Neerlandia. Jaargang 6
(1902)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |
Ditmaal geen feestdisch, muziek en bloemensier, geen gloeiende redevoeringen, waarbij de beker op oud-vaderlandsche wijze lustig rondging, maar een ernstig inkeeren tot zichzelf en een eerlijk bekennen hoe vaak wij ons in ons wenschen en denken teleurgesteld zagen. De Hollandsche stam toch heeft in 't afgeloopen tijdvak ernstige slagen ontvangen en zag zich bijna beroofd van de Eerste onder ons. Op haar geboortedag beseften wij allen, dat Zij ons is weergegeven na dagen van hope en vreeze, toen ook wij Nederlanders aan Europa's westerstrand met beklemd hart uitzagen naar tijdingen uit het vaderland. Groot was onze vreugde toen wij vernemen mochten dat het gevaar geweken was, dat God Haar gespaard had voor land en volk, voor moeder en gemaal. Was er dus ontegenzeggelijk reden tot dankbaarheid en vreugde, zoo paste hier toch ditmaal geen luidruchtig feest. Bovendien mochten en konden wij ook niet vergeten, dat elders een loot van Hollands stam geknakt en gebroken ternederligt. Wij Hollanders in Portugal woonachtig hebben te dieper de ramp die over onze Zuid-Afrikaansche broeders gekomen is, kunnen beseffen, doordat wij gedurende 16 maanden, 1200 hunner op Portugeesch grondgebied ondergebrachte uitgewekenen onder ons hadden en wij meer dan eens den indruk kregen van het vertrouwen op een gunstigen afloop der zaak van vrijheid en recht. Het heeft niet zoo mogen zijn; gedeeltelijk zijn zij als Britsche onderdanen naar hun platgebrande hoeven teruggebracht, anderen naar Nederland en elders vertrokken. De taak van het Ned. Zuid-Afrikaansch Comité te Lissabon heeft hiermede opgehouden, die van de Afdeeling van het Algemeen Ned. Verbond begint weder, krachtiger en ernstiger dan ooit te voren. Een woord van lof mag hier zeker niet onthouden worden aan bestuur en leden van dit Comité, vooreerst aan den voorzitter den heer C. George, Consul-Generaal van Nederland, die een uiterst moeielijke taak achter zich heeft, daar waar hij menschlievendheid aan beleid moest paren. De heer J.A. Gerken, onder-voorzitter van het Comité en ambtenaar aan het Nederlandsch Consulaat heeft hem in deze moeilijke tijden wakker ter zijde gestaan. Velen der in Peniche, Alcobace en Caldas da Rainha ondergebrachte Boeren zullen zich zijner met dankbaarheid herinneren, die lange magere figuur, een en al zenuw, stroef van aangezicht, uiterst deftig, op en de op patricier van den ouden stempel. Spreek hem echter over hun zaak, over oom Paul en zie de grijze oogen lichten, de strenge mond krult zich tot een vriendelijken glimlach en men kan het hem geheel aanzien hoe hij innerlijk gloeit voor de zaak der Afrikaanders. Onvermoeid is hij dan ook voor hen werkzaam geweest, immer was hij bereid al hunne wenschen, zooveel mogelijk in vervulling te brengen en zeker zou ik mijn mond voorbij praten en geheimen verklappen indien ik verder zou ruchtbaar maken, wat hij voor enkelen onder hen gedaan heeft. Waar zulke mannen gevonden worden zal de oud-Hollandsche stam nooit ondergaan. H. Wattel. Secretaris van de Afd. Lissabon van het Algemeen Nederlandsch Verbond. * * * Batavia, 6 October 1901. Geachte Redactie!
Is het niet mogelijk dat Neerlandia geregeld opneemt: 1o. De juiste adressen onzer groepssecretarissen: 2o. De hoofdvoorwaarden (vooral de geldelijke) voor toetreding tot de verschillende groepen van het A.N.V.? Als daarbij b.v. eens per jaar aan de leden een ledenlijst van het A.N.V. kon worden gezonden dan zouden wij m.i. in ons orgaan een zeer geschikt en gemakkelijk propaganda-middel voor onze vereeniging bezitten. Men kan dan de uitgelezen nummers van Neerlandia met een korte aanbeveling b.v. per briefkaart, zenden aan zijn kennissen niet-leden en zoodoende allicht van tijd tot tijd een zieltje winnen. Wat een beetje propaganda vermag blijkt wel uit de opgave van tusschen 15 Juli en 15 Augustus l.l. te Bandjermasin toegetreden nieuwe leden. Waarschijnlijk is mijn denkbeeld niet nieuw, maar het kan toch goed zijn de aandacht eens op de zaak te vestigen als aanvulling op hetgeen door U werd geschreven in het Julinummer van ons orgaan. Met de meeste achting Uw dienstwillige H.C. Kronouer, Majoor v.d. Gen. Staf. Naschrift. Het Hoofdbestuur dankt den heer Kronouer voor zijne opmerkingen. Aan zijn eersten wensch wordt reeds in dit nummer voldaan. Overwogen zal worden of de uitgave van een ledenlijst voor het geheele Verbond aanbeveling verdient, dan wel of dit beter aan elke groep wordt overgelaten. Groep Nederland neemt thans een proef. Red. |
|