gegevens, die wij van andere commando's bezitten, komen wij gemakkelijk ettelijke duizenden boven het maximum, 9000, dat de Engelsche regeering een paar maanden geleden voor het aantal Boeren vaststelde.
Dan de geest onder de commando's. Wij kennen het Engelsche wijsje: de Boeren zijn gedemoraliseerd, zij zijn wanhopig; zij worden alleen nog door bedreiging en soms met geweld onder de wapenen gehouden; het zijn nog maar eenige onverzoenlijken, een paar halsstarrige aanvoerders die den tegenstand verlengen. En zoo meer.
Maar lees dan de rapporten, die onlangs van de commando's zijn gekomen! Die gewagen van andere feiten dan de Engelsche telegrammen, en van de feiten uit die telegrammen op geheel andere wijze. En vooral, er spreekt geen moedeloosheid, maar vaste moed uit, geen wanhoop maar vertrouwen, geen neerslachtigheid maar verrassende opgewektheid.
Zij hebben het te velde wel hard, maar zij zijn nu wel tegen alle ontbering bestand; zij hebben nog volop te eten; de Engelschen voorzien hen van leeftocht en kleeren, geweren en munitie. Zij kunnen den strijd nog een jaar en ja wel langer volhouden; en zij zullen het niet opgeven, zoolang de onafhankelijkheid niet verzekerd is.
Zoo schrijven de commandanten, en wat de burgers doen bewijst dat zij er over denken als hun voormannen. En wij worden beschaamd, als wij 't lezen, dat wij, de Engelsche berichten in hun leugenachtigheid kennende, nochtans, ze telkens herhaald ziende, wel eens geloofd hebben en getwijfeld aan den goeden geest onder de burgers.
En nu een blik op den toestand over het oorlogsveld. De Engelschen meester in de voornaamste steden, aan de spoorwegen en langs de blokhuisliniën. Maar verder? Zij trekken met colonnes een groot stuk der republiekken en der Kaapkolonie af, en waar die colonnes zijn en zoover hun kannonen reiken beheerschen zij het land. Zoodra zij echter verder gerukt zijn komen de Boeren weer opdagen en zijn er baas.
En dan gebeurt het nog, dat die colonnes hun tochten niet ongedeerd ten einde brengen, maar - gezwegen van de kleine verliezen die zij aanhoudend lijden - door de Boeren vinnig bestookt, tot wijken gebracht of gansch verslagen worden. Klerksdorp, Tweebosch, Boschbult, Boesmanskop, Rooiwal, Bultfontein, Fraserburg, Ficksburg. Ziedaar eenige namen, die verbonden zijn aan gevechten uit den laatsten tijd, die de Engelschen heugen zullen. En wat wordt ons nog verzwegen!
In de Kaapkolonie, van waar de berichten het schaarscht zijn, is de opstand niet te dempen. Hoe dikwijls streken van den vijand gezuiverd verklaard worden, telkens duiken er de commando's weer op. In het Westen zijn de Boeren in uitgestrekte streken heer en meester. Grikwaland-West, met uitzondering van een paar plaatsen, is in hun bezit. Het noorden van Transvaal is nog grootendeels hunner. In het zuidoosten van Transvaal kunnen de Engelschen ze niet aan het lijf komen. In den Vrijstaat dagen zij op, dan hier dan daar; nergens zijn de Engelschen veilig voor hen.
Is dit de toestand van een veroverd land? Is een vijand, die tegen een twintigvoudige overmacht deze dingen vermag, een overwonnen vijand? Zijn het moedelooze mannen, die telkens de Engelsche troepen met doodsverachting op het lijf vallen, stormjagen tegen hun kanon- en geweervuur in?
Neen, de tijd dat de Boeren zich voor de Engelschen bukken moeten en deemoedig de voorwaarden aannemen, die de overwinnaar verleenen wil, is er nog niet.
Is er dan geen sprake van vrede? Is er dan geen kans op een schikking, waarbij de Boeren iets van hun eischen, iets van hun onafhankelijkheid laten vallen? Want, hoezeer Engeland naar den vrede dorst, hoezeer het afgemat is van den strijd, die het zooveel menschenlevens, zooveel schats, zooveel van zijn goeden naam en invloed gekost heeft en aldoor kost; hoezeer het geneigd is ook van zijn eischen, eens in overmoed gesteld, den eisch van onvoorwaardelijke onderwerping te laten vallen, - ook voor Engeland is de tijd nog niet gekomen, dat het tot elken prijs, met wedererkenning van de onafhankelijkheid der republieken, den oorlog moet staken. Komt het nu tot vrede, dan zal het een vrede zijn met wederzijdsch toegeven, en de Boeren zullen althans de opperheerschappij van Engeland, het Paramount Powership, waarmede voor den oorlog zoo geschermd is, moeten erkennen en misschien wel een rechtstreeksch gezag.
Wij zouden de kans op vrede beter kunnen berekenen, wisten wij wat Engelands voorwaarden zijn. Wij kunnen daarnaar wel raden en op sommige punten met groote mate van waarschijnlijkheid, maar zeker gaan wij hierin niet. Het wordt zelfs van Engelsche zijde nog wel ontkend, dat de Engelsche regeering voorwaarden aangeboden heeft. Zij heeft zoo dikwijls den fieren eisch van onvoorwaardelijke onderwerping laten klinken, dat men er onder het volk niet overal aan de eenigszins pijnlijke gedachte wennen kan, dat de Engelsche regeering die woorden heeft moeten herroepen, en nu toch met voorstellen komt.
Toch is dit uit den loop van de onderhandelingen en hetgeen er geloofwaardigs bekend uit geworden is, met groote stelligheid gebleken. De Engelsche regeering heeft de voorwaarden genoemd waaronder zij vrede wil maken. Welke zijn die?
Wij gelooven, dat wij die voorwaarden in den loop der laatste weken al onder de oogen hebben gehad, en wel in een reeks van berichten, hetzij uit Zuid-Afrika aan Engelsche dagbladen overgeseind of uit Brussel en ons land, als komende van de vertegenwoordigers der Boeren in Europa; of ook in redactioneele mededeelingen van Engelsche bladen.
Elk bericht op zich zelf was stellig wel onjuist. De Boerenvertegenwoordigers hier te lande en in België b.v. zijn nog buiten de onderhandelingen gehouden, ongetwijfeld door de Engelsche regeering, die zoowel hun mededeelingen aan de Boeren in Zuid-Afrika ducht als dat zij niet erkennen wil, zich in haar smalend oordeel over deze mannen die allen invloed bij de Boeren in Zuid-Afrika verloren zouden hebben, vergist te hebben. Dus kunnen zij geen bericht gehad hebben van wat te Pretoria verhandeld is, en de regeering te Londen laat zich niet uit. En andere berichten, behalve dat het geheim blijkbaar streng wordt bewaard en de censor in Zuid-Afrika waakt, dragen meestal de duidelijke bewijzen van hun onbetrouwbaarheid in zich.
Maar neemt men al die berichten en mededeelingen bijeen, dan, gelooven wij, zullen de voorwaarden der Engelschen er wel in te vinden zijn De Engelsche regeering zelf zal met de middelen die haar ten dienste staan daarvoor gezorgd hebben. Op die wijze toch wordt het Engelsche volk, dat zich eerst met het denkbeeld vertrouwd had gemaakt van volledige onderwerping der Boeren en algeheele uitwissching van hun vrijheid, met een voorloopig militair en daarna een langdurig kroonkolonie-bestuur om hen in bedwang te houden, gewend aan het denkbeeld, dat Engeland zijnerzijds zich ook tot het een en ander verbindt en de Boeren althans een deel van hun zelfstandigheid behouden.
Zoo verscheen er dezer dagen een bericht, dat er sprake was van eigen regeering, gelijk die van Natal, de Boeren over een jaar na het sluiten van den vrede beloofd, en kwam er in de Times een voorstel voor, om hun over vijf jaar een soort eigen regeering te geven, hoewel alleen als de Boeren zich in die vijf jaar goed gedragen hadden, en dan toch een eigen regeering, waarin Engeland een stem in het kapittel zou hebben.
Een ander bericht gewaagde van den uitmuntenden indruk, dien het in Zuid-Afrika onder de Boeren gemaakt had, dat Engeland bereid was een groote som gelds - men heeft gesproken van een of twee en zelfs van tien millioen pond sterling - te geven voor het wederopbouwen van de hoeven en het herstel van den veestapel. Men zou meenen, dat dit van zelf sprak, maar er is van Engelschen kant zoo dikwijls gezegd, dat eerst de loyalen geholpen moesten worden en dat de vernieling gewettigd was, dat de Engelsche regeering veler gemoed er op voor te bereiden heeft, dat inderdaad de Boeren geld zullen krijgen om weer op de been te komen.