Wederzijdsche groete.
Maandag namiddag was er een goede opkomst van dames aan de woning van den heer Philip Voigt om bij monde van dr. Hoogenhout te vernemen omtrent het kabelgram, dat door de Worcester dames naar het congres te Kortrijk werd gezonden en waarop, zooals vroeger vermeld, een dadelijk antwoord is ontvangen.
Dr. Hoogenhout zeide o.a., dat hij niet veel te zeggen had dan slechts de groete van het congres aan de dames te Worcester over te brengen. Het was eigenlijk geen Afrikaansch Congres, dat gehouden werd, maar een oude instelling tellende reeds vijftig jaren. Het werd alle twee jaren, bij afwisseling in België en in Holland, gehouden. Op die congressen onderhandelde men over de taal, kunst, oudheden, enz; maar ditmaal was ‘Afrikaansch’ ook een der onderwerpen, en onder de tegenwoordigen waren ook Afrikaanders als ds. Van Broekhuijzen, ds. Louw, dr. Mansvelt, mijnheer Jansen, enz., terwijl de heer Reitz de laatste paar dagen het ook bijwoonde. Op die wijze was het Afrikaansche volk goed vertegenwoordigd. Op Donderdag of Vrijdag vóór den congresdag, vernam spreker, dat er een telegram van de stad was gekomen, doch men wist niet van welke stad; maar toen het op het congres voorgelezen werd vernam hij, dat het van Worcester kwam. Zooals bekend, ging spreker voort, maken Hollanders gewoonlijk niet een groot lawaai, doch dien dag was het lawaai uitermate groot, vooral bij de Belgische vrouwen. Zij waren ‘omtrent gek.’ Een der voorzitters van de vergadering (er waren tusschen de vijf en zes honderd personen tegenwoordig) vroeg spreker zoo goed te willen zijn hun groete persoonlijk aan de Worcestersche dames over te brengen. Het kabelgram was als een koude droppel water op een vermoeide ziel.
Dr. Hoogenhout verhaalde verder welk een indruk de groete uit Worcester op dr. Mansvelt maakte, die daarop de opmerking maakte, dat de deelneming der jonge dames in Afrikaansche zaken genomen hem met hoop voor de toekomst vervulde. Ook deze aanmerking werd met groote toejuiching door de Hollandsche en Belgische dames begroet.
Ds. Pienaar vergastte de bijeenkomst op eenige korte en kernachtige uitingen en wees vooral er op, dat de toekomst van het Afrikaansche volk van de dames afhing en vooral van de toekomstige moedors.
Mej. Philip Voigt bedankte dr. Hoogenhout in een paar gepaste woorden voor de moeite, die hij zich liet getroosten om tot hen over te komen en aan zijn opdracht te voldoen. Zij vertrouwde, dat het kabelgram goede vruchten zou leveren.
Kort hierop ging de vergadering uiteen.
Zeker zal het menigeen in hooge mate belang inboezemen dat blijkens een brief van 13 Oct. aan een hoofdbestuurslid van het Verbond, dr. Hoogenhout kortelings nog het volgende schrijft:
‘Enkele regels slechts om u te doen weten dat ik volgens belofte te Kortrijk gedaan, voor 14 dagen de groeten van 't Kongres persoonlijk aan de dames van Worcester heb overgebracht. Ik heb de dames nu persoonlijk leeren kennen en kan u verzekeren dat ze van de rechte gading zijn. Men was er bijna zoo geestdriftig over de boodschap van 't Kongres als wij over hun Kabelgram waren.’
Zooals in het vorige nummer is aangekondigd, vertrok een ander bekend Afrikaner naar de kolonie, toegerust met de noodige gegevens om eene hechte samenwerking der Nederlandsche Vrouwen, waar ter wereld, ten bate van het Afrikaansch kind, mogelijk te maken. Komt zij tot stand, waaraan niet mag worden getwijfeld, dan zal zij eene kracht uitoefenen, op geen andere wijze te wekken. Want het gevaar voor verengelsching dreigt in Afrika niet enkel van den kant van verraders en van Engelschen zelf. Lamgeslagen en versuft zitten velen onverschillig neer en laten met zich doen, die langen tijd wakker hebben gestreden. Niet alle berichten zijn opgewekt. Daarom juist flink er tegen in!