Neerlandia. Jaargang 6
(1902)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet Algemeen Nederlandsch Verbond in Zuid-Afrika.Belofte, ditmaal aan de redactie van Neerlandia, maakt schuld en ik zet me dus neer om voor den geest te halen alles, wat in de laatste vijf jaren is voorgevallen, wat we in Johannesburg gestreden hebben voor ons Verbond, welke resultaten we bereikt hebben en hoe nu 't Verbond staat. ‘Nu!’ hoor ik den lezer uitroepen. Ja zeker nu, we zijn nog niet dood, doch geduld. De feiten en toestanden der laatste drie jaren, zoo vele, zoo afwisselend, maken 't moeilijk de gedachten te verzamelen. 't Is als een droom. Hoe begonnen we ook weer? Ja, nu komen de oude herinneringen weer boven. 't Verbond bestond in België, opgericht door den heer H. Meert. Er waren eenige leden in Zuid-Afrika, een 50 of 60. De Heer C. Temmerman was Sekretaris. 't Was in 1897, ongeveer Maart, toen me een vriend Neerlandia liet zien, van welks bestaan ik niets wist. ‘Daar moet je op inteekenen,’ zeide hij. ‘Al weer wat anders’ mopperde ik bij mij zelf. Maar nauwelijks had ik het ter hand genomen en gezien en begrepen 't doel, en de macht, die er in school of ik was gewonnen en nam mij voor mijn krachten er aan te besteden, hoe zwak die waren. Gelegenheid om Temmerman te spreken kreeg ik niet, maar ik schreef den heer Meert en vroeg machtiging om op te treden als sekretaris. Zijn antwoord wachtte ik niet eens af. Ik begon vast. 't Groote uitgebreide Z.A.S.M.-personeel scheen me een onuitputtelijk veld om mee te beginnen. De grond was vruchtbaar, maar gemakkelijk ging het niet. Ik won 25 leden op mijn kantoor. Toen was de grondslag gelegd. Inteekenlijsten en Neerlandia's gingen rond door al de groote kantoren, de stations van Johannesburg naar Standerton, Volksrust tot Pretoria, Waterval-Boven, Vereeniging, Klerksdorp. De leden stroomden toe, dank ook den gewaardeerden steun en de medewerking der afdeeling - chefs als de HH. du Buy te Johannesburg, Van der Poel te Waterval-Boven en Schadd te Standerton. De verkeerde gedachte van ‘inteekenen op een blad’ begon langzamerhand te verdwijnen. Men begreep allengs dat men ‘lid’ van 't Verbond was en 't A.N.V. begon een factor in de Hollandsche samenleving te worden. Dat hadden we noodig. Maar we moesten een vasten vorm krijgen. Er behoorde eene Afdeeling te worden gesticht. De heer Temmerman en ik hadden ons al spoedig in verbinding gesteld met den heer Hendrik J. Louw, een oprecht Afrikaner, Johannes Leyds, een warm voorstanders en De Vries, een medestrijder, toen kort uit Holland gekomen. Op 14 Augustus 1897 kwamen wij in 't ‘Grand National Hotel’ bij elkaar en vormden ons als de Zuid-Afrikaansche afdeeling. We vormden een voorloopig bestuur, door België daartoe gemachtigd en voegden aan ons toe een paar wakkere Afrikaners nl. Van den Broek, Stiglingh en een vurigen taalvoorstander, den heer Jacobus Post. Ik behoef u niet te vermoeien met al de bezwaren, die zich voordeden in 't optrekken der statuten, die Afrikaner en Hollander moesten binden en waaraan weken tijds besteed werd. Op de vergaderingen van 19 en 26 Maart van 1898 werden ten slotte de grondslagen van onze groep goedgekeurd, officiëel de Tak Johannesburg opgericht en een Hoofdbestuur voor Zuid-Afrika gekozen. 't Takbestuur bestond toen uit 5 Afrikaners, 4 Hollanders, en 1 Belg. De heer Louw (die nu in Nederland reist en gelden voor de moordkampen verzamelt) is steeds voorzitter gebleven, ondergeteekende eerst 1e sekretaris en later penningmeester daarbij later 2e en de heer Post 1e sekretaris. Slechts even wil ik aanstippen dat de ontvangsten over '96 en '97 ('96 maar eenige maanden) f405.30 en over '98 f559.40 bedroegen. We groeiden als reuzen. Niet alleen over de Z.A. Republiek, maar ook in de oû Kolonie, de Kaapkolonie. De Vrijstaat was minder toeschietelijk. Wellicht uit gebrek aan personen, die er voor werkten. We hadden 't geluk mannen in 't Hoofdbestuur te krijgen, die ernstig belang in de taalbeweging stelden en zagen, dat de ‘taal niet alleen 't gansche volk’ is maar 't ‘hechtste bolwerk voor de onafhankelijkheid eens volks’ tevens. Staatssekretaris F.W. Reitz was ons zeer genegen. Hij was voorzitter van de groep, Dr. H. Reinink, rector van 't Staatsgymnasium met Dr. F. Vredenrijk Engelenburg, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||
Redacteur van de ‘Volksstem’, sekretarissen, terwijl de Postmeester Generaal I. van Alphen penningmeester was. Verder waren voor de Transvaal vertegenwoordigd Hoofdrechter R. Gregorowski, Staatsprocureur Dr Smuts, de heer Valter, Redakteur van de ‘Randpost’ en de H.H.G.A.A. Middelberg en F.H.W. du Buy van de Z.A.S.M. De Kaapkolonie had ons mannen gegeven als ‘Onze Jan’: de edele heer J.H. Hofmeyr te Kaapstad, Dr. Jos. J. Hoffman in de Paarl, Ds J. Lion Cachet in Burgersdorp, Ds A. Moorrees in de Paarl en Consul Generaal B.H. de Waal te Kaapstad. In de O.V.S. kregen wij slechts den heer J.H. Meiring in Bloemfontein, die zich echter van de nationale beweging nooit meer iets heeft aangetrokken. Nu kwam 't echter tot takken oprichten, 't geen lang niet gemakkelijk was. Eigenaardig maar begrijpelijk was het, dat Johannesburg in alles voorging. Wij zagen de inkankering van 't Engelsch 't meest en hadden derhalve meer behoefte tot aansluiting, samenwerking en optreden. Meestal door persoonlijk bezoek moedigden wij aan takken op te richten te Springs, onder steun van den heer J. Rasch; te Pretoria, waar de H H. Hessing,Ga naar voetnoot1) Steuerwald en Piet Kruger; te Standerton, waar de heer Dingler en te Klerksdorp, waar de heer Neethling de leiding in handen namen. 't Arbeidsveld was groot in Zuid-Afrika, haast te groot; de bezwaren die rezen in de uitvoering onzer plannen tegenover de groote, rijke Engelsche bevolking, schenen soms onoverkomelijk, maar stadig en zeker drong 't ‘Taalverbond’ in. De heer Post, door velen hierin naderhand gesteund, sprak in alle winkels, hetzij Engelsche of Duitsche, steeds Hollandsch, al begreep men hem totaal niet. Hij wilde de groote Engelsche winkels stelselmatig dwingen, de noodzakelijkheid te leeren inzien van het Hollandsch kennen, en gevolgelijk het in dienst nemen van Hollandsch sprekend personeel. Dat hem dit teleurstelling, opoffering heeft gekost, ieder begrijpt dit, maar met een blakenden ijver, en inziende dat slechts de beschaafde Nederlandsche taal krachtig tegenover het Engelsch kon optreden en niet het Afrikaansch, werkte hij in bovengenoemde richting, dikwerf miskend, niet begrepen en uitgelachen, doch een eens aangenomen beginsel handhavend, zonder evenwel tegen het Afrikaansch te zijn als omgangstaal tusschen Afrikaners zelven. Mogen wij niet vergeten den zedelijken steun, die ons ten deel viel, toen 't Z.H. Ed. Staatspresident S.J.P. Kruger behaagde het eerelidmaatschap van 't A.N.V. te aanvaarden in Augustus 1897. Dat 't arbeidsveld groot was, zei ik zooeven. Oordeel zelf waarde lezer. Ons doel was:
Neerlandia hebben we gesteund, evenals goed Nederlandsch onderwijs; een bibliotheek hebben we opgericht, gepetitioneerd hebben we aan de Regeering over onderwijskwesties; voordrachten, debatten, lezingen, tooneelvoorstellingen zijn gehouden en misverstand en valsche voorstellingen hebben we trachten uit den weg te ruimen. Een onderzoek is door ons ingesteld naar den toestand van 't nationaal onderwijs van arme blanke kinderen te Johannesburg en de Regeering voorgelegd, om in dien toestand verbetering te brengen. Met prof. De Vos uit Stellenbosch (Kaapkolonie) werd in tegenwoordigheid van vele belangstellende taalvrienden een vriendschappelijke bespreking gehouden over taalbelangen. Over de verbetering van den toestand der verarmde landbouwbevolking hield ds Postma een nuttige lezing. Een leesgezelschap werd gevormd, bibliotheken werden gesticht, kwartetten gevormd. Dr Nico Hofmeyr van 't Staatsgymnasium trad meermalen op evenals Staatssekretaris Reitz en hield nuttige lezingen over de Afrikaansche taal en letterkunde. Eveneens hadden wij 't voorrecht de bekende dichter Melt J. Brink van Kaapstad in ons midden te zien met voordrachten in Kaapsch Hollandsch en werden met Afrikaansche zusterverenigingen debatten gevoerd en samenspreking over 't Afrikaansch en 't Hollandsch, door onderwijzer Floor zoo verdienstelijk onzerzijds ingeleid. Stilgezeten heeft Zuid-Afrika dus niet. Ongemerkt is een levendige belangstelling ontwaakt voor de taal der gemeenschappelijke voorvaderen, ongemerkt is een band gesmeed tusschen beide loten van den Nederlandschen stam, zijn licht- en schaduwpunten gevonden bij beiden, is daar over gedacht, is daar op gewezen, is 't karakter duidelijker geworden wederzijds. Zoo waren de jaren heengesneld, de voorbereiding tot den tweeden worstelstrijd. Twee en een half jaar stond 't Verbond stil, sluimerde het, trad 't na 18 September 1899 niet officiëel meer op.Ga naar voetnoot2) Toen de brutale aanmatigende eisch van Engeland werd gedaan om Engelsch in den Volksraad toe te laten, richtte 't bestuur van Johannesburg zich tot Staatssekretaris Reitz met het dringend verzoek, dat ZEd. zijn invloed zou aanwenden, opdat op het stuk der landstaal niet het allerminst aan Engeland zou worden toegestaan. 't Antwoord is u allen bekend, het is der wereld verkondigd; het heeft gebulderd uit kanonnen en door mausers het wordt in ons kaal-gebrand, gemoord en geroofd land gegeven, het heeft een z.g. Christelijke natie aanleiding gegeven, om een volk, dat alleen ten laste kan worden gelegd, dat het zijn vrijheid lief heeft bovenal, uit te moorden, maar tevens de verantwoording op de schouders gelegd tegenover den Hoogsten Rechter. 't Antwoord kon slechts zijn: de Hollandsche taal, 't erfdeel onzer voorvaderen, moet ongeschonden bewaard blijven. En ten slotte, lezers, hoe staat 't Verbond nu? Door zijn bibliotheek bestaat ons Verbond nog in Johannesburg. De bibliotheek, in April 1899 opgericht, werd eerst gevestigd in den Hollandschen Boekhandel van de firma Lorentz & Co in de Hollandsche wijk Braamfontein. Door verschillende schenkingen, zoowel als het afstaan in bruikleen, groeide het getal boeken tot een 400 tal en meer. Gedurende den oorlog bleef de bibliotheek bestaan, onder leiding van onzen bibliothecaris Johannes Leyds, die alles keurig ‘achtermakaar’ heeft gehouden. Toen kwam de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||
inbezitneming van de Goudstad, de boekwinkel ging weg, doch de bibliotheek bleef leven, stilletjes, ongemerkt. Toen werden we op een fatsoenlijke manier genoodzaakt het perceel te verlaten. Vol ijver pakte Leyds alles in en verhuisde onzen schat naar de ‘Spes Bona School’, geen twee minuten daar van daan. Van de schoolcommissie en den hoofdonderwijzer, den heer Naude (sinds eenige maanden plotseling gevangen genomen en als krijgsgevangene weggevoerd) kregen we toestemming. En met onverflauwden ijver gaat Leyds nog éénmaal per week naar de school en deelt boeken uit. Voor hoelang nog? Ik moet niet vergeten te vermelden dat in 1899 door bemiddeling van onzen Superintendent van onderwijs, den heer Dr Mansvelt onze bibliotheek regeeringssubsidie ontving. Zoo is in korte trekken de geschiedenis van de Zuid-Afrikaansche afdeeling van 't Algemeen Nederlandsch Verbond. Dat elk lid, elke lezer, elk Nederlander toch voele de verplichting, die op hem rust om door woord en daad zijn moedertaal te helpen handhaven, en uit te breiden en te zuiveren van wat vreemd is. De taal is alles, de adem van ons volksbestaan. Help ieder uwer in uw eigen kring. Juist in Nederland, waar misschien de oogenblikkelijke behoefte door velen niet wordt ingezien, juist hier in 't moederland, moet niet gerust worden: Rust roest. Van uit Nederland behoort alle kracht uit te gaan tot den vreemde, waar land- of stamgenooten zich bevinden. Maar werk eerst in uw eigene omgeving, wek tot aansluiting anderen op, zuiver uw gesprek en uw schrijftaal. De Nederlandsche taal heeft nog een groote toekomst, maar daartoe is noodig dat elk meehelpe.
Fred. Oudschans Dentz. Arnhem, Maart 1902. |
|