Nederlandsch of Hollandsch?
Beide woorden, Nederlandsch en Hollandsch, hebben een oudere, beperktere en een jongere, ruimere beteekenis.
Onder Nederlandsch in engeren zin verstaat men de taal van het Nederlandsche volk, of nauwkeuriger de spreek- en schrijftaal van dat volk, zooals die zich uit en naast de dialecten heeft gevormd als middel van geestelijke gemeenschap voor het beschaafde deel der natie; het is de taal, die door alle beschaafden in het land wordt verstaan, gesproken en geschreven, met geringe dialectische verschillen. In ruimeren zin omvat Nederlandsch ook de taal, die buiten ons land door onze stamverwanten wordt gebruikt door de zg. Vlaamsche bewoners van België, verder in Z.-Afrika, Noord-Amerika enz.; zoo bedoelt het Neerlandia, dat zich richt tot alle Nederlandsch-sprekenden.
Hollandsch is in beperkten zin de taal, die in Holland (ongeveer) wordt gesproken; die beteekenis heeft het woord, wanneer de taal van Hildegaersberch bijv. Hollandsch wordt genoemd. Maar door bekende oorzaken zijn de woorden Holland en Hollanders gelijk in waarde geworden met Nederland en Nederlanders; allengs krijgt dan ook Hollandsch, naast zijn oude beteekenis, die van Nederlandsch: Hollandsch papier, de Hollandsche schilderschool, de Hollandsche jongens van Hildebrand, en honderd bewijzen meer zijn bij te brengen voor dit gebruik. Het lijkt, als ligt er soms in dit woord Hollandsch iets van onze 17e eeuw, iets ferms, iets kranigs en degelijks, iets ideaals in één woord: Hollandsche jongens zijn jongens van Jan de Witt; huiselijkheid en degelijkheid onderscheidden, volgens Potgieter (Jan, Jannetje en hun jongste kind), weleer alles wat Hollandsch was; de waarheid zegt men in goed Hollandsch (vgl.: ‘dat lieg je, dat 's Hollandsch’). Vooral in de 17e eeuw valt deze uitbreiding in de beteekenis van de woorden Holland enz. Het zijn Hollanders, die op alle zeeën de Hollandsche vlag voeren, die in alle werelddeelen zich vestigden. Ook aan De Kaap. En daarom heet de taal daar nog steeds Hollandsch, Hoog-Hollandsch, Afrikaansch-Hollandsch of Kaap-Hollandsch. Later blijft dat gebruik. Al moge aan het ‘Koninkrijk Holland’ het Fransch schuld hebben, al kregen wij voor Van Effen's ‘Hollandsche Spectator’ een ‘Nederlandsche’, wij hebben toch nog een ‘Hollandsche Illustratie’, een ‘Hollandsche Revue’ een ‘Oud-Holland’ en zien telkens een nieuw ‘Jong-Holland’ verrijzen. En buiten onze grenzen? In Amerika is een Holland-Society, op Ceylon een Hollandsch Gezelschap. Dit zijn eenvoudig feiten van taalgebruik. Wij weten, dat men theoretische bezwaren heeft geopperd. Te Winkel begon, gelooven we, in De Taalgids; Johan Winkler
wordt in Oud-Nederland ietwat kregel, als hij meedeelt, dat men over onze grenzen iederen Noord-Nederlander een Hollander noemt, en ik zelf heb eens een vergadering van een leesgezelschap bijgewoond, waarin een lid voorstelde Netscher's ‘Hollandsche Revue’ niet op te nemen, omdat.... zij ‘Hollandsche’ heette. Wij vragen evenwel niet: is het wenschelijk Hollandsch in dezen zin te gebruiken; wij stellen alleen vast, dat de taal het doet. Dezelfde oorzaken, die voor het Nederlandsch van België den naam Vlaamsch in gebruik deden komen, leidden er ook toe, dat men in en buiten ons land Hollandsch met Nederlandsch gelijkstelde.
Voor ons, Nederlanders, is evenwel die gelijkstelling niet volkomen. Nederlandsch is, vooral in onzen tijd, het meer technische, wetenschappelijke woord; Brill schreef nog een ‘Hollandsche Spraakleer’, tegenwoordig verschijnen er tal van Nederlandsche spraakkunsten, geen enkele Hollandsche meer. Hollandsch is het vlottere woord van de omgangstaal; het is minder zwaar op de hand, minder deftig Dit is een verschil in kleur. Maar er is bovendien ook een verschil in inhoud. Nederlandsch heeft ruimer opvatting, het omvat ook Zuid-Nederlandsch of Vlaamsch. Terwijl bijv. Hollandsch bij Verdam in zijn ‘Uit de geschiedenis der Nederlandsche taal’ telkens afwisselt met Nederlandsch, waar hij spreekt over Amerika en Afrika (blz. 86 vlgg.), noemt hij de taal, die in Vlaamsch-België gesproken wordt, geen enkele maal Hollandsch. En dat is geen toeval. Voor de taal van Noord-Nederlanders en hun afstammelingen, voor zoover zij die taal trouw bleven, is ook Hollandsch in gebruik; voor die der Zuid-Nederlanders niet. Waar men dus als in Neerlandia den geheelen stam wenscht te omvatten, ook onze Vlaamsche broeders, daar is Nederlandsch het woord.