Nederlanders die men daarginds nodig heeft konden er mee reizen, ambachtslui en gestudeerden, waarover later. Maar, zal men zeggen, vracht-heen is er genoeg, maar terug? Weet men dan niet dat de K.K. 'en bijzonder rijk wol-land is, dat het fijne haar van de angorageit tot de fijnste zijdestoffen verweven wordt, dat er huiden en struisveren vandaan komen? Nu gaan al die artiekelen naar Engeland: is dat nodig? Kan ons land niet een van de markten ervan worden, misschien éénmaal, als men aanpakt de hoofdmarkt? Kunnen Nederlandse stoomvaart, Nederl. bank en Afrikaanse Handelsverenigingen niet elkaar helpen? Waar zijn de energieke kooplui die dat aanpakken? Een voorbeeld: men gebruikt de bittere pitten van de abriekozen als bittere amandels; er wordt te Amsterdam handel in gedreven. In het abriekoze- en perzikeland om Cradock enz. worden de pitten weggegooid bij het inmaken van de vruchten. Zou de vrachtprijs zo groot zijn dat handel in dat nu als waardeloos weggesmeten artiekel onmogelik was?
Dit zijn allen vragen, waarbij ik volstrekt niet de schijn wil aannemen van al de door mij opgeworpen zaken als volkomen vaststaande te beschouwen, maar zijn ze niet de overweging waard? Als maar de helft van deze handelsplannen voor uitvoering vatbaar blijkt, is het grote doel waarnaar wij moeten streven: aanhouden van het Nederlandse vuur dat in de K.K. is gaan branden, bereikt.
De betrekkingen van ons volk tot de Afriekaanders kunnen zo licht innig worden, als wij maar weten van aanpakken, d.w.z. als onze kooplui er eens wat aan wagen en wel niet alleen aan monsters, ook aan goederen. Nu zegt deze en gene weer: ja maar ik heb al voor zoveel duizend gulden schade geleden in Pretoria, toen de oorlog uitbrak. Goed, maar wij hebben het niet over Transvaal-in-oorlog, maar over de Kaap-Kolonie-in-vrede. Mij dunkt, dit wagen was altijd nobeler dan het spekuleeren in Ameriekaanse sporen, waar men niets van weet en waarmee men Vader Yankee 'en aardig winstje in de zak laat steken, terwijl hij met z'n trust of zo je achter de rug noch uitlacht. Dit is meer de grote tijd waardig, toen wij ook wisten wat wagen-in-handel was en er zich noch wel meer moeite voor gaf. Kunnen er geen handelshuizen of depo's worden gesticht?