Allerlei
Onze taal in de Kazerne.
Naar aanleiding van de opgave van uitheemsche woorden bij ons Nederlandsch leger - dat is het toch? - zendt een oudsoldaat ons het volgende rijm, in vroeger dagen door hem gemaakt.
Men prijst den rijkdom onzer taal,
Men roemt haar schoonheid, groeikracht, pit.
Een woordenschat staat ons ten dienste,
Hoe ook verheven de gedachte,
De juiste toon geeft 't duidelijk aan.
En hoe ontastbaar ook 't begrip is,
Ter leen behoeft men nooit te gaan.
En toch, ik durf het schier niet uiten,
Men praalt met andrer woordenkeus.
Men steelt en rooft en knoeit in klanken,
‘Vreemd staat geleerd,’ dat schijnt de leus.
Attaque, reduit en observatie,
Transport, convooi, détachement,
Livret, conduite, élevatie,
Recruut, caisson, commandement.
Reveille, appèl en paradeeren,
Parool, corvée en kolonel,
Malpropriteit en commandeeren -
Ik wensch die woorden naar de hel.
Ration, soutien en défileeren.
Lunet, reserve, pantalon,
Aplomb, cantine, tirailleeren
Tenue, képi en attaqueeren,
Chevron, menage en chacot,
Chambree, rapport en exerceeren
Weg met dien Franschen rommelzoo.
't Zijn alle nare, vreemde klanken.
We hebben woorden zelf genoeg.
Ik zou den man van invloed danken,
Die ons van al dat tuig ontsloeg.
Zwolle, October 1902.
C.C. Weijers.
|
|