Ingezonden
Brief van het Gentsch Propagandacomiteit van het Algemeen Nederlandsch Verbond.
Aan de Redactie van Neerlandia te Dordrecht.
Mijnheer de Redacteur!
In het hoofdartikel van het laatst verschenen nummer van Neerlandia staat te lezen dat de steun uit Nederland voor een Vlaamsche Hoogeschool na aanvrage niet zal uitblijven, mits de ontwikkeling van het Verbond het mogelijk maakt en de Vlamingen zelf dit ingeuikkelde vraagstuk hebben voorbereid.
Neerlandia een blad zijnde dat openstaat voor al de leden, die iets te zeggen of te vragen hebben, zijn we zoo vrij U een klein plaatsje in dit ons orgaan te vragen.
Het Gentsch Propagandacomiteit van het Algemeen Nederlandsch Verbond vindt het hoogst zonderling en ook wel merkwaardig, dat de broeders uit het Noorden zoo welwillend zullen zijn aan de Vlamingen hunne zeer hooggeschatte hulp enkel na aanvrage re verleenen, en acht dit een zeer bijzondere soort van broederlijkheid.
Of dit ingewikkelde vraagstuk degelijk voorbereid is, zal men in Noord-Nederland wel moeilijk kunnen oordeelen, en we zijn zoo vrij te meenen dat de zaak wèl rijp is in Vlaanderen.
Wel zijn er hier en daar enkele Vlamingen, die een zekere faam van Vlaamschgezindheid genieten, en door hun naam nog een tamelijk grooten invloed oefenen, maar het nieuwe beginsel schijnen te huldigen: ‘In Vlaanderen moest het Vlaamsch zijn, maar laat het ons uit beleefdheid Fransch laten.’ Dat deze gewezen Flaminganten nu een nieuw plannetje uitvinden om het stelsel der Commissie tegen te houden, het zij dan zoo, maar dat Neerlandia beweren komt dat de zaak nog niet voorbereid is, nadat Groep B zich aangesloten heeft bij het zooeven genoemde stelsel, na de vijf studentencongressen, die gehouden zijn en waar honderden studenten aan deelnamen, na de zes schitterende wetenschappelijke congressen, na de meer dan honderd meetings door ons Propagandacomiteit ten voordeele der Vlaamsche Hoogeschool gehouden, nadat gansch het Land van Waas, zonder ééne uitzondering, zich voor de vervlaamsching heeft verklaard, na het petitionnement naar de Kamers van duizenden en duizenden Vlamingen, dat na dit alles Neerlandia zeggen komt: ‘de zaak moet eerst degelijk voorbereid worden,’ dit brengt ons ten einde raad.
Daarom zijn we oo vrij aan de redactie van Neerlandia te vragen om de middelen aan te duiden, om de zaak wèl rijp te maken, haar verzekerende dat wij hare wenken met de grootste dankbaarheid zullen aauvaarden.
Intusschen meenen wij uit al onze krachten te moeten protesteeren tegen het orgaan van alle Nederlandsch-zich-voelenden en te moeten verklaren dat de zaak wèl rijp is en dat het enkel te wijten is aan het onderduimsch tegenwerken van enkele Vlamingen dat de zaak nog niet in de Kamers werd behandeld.
Ontvang, mijnheer de Redacteur, met de verzekering onzer hoogachting onzen Vlaamschen groet.
Namens het Gentsch Propagandacomiteit van het Algemeen Nederlandsch Verbond:
Julius Obrie, Voorzitter.
Johan Lefevre, Secretaris.
Gent, 6 November 1902.