Neerlandia. Jaargang 6
(1902)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen woord tot de Vlaamsche vrouw.Ga naar voetnoot*)Als u 't hart tot spreken dringt, zoo spreek, zegt onze dichter de Genestet; omdat mij nu 't hart drong tot spreken, op deze plaats, in deze omgeving, heb ik verzocht, eenige oogenblikken het woord te mogen voeren. Ik | |
[pagina 99]
| |
ben hier onder geestverwanten, dat geeft moed. Ik weet, dat, wat mij in deze dagen beweegt, hettig aandoet, ook U allen treft, ik weet, dat wij dezer dagen hetzelfde voelen en als'n levensschat zwijgend in ons zullen bergen. Zie, ik wilde in dienst van ons Algemeen Nederlandsch Verbond nog eens helder ons ideeël streven ons voor oogen stellen ter opwekking tot den goeden strijd, als Noord-Nederlandsche dankbaar voor wat de Vlaamsche Beweging al tot stand bracht. Als vrouw denk ik daarbij als van zelf aan vele mijner Vlaamsche zusters, tot wie ik vol eerbiedige bewondering opzie, omdat zij kloek en koen den zwaren strijd hebben aanvaard, zonder deinzen schrap tegen den vijand, den zwaren strijd hier in 't Zuiden voor eigen taal en volksleven. Als ik hoor, wat sommige Vlaamsche vrouwen voor de zaak over hebben, en hoe ze strijden, onvermoeid, dan sta ik als Noord-Nederlandsche beschaamd. O, wij hebben 't zooveel gemakkelijker, en daarom zijn wij ook vaak zooveel trager. 'n Woord van warme bewondering daarom, van eerbied, aan de voor eigen taal moedig strijdende Vlaamsche vrouwen, gering nog maar in aantal, groot toch al van invloed! Want velen, bij U als bij ons, zijn nog onverschillig, begrijpen Uw beweging, ons algemeen Nederlandsch streven niet, kennen niet 't belang van de toekomst. Zou 't ook kunnen wezen, omdat ze alles klein zien, als enkel Vlaamsch-bedoelend? En -‘groot moeten we kunnen zien, om groot te kunnen voelen’, 't kloeke levenswoord, waarmee onze romanschrijfster Mevr. Bosboom-Toussaint haar kunstloopbaan begon. Zie, 't leven van alledag met z'n sleur van nietige kleinigheden, schijnbaar onbelangrijke schakeltjes, kan ons zoo geheel in beslag nemen, dat we als blind worden voor het ideeële, dat altijd boven de stof zweeft, als wij maar oog hebben 't heerlijk lichtbeeld te zien. Ieder heeft zoo z'n gewone belangen, z'n eigen richting van geest en leven, die hij, om gelukkig te zijn, gaan moet. En zoo werken we naast en met elkaar voort, duizenden, millioenen stamgenooten, zonder elkaar te kennen, zonder zelfs iets van elkaar te weten, ieder den eigen arbeid, samen het groote levenswerk, waarvan we samenstel noch bestemming doorgronden, dag aan dag 't zelfde, omdat 't ons als mensch gesteld is voor 't dagelijksch brood te werken. Maar dan komen er uren, dat 't ons dor van geest door den zwaren materielast moeielijk begint te vallen, dat 't ons bang wordt in dien wereldstroom van werken, denken, voelen, dat we vastheid zoeken van voet, om als 't ‘waarom’, ‘waartoe’ 'n antwoord vraagt, met rustigen blik om ons heen te zien. Steeds weer ervaren we dan, dat alleen gezien in hooger licht, alleen groot gezien, ons zorgleven van alledag den geest voldoen kan. Onze eeuw met haar wereldworsteling van een Arbeid, die den billijken eisch stelt van loon naar werk in volle waarde-erkenning, internationaal in haar uitingen door verzet tegen 'n gemeenschappelijken vijand, dreigt nationaliteit uit te wisschen, te verwerpen als verouderd begrip, maar - zou daarmee natuurgroei loochenen, natuurgroei van individueel volksvoelen. Eigenaardig, dat wij daarom juist in onzen tijd allerwegen zien naast dat internationaal historisch te verklaren volkstrachten, 'n bewust gekweekte nationaliteit, volksvoelen als natuurgroei aanvaard, volksvoelen, dat als plicht zich ten ideaal moet stellen: eigen gezond stamleven in dienst van de gemeenschap door kweeking, ontwikkeling, ontplooiing van zijn beste krachten, in bewuste vervulling dus van 'n wereldroeping. - In stoeren, soberen eenvoud doen wat de hand vindt om te doen, zonder snoeverij en uiterlijke mooi-doenerij trouw en eerlijk, den voet onwankelbaar vast in de werkelijkheid, 't oog star-vast in ruimen blik, stug-ernstig in woord en daad, maar warm van hart, koen van geest, zijn 't niet de mooie Nederlandsche volkseigenschappen, waaraan Europa dankt vrijheid van geest en goed? Noord en Zuid vullen elkaar hierin aan. Denkt aan Uw eigen grootsch Vlaamsch verleden van stoffelijke en geestelijke beschaving, die Europa eens het licht heeft gebracht - en Vlaanderens Genius heeft Uw Vlaamsche maagd immers de lijkwa afgerukt? - Denkt aan Uw Gulden Sporenslag, voor geheel de denkende wereld 't onvergankelijk historiebewijs, dat stoere volkskracht in zelfbewuste daad overwinnen moet ijdele praal en dwang van uiterlijken wereldschijn - daadvervulling, van wat vijftig jaar vroeger Uw geestige Reinaert in 't woord had voorzegd, waarvoor Uw Maerlant had gewerkt en geleefd. Denkt aan de schatten van stille vroomheid, middellijk en rechtstreeks Europa gebracht door Uw Ruysbroec, Uw Memling. Denkt aan onzen Erasmus, Rembrandt, Hugo de Groot, en zooveel anderen, eenvoudige Hollanders, die uit ons drassig nevelland van lichtvictorie spraken. Denkt ook aan Zuid-Afrika, dat gezwicht voor brutale overmacht van leugen, geld en kanonnen, groot toch in z'n nederlaag, alle volken eerbied afdwingt voor den Nederlandschen stam, die geknakt, geknot, niet afgehouwen, in nieuwe loten nieuwen levensgroei belooft. De Nederlandsche stam in Noord en Zuid, in Oost en West, heeft 'n wereldroeping: Nederlandsch denken, Nederlandsch handelen, Nederlandsche beschaving, Nederlandsche kunst, ze hebben Europa levensschatten gebracht, - de Geschiedenis geeft ons de feiten, en dat is de vaste grondslag, waarop we staan om voort te bouwen - en ze zullen de volkerengemeenschap licht blijven brengen, als de Nederlanders zelf zich hun wereldroeping maar bewust willen worden. Ons Algemeen Nederlandsch Verbond roept ze samen, die doordrongen van hun stamroeping, in 'n toekomst gelooven en aan die toekomst willen werken. 't Geeft ons allen, stamgenooten, 't zelfde ideaal, versterking van ons stamvoelen door eigen taal, eigen kunst - versterking van ons stamvoelen in fier bewustzijn van 'n wereldtaak. Wie gelooft in zichzelf is sterk! Daarom - geloof, geloof en twijfel niet, geloof alleen geeft kracht tot handelen! En nu richt ik mij weer in 't bizonder tot U, Vlaamsche vrouwen hier tegenwoordig. Er zijn er misschien onder U, die tot nu toe nog onverschillig misschien, niet hebt meegestreden, weinig Vlaamsch spreekt, niet Nederlandsch U daarom voelen kunt, maar toch niet geheel onverschillig zijt, wat Uw hierzijn immers alleen verklaren kan. U roep ik met ons op tot den strijd voor eigen taal, eigen volksleven. Want Uw Vlaamsche Beweging wil immers volksontwikkeling door eigen taal. de eenig mogelijke, en dàn alleen zal ze kunnen zegevieren, als de Vlaamsche vrouwen zich haar plaats in die Beweging bewust worden. Uw volk rekent op U, kent Uw verantwoordelijkheid! Spreekt toch Uw Moedertaal, vooral in 't huisgezin, en geen andere. Als ge tot U zelf inkeert, Vlaamsche vrouwen, moet ge u naar gezonden natuurgroei Vlaamsch, d.i. Nederlandsch gevoelen. Uw roeping is zooals ge zijt te zijn! O, ik weet wel, dat dit voor U lang niet gemakkelijk is, en ge met heel wat vooroordeelen van zoogenaamde beschaving en uiterlijken modezin te kampen hebt, dag aan dag, altijd weer 't zelfde grievende gevoel, dat men Uw moedertaal minacht, dat Vlaamsch, dat immers nooit in één adem kan genoemd worden met hun Fransch! Maar ge strijdt immers niet alleen voor Uw eigen Vlaamsch, ge strijdt voor 'n Nederlandsche beschaving! Moedig daarom voorwaarts, met 'n koninklijk: ik vergeef 't hun, ze weten niet, wat ze doen. Gij hebt immers Uw heerlijk ideaal, het lichtbeeld, dat U voorzweeft, dat U den Vlaamschen taalstrijd, geheel de Vlaamsche volksbeweging als 'n Europeeschen beschavingsstrijd doet zien, groot, in hooger licht, in dienst van den Nederlandschen stam: wat het verleden geweest is, kan de toekomst worden, aan ons het geloof en door het geloof de daad! Wij, vrouwen, vermogen zooveel door onze trouw in het kleine, waar onze werkkring veelal in het stille ligt, maar dat kleine dan ook altijd groot gezien, en elke teleurstelling, die verlammend met ontmoediging dreigt, overwonnen door 't geloofswoord: zaaier, zaai in Gods naam voort! Uw Willems, Conscience, Ledeganck, ze hebben nooit gewanhoopt, en zie, wat 'n machtige Nederlandsche stroom Uw Vlaamsche Beweging na hen al geworden is. Daarom, trouw in 't kleine, houdt vast Uw Moedertaal, trouw aan onze leus: in alles Nederlandsch!
J. Aleida Nijland. |
|