Neerlandia. Jaargang 6
(1902)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAllerleiEen gebeurtenis in het Vrouwenkamp te Port Elizabeth.Ga naar voetnoot*)'t Was middernacht, de schoone wezens sliepen
En droomden van hun dierbren ongestoord.
Alles was zoo kalm, zoo stil en zoo rustig,
De ‘All's Well’ der sentries slechts werd er gehoord.
| |
[pagina 118]
| |
In eene der tenten was echter beweging
Daar hadden de zusters een zaak van gewicht,
Want een half dozijn hunner zaten te fluistren
En de pret kon men lezen op hun aller gezicht.
Eindelijk sprong er een vrouwtje op uit hun midden
En riep ‘ik zal het doen al dooden zij mij’.
Zij was een spitsneuzige dapper boer-vrouw
Zooals men alleen in de Vrijstaat kon krij.
Zij baande met moeite zich een weg door de tenten -
De maan was reeds onder, 't was een donkeren nacht -
Zij spoedde zich echter en stond haast te kloppen
Aan de deur van de hoofdofficier van de wacht.
Verschrikt sprong de man op half bedwelmd van slapen
En vroeg angstig: ‘O juffrouw wat is er gebeurd?
Waarom zijt gij zoo bleek, zeg wat is de reden
Dat ook uwe dress is aan stukken gescheurd?’
‘Ach hemel Officier, ik ben zoo verschrokken
Dat het harte mij geweldig klopt in het lijf.
Een gewapende boer is ons Kamp ingeslopen
Ik heb hem zien gaan in tent honderd en vijf!’
‘Wat, wat zeg gij vrouwmensch, een gewapende burger
Heeft hij het gewaagd om de Kamp in te gaan?
Die drommelsche boeren zij worden te moedig
Zij schijnen mij allen geplaagd met de maan.
Maar neen, nu begint de zaak mij duidelijk te worden
Dit is een spioen van een groot boerenmacht,
Wij worden omsingeld er 's niets aan te twijflen
En eer dat de dag breekt dan levren zij slag.
Ik dank U lief juffrouw, ga stil naar uw tent weer,
Gij zijt een loyale, - dit is eene feit:
Gij hebt ons gered, dus houd u verzekerd
Groot Britange beloont immer loyaliteit.’
Toen vlogen de orders door de Britsche geleedren
En gekletter van wapens werd overal gehoord,
Ook de Town-guard van Port Elizabeth werd op geroepen,
Zij beefden van angst, doch zij moesten maar voort.
Ondertusschen ging de Officier gewapend het Kamp in,
Gevolgd door de beste soldaten der wacht;
Hij gaf strenge bevelen, doch met zachte gefluister,
Want alles was zoo stil in dien donkren nacht.
Zij bekropen de tent al nader en nader
Waar de burger zich schuil hield - het kwade niet ducht -
Daar hoort men op eens de ontzettende woorden:
‘Fix bayonets charge!’ weergalmt in de lucht.
Tent honderd en vijf werd met staal als omstoten,
De officier trad er binnen met blinkende zwaard,
Hij dacht om de burger nu levend te grijpen,
Maar 't geen hij er zag was van gansch andren aard:
In den arm zijner moeder lag een zuigling te slapen,
Een glimlach speelde om de lippen zoo fijn.
Geen kommer of zorg verontrustte dat wichtje
Geen zonde was nog in dat hartje zoo rein.
Een handje omklemde een klein houten mauser
In d' ander was een patroontje ook nagemaakt
Dan nog een knapzak en een fraai bandoliertje
Door de listige vrouwen om het borstje gehaakt.
De officier stond verbijsterd met de zaak zeer verlegen
Hij gevoelde zich zelf een onnoozele vent.
Maar wat hem nog meer in zijn binnenste krenkte
Was het gesmoorde gelach in der buurvrouwen tent,
Want de burger daar, den Brit tot spot hoon
Was niets anders dan een pas geboren boerenzoon.
|
|