Het Congres te Kortrijk.
Ofschoon eerst in het vorige jaar het 26ste Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres te Nijmegen gehouden was - juist even vóór dat te Kortrijk verschenen de Handelingen van dit congres, ten gevolge van verschillende omstandigheden in allesbehalve onberispelijken vorm, bij de firma Malmberg te Nijmegen - gaf het vieren van den Sporenslag te Kortrijk aanleiding tot het houden van het 27ste reeds in dezen zomer, 20-24 Augustus.
Het was de bedoeling dit congres te maken tot een Nederlandschen ‘stamdag’, op welken zoo mogelijk alle deelen van den ‘Dietschen’ stam, in Europa, Afrika, Amerika, Azië verspreid, hunne gemeenschappelijke stambelangen zouden kunnen bespreken. Op de laatste congressen was eene zekere kwijning van de behandeling der taal- en letterkundige belangen, waarover men vroeger bijna uitsluitend had gesproken, onmiskenbaar; te Nijmegen was het, ook onder invloed van het Algemeen Nederlandsch Verbond, duidelijk geworden, dat de congressen, wilden zij zich op den duur handhaven, zich in eene meer algemeene richting moesten ontwikkelen. Reeds het program van dit congres toonde aan, dat de leiders ervan met kracht in die nieuwe richting hadden gewerkt: het aantal der eigenlijke taal-, letter- en geschiedkundige onderwerpen, in de drie afdeelingen te behandelen, was bijzonder klein; in die voor de algemeene vergaderingen trad het stambewustzijn zeer op den voorgrond. Het was dan ook geen wonder, dat reeds in de eerste algemeene vergadering de behoefte werd uitgesproken aan eene ‘vierde’ afdeeling, die in het bijzonder zou gewijd zijn aan de ‘stambelangen’, al zou het zeker voor het vervolg overweging verdienen deze te behouden voor de algemeene vergaderingen, waaraan alle bezoekers te gelijk kunnen deelnemen. Het openingswoord van den algemeenen voorzitter, Dr. Julius Sabbe, bewoog zich dan ook in deze richting, wijzend op de herdenking van den Sporenslag, die schitterende nationale zege, en op de gemeenschappelijke belangen van Vlaming en Noord-Nederlander, van Zuid-Afrikaan en Nederlander in de verstrooiing. De gloeiende taal van ds. Van Broekhuizen, de aandrang van dr. Gunning en dr. Mansvelt wekte nieuwe geestdrift voor de zaak van Zuid-Afrika vooral, zich uitend in ruime offervaardigheid ten behoeve van het zoo bedreigde volksbestaan; de geestvolle rede van ds. Henry
Beets uit Amerika schonk nieuw inzicht in de belangen en wenschen van de Nederlandsche kolonisten aldaar, die zoo niet de taal dan toch den geest van Nederland willen handhaven. De taal,