Oost-en-West
De Nederlandsche taal onder de Indo's.
Een verzoek om steun.
Het mag van algemeene bekendheid worden geacht, dat een groot aantal kinderen, uit Europeesche ouders geboren, in Nederl.-Indië slechts gebrekkig Nederlandsch spreken en verstaan. De toestanden daar, de omgang met inlandsche bedienden, het leven te midden van een inlandsche bevolking, het gemakkelijker zich uitdrukken in de eenvoudige Maleische dan in de moeielijke Nederlandsche taal, dragen er toe bij, dat vele Indische kinderen in hun prilste jeugd meer en beter Maleisch dan Nederlandsch spreken. De nadeelen daarvan komen al dadelijk voor den dag, van het oogenblik af, dat de lagere school wordt bezocht. Niet alleen dat de weinig of slecht Nederlandsch spekende en verstaande kleinen moeite hebben het onderwijs te volgen, maar de tijd en de moeite besteed om dezen achterlijken, de kennis van de Nederlandsche taal eigen te maken houden het onderwijs ook van de anderen, die beter Nederlandsch verstaan, tegen, leggen aan den geregelden voortgang daarvan belemmeringen in den weg.
Reeds voor lang werden dan ook op tal van plaaten in Nederl.-Indië, uit partikuliere bijdragen, zoogenaamde fröbelscholen opgericht, waarvan het doel is, behalve de bevordering van de eerste algemeene ontwikkeling van het kind, ook en vooral den kleinen het gebruik van de Nederlandsche taal eigen te maken, ten einde hun beter voorbereid in de eerste klasse der lagere school te doen aanvangen. Tal van jonge meisjes en vrouwen wijdden zich dan ook, ondanks geringe bezoldiging, aan de eerste ontwikkeling van die kinderen welke te huis geene of slechts matige leiding zouden ontvangen.
Sedert eenige jaren echter hebben ettelijke van die scholen een onzeker bestaan. Het Europeesche publiek in Indië is niet groot en telt slechts weinig bemiddelden. Degenen, voor wier kinderen het voorbereidend onderricht het meest noodig is, behooren nagenoeg allen tot de onbemiddelden. Daarom zullen de tot dusver met veel moeite in stand gehouden Indische fröbelscholen te niet gaan, indien niet krachtige bijstand geboden wordt.
Het bestuur der groep Nederl.-Indië van ons Verbond begreep dan ook, dat hulp niet kon ontbeerd worden. Dat bestuur trachtte een fonds in het leven te roepen, waaruit die noodlijdende scholen ondersteuning zouden ontvangen. Het slaagde daarin in zooverre dat aan enkele scholen, die 't meeste noodig hadden, geldelijke steun kon worden gewaarborgd; vele bleven echter van dien bijstand verstoken. Het roept thans de hulp in van het Hoofdbestuur van het A.N.V., daar in Indië reeds zoovele belanghebbenden aan de bestaande scholen bijdragen en een goed onderricht in de Nederlandsche taal toch zeer zeker als een algemeen Nederlandsch belang moet worden beschouwd.
Naar vertrouwd wordt zal de gevraagde steun niet blijvend behoeven te zijn. De Regeering toch, het belang van voorbereidend onderwijs voor de jonge kinderen, die de lagere scholen nog niet kunnen bezoeken, inziende, overweegt thans het in het leven roepen van aanvangsklassen, die dan aan de bestaande scholen zouden verbonden worden. De zaak is echter nog in onderzoek, en het kan daardoor nog geruimen tijd duren, alvorens die aanvangsklassen, welke dan de fröbelscholen zouden vervangen, zullen zijn opgericht.
Zóó lang moet het bestaan der nuttige fröbelscholen verzekerd blijven, moet de opheffing daarvan voorkomen worden. Door een ontijdige verbreking van de schakel, die thans nog den overgang