Zuid-Afrika
Het Hollandsch in Zuid-Afrika.
Wij hebben in de vorige aflevering over de taal van Zuid-Afrika, het Hollandsch en het onderwijs gesproken, en hielden, om niet te lang te worden, eenige opmerkingen voor deze aflevering achter.
Wij schreven o.a., dat mannen van gezag in Zuid-Afrika eenige jaren geleden beslist hebben, ‘dat 't Hollandsch, alleen als het ontdaan wordt van moeilijke en reeds in de spreektaal uitgestooten vormen en als het zooveel mogelijk, althans meer dan tegenwoordig, fonetisch geschreven wordt, op den duur voor de Afrikaanders aannemelijk zou zijn.’
Het komt ons voor, dat vooral de Nederlandsche onderwijzers en onderwijzeressen, die in Zuid-Afrika werkzaam zijn of zullen zijn, goed zouden doen die beslissing ter harte te nemen. Het Nederlandsch zooals zij dat hier te lande op school en later bij hun opleiding voor het onderwijs geleerd hebben, en dat zij nu op hun beurt aan kinderen moeten onderwijzen, deugt voor het Afrikaansche kind niet. En het deugt ook voor het Nederlandsche kind niet.
Dat het taalonderwijs in ons eigen land niet is zooals het behoort, wordt tegenwoordig meer en meer, zelfs in kringen van onderwijzers, toegegeven. Maar de meerderheid schijnt tot dat inzicht nog niet gekomen, althans houdt de sleur de meesten op denzelfden weg in de verkeerde richting.
De uitkomst van het taalonderwijs in den nieuweren tijd is geweest, dat de meerderheid van het Nederlandsche volk, zoodra het de pen in de hand neemt of gaat redevoeren, van de wijs raakt. Wanneer zij zich behoorlijk weten uit te drukken dan is het toch geen natuurlijke, levende taal meer die zij neerschrijven of uitspreken, maar een stijve, houterige, levenlooze taal; geen woorden die op het doel afgaan, maar er omheen draaien; niet de keuze van de rechte uitdrukking, zeggende juist wat er te zeggen is, maar een slappe, overdrachtelijke stijl.
En dan zijn er nog zoovelen die zelfs eenvoudige dingen niet in behoorlijke volzinnen kunnen weergeven. Zie de kranten in; lees de gemengde berichten, geleverd door schrijvers van allerlei slag uit alle oorden van het land. Het simpelste geval, een brand, een diefstal wordt vaak op de onbeholpenste manier verteld. Of eigenlijk, het zijn juist de eenvoudige feiten die men niet goed weet te beschrijven; in verslagen van redevoeringen of vergaderingen kan men met kleurloozen stijl, gemeenplaatsen en slappe uitdrukkingen nog het verst komen.
Dit is de vrucht van een onderwijs, dat de kinderen op school leert niet de levende, krachtige taal die zij spreken, maar een inderdaad doode schrijftaal, en deze als de eenig goede. En zoo komt het, dat zij, iets moetende schrijven of een toespraak zullende houden, dadelijk de taal, die zij voelen - hun spreektaal - laten varen, en modderen gaan in de aangeleerde, maar nooit hun waarlijk eigen geworden school- of schrijftaal.
En nu gaan er onderwijzers, die zelf met die steenen-voor-brood groot gebracht en verder in die leer gestijfd zijn, de Afrikaansche jeugd Hollandsch leeren. Wat kan daarvan komen!
Het is niet alleen noodig, dat het Hollandsch voor de kinderen in Zuid-Afrika eenvoudiger gespeld wordt; en niet voldoende, dat een menigte vormen, die al lang dood zijn, ook over boord worden gezet, maar bovendien is het noodig, dat de Nederlandsche onderwijzers, wier taak het zal wezen de Afrikaander jeugd te onderwijzen, zich houden aan het jonge, levenskrachtige, pittige Hollandsch, dat ons volk spreekt.
Wij houden geen pleidooi voor den stelregel, die ook onder Afrikaanders zijn aanhangers heeft: ‘skrijf soos jij spreek’; alsof er geen verschil zou mogen bestaan tusschen schrijf- en spreektaal. Een van Frankrijks uitnemendste stilisten, Paul-Louis Courier, schreef ‘à-peu-près comme je vous parle’. Op dat ten-naaste-bij komt het aan Maar het gewone school-Hollandsch is er te ver vandaan. Wij herhalen, er zijn er tegenwoordig steeds meer die dat inzien. Maar de Hollandsche onderwijzers in Zuid-Afrika moeten het allen inzien.
* * *
Wij meenen den slechten invloed van dat school-Hollandsch in Zuid-Afrika al duidelijk te bespeuren. Het Hoog-Hollansch van vele Afrikaanders is wel de jammerlijkste verwording van onze taal, die wij kennen. Wij zeggen niet, dat het veel erger is dan het Afrikaansch, want wij vinden dit in het geheel niet erg, integendeel. Maar het Hoog-Hollandsch dat wij bedoelen, zooals wij het in Hollandsch-Afrikaansche kranten en in officieele stukken van Afrikaanders hebben gelezen, dat is een leelijke taal; en dat niet alleen, maar zoo men ooit aan een taal levensvatbaarheid mag ontzeggen dan aan deze; zij zou het tegen het Engelsch nooit uithouden.
Het stijve, waanwijze school-Nederlandsch staat zoo ver van het Afrikaansch af, dat de meeste Afrikaanders - zij dan uitgezonderd die door bizonderen aanleg of door studie zich onze taal volkomen eigen hebben gemaakt - in het Hollandsch