Nederland
Verslag van de algemeene vergadering van groep A van het Algemeen Nederlandsch Verbond op 24 Mei 1902 in Dordrecht.
Aanwezig zijn volgens de lijst de vertegenwoordigers der afdeelingen Amsterdam, Dordrecht, Rotterdam en Schiedam, de leden van het groepsbestuur: de heeren Kern, Kiewiet de Jonge, de Ridder en Tijssens, benevens tien leden waarvan drie dames.
Van den heer Marcellus Emants is bericht ontvangen dat hij wegens uitlandigheid de vergadering niet kan bijwonen.
De voorzitter, professor dr. H. Kern opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom.
De secretaris der groep brengt het volgend jaarverslag uit.
‘Wanneer de wettelijke bepalingen het niet voorschreven, zou er zeker weinig aanleiding bestaan tot het vragen van uw aandacht voor een verslag. Zoo ooit toch zou men geneigd zijn het achterwege, te laten nu er zoo weinig vermeldenswaard schijnt te zijn voorgevallen in de groep A gedurende het afgeloopen jaar.
Ik zeg “schijnt”, want het zou kunnen zijn, dat er inderdaad veel gebeurd was, doch dat dit voor het bestuur was verborgen gebleven. De afdeelingen, met uitzondering van Haarlem, Schiedam en te elfder ure nog Dordrecht, hebben niet voldaan aan art. 18 van het reglement en geen opgave van haar werkzaamheden gezonden en haar verrichtingen en toestand zijn dus niet bij ons bekend geworden. Dat dit een gevolg is van de weinige aandacht, die, zelfs door als zeer belangstellend bij ons te boek staande leden, aan den inhoud van en de berichten in Neerlandia wordt geschonken, lijkt mij wel waarschijnlijk.
Niets zou zeker het bestuur aangenamer zijn dan dat de gevolgtrekking ten onrechte wordt gemaakt en dat integendeel allen even ijverig zijn geweest, maar ik vrees dat voor ons dit genoegen niet is weggelegd.
De afd. Haarlem gaf aan haar leden vrij toegang tot een voordrachtenavond van mej. Möllinger en jonkvr. Wichers, waarop het publiek tegen betaling toegang had. De avond leverde een klein tekort op.
De afd. Schiedam gaf, in vereeniging met de afd. Schiedam van de Ned Z.-Afrikaansche Vereeniging, een Transvaalavond, die een batig slot gaf van f242 ten voordeele van het Schiedamsche Tehuis voor Afrikaner vrouwen en kinderen.
De afd. Dordrecht richtte twee liederen-avonden in, zooals in het vorige jaar de afd. Haarlem gedaan had. De leden van het Verbond hadden op deze avonden geen voorrechten. Het goede slot strekte tot betaling van oude schuld.
Een nieuwe afdeeling werd, na een voordracht van dr. Kiewiet de Jonge, die ook vanwege het Verbond te Hengelo een spreekbeurt vervulde, gesticht te Nijmegen, een correspondentschap werd gevestigd te Helmond, de afdeeling Voorne en Putten werd opgeheven.
De groep telt op het oogenblik 1833 gewone, 196 beschermende en 17 begunstigende leden. Vergeleken met het vorige jaar dus een vermindering met 39 gewone en 18 beschermende leden.
De aftredende leden van het groepsbestuur, die in de vergadering van Mei 1901 herkozen werden, namen die benoeming aan.
De Heeren P.J.A. De Bruïne te Zwijndrecht en P.J. De Kanter te Dordrecht, door het groepsbestuur tot leden van den Raad van Bijstand benoemd, traden als zoodanig toe.
En hiermede is het verslag, voorzoover ik het geven kan, ten einde.’
Aan de orde is de verkiezing van zes leden van het groepsbestuur wegens aftreding volgens rooster, (zie Neerlandia Mei 1902).
De heeren de Ridder en Tijssens deelen mede dat zij voor een herbenoeming niet in aanmerking wenschen te komen.
Herkozen worden de heeren Kern, Gallée, Woltjer, Muller en gekozen P.J. de Kanter en C. van Son.
De heeren Kern en van Son verklaren hun benoeming aan te nemen, de eerste voor een jaar, zeggende voornemens te zijn dan zijn plaats te zullen afstaan aan jongere krachten.
De voorzitter dankt de heeren de Ridder en Tijssens voor hetgeen zij voor het Verbond hebben gedaan.
Daarna verkreeg de heer dr. H.J. Kiewiet de Jonge het woord tot het doen van eenige mededeelingen. Hij besprak o a. het beweren van een Duitscher, die in Zuid-Afrika geweest is, als zou het Nederlandsche element er niet zoo groot zijn. Om dit beweren te ontzenuwen, heeft dr. Colenbrander het archief der O.I. Comp. doorzocht, en daaruit staten opgesteld van de Nederlandsche personen en hunne afstammelingen, die zich in Zuid-Afrika hebben gevestigd, om daaruit het percent van 't Nederlandsche element te kunnen bepalen. Het geschrift van dr. Colenbrander tegen de beweringen van dr. Vallentin, als zou het Duitsche element in Z.-Afrika veel sterker zijn, zal als no. 9 der geschriften van het Verbond verschijnen.
Voorts besprak hij uitvoerig de bemoeiingen van het Verbond en wees op de groote onverschilligheid, die het ondanks alle opwekking zoo menigmaal ondervindt. Enkele aanhalingen uit brieven toonden dat hier en daar de onverschilligheid door warme belangstelling wordt vervangen. Daarom riep hij den leden op, zoo krachtig mogelijk voor het Ver-