Neerlandia. Jaargang 6
(1902)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
Jaarverslag van den Algemeenen Secretaris.Zooals de duitsche gezel, den hoed zwaaiend tot laatst vaarwel, van den heuveltop nog een blik weidt over de kleine wereld die hij verlaat; in kort bestek doorleeft hij weer lief en leed, dan keert hij zich om en gaat de toekomst tegen - zoo is ook de Secretaris van het A.N.V. als hij telken jare over de wijde ruimte achter hem, ruimte van plaats en tijd, zijn oog moet laten gaan. En 't is hem prettig als hij na onderzoek, zooals nu, kan zeggen: het A.N.V. ging vooruit, ondanks de belemmeringen. Wel treft het groot aantal van wie voor het lidmaatschap bedankten, bijna uitsluitend in ons land. Daar zijn er velen bij die hun kennisgeving verzachtten, door een woord van spijt door de omstandigheden genoodzaakt te zijn tot hun besluit. Maar er zijn er ook die het doen met een heftigheid als sloegen zij een insect van zich, vooral wanneer zij, volgens de statuten over het loopende jaar het maandblad blijven ontvangen. Alsof het A.N.V. gesteld ware op leden die toonen niet het flauwste besef te hebben van zijn bedoelingen! Maar tegenover die ongrage of vinnige bedankers staan en meer die toetraden. En er is groote kans dat die trouwer zullen zijn, getuige zeer dikwijls het begeleidend schrijven. Wie die brieven leest, die voelt dat het Verbond goed doet, die weet het, want het zijn uitingen van ernst; er zijn hoe langer hoe meer Nederlandsche mannen en vrouwen, die inzien dat voor ons samenwerking van stamgenooten, te lang verwaarloosd, geestelijk en stoffelijk onmisbaar is. Om een voorbeeld te noemen, een onzer grootste aannemers schrijft: ‘In Ostende maken wij een haven, waarvoor ik daar het geheele jaar zal moeten zijn. Er moet daar ook een afdeeling van het A.N.V. wezen en ik wensch er lid van te worden. Wellicht zal ik in de gelegenheid zijn den Nederlandschen stam van dienst te wezen, nu het Hollandsch element te Ostende zoo sterk wordt vermeerderd door de baggerwerken en de stoomvisscherij, die zich verplaatst van IJmuiden naar Ostende’. Dat schrijven is dus van iemand die geen lid was, maar nu plotseling ziet wat hij als Nederlander in den vreemde kan doen; het Verbond is zijn toevlucht; dat hij niet onverschillig was strekke tot zijn eer, dat het Verbond er was | |
[pagina 50]
| |
toen hij het kon gebruiken, is een bewijs van zijn bestaansrecht. Hier tegenover sta een aanhaling uit een brief van iemand die zijn lidmaatschap intrekt, na inzage van het maandschrift. Men kan daaruit de wonderlijke opvattingen zien, die omtrent het Verbond bestaan. Schrijver dan zegt: ‘ik ben bepaald verhinderd tot het Alg. Ned. Verbond toe te treden, vooreerst omdat het zeer heftig partij kiest in zake de Vlaamsche beweging; voorts, omdat ik er op verscheidene plaatsen sympathie voor het verderfelijke “All-Deutsche Verbond” in meende zien, en last not least, wijl dr. Schaepman in het bestuur zitting heeft. Deze feiten noodzaken mij, die eerst meende dat Neerlandia meer taalkundige, historische of ethnologische zaken behandeldt en vrij was van elken kerkelijken invloed, een beroep te doen op uwe welwillendheid, teneinde te verkrijgen, dat de door mij geteekende aanvraag van lidmaatschap, door U als niet ontvangen wordt beschouwd.’ Die ‘kerkelijke invloed’ wil wat; in België wordt men bedreigd met geheele ongenade, als men zonder eenigen zweem van partijdigheid het Willemsfonds geluk wenscht met zijn zilveren feest; groote kruiken verdachtmaking worden dan op de leiders van het verbond uitgegoten. Gelukkig blijven die kalm onder zulk gedoe, zich volkomen bewust dat zij met geen mogelijkheid op kerkelijk terrein te trekken zijn en bij gelegenheid, mits zij ook dan vooruit worden gewaarschuwd, een feestvierend Davidfonds even hartelijk zullen begroeten als welk ander fonds ook, waaruit in Vlaanderen ten bate van het Nederlanderschap op eerlijke wijs wordt geput.
* * *
Ondanks de nu eenmaal onmisbare partijschappen in Vlaanderen zelf, wordt daar ongetwijfeld op hechter grondslagen voortgebouwd dan op den onvasten bewegelijken bodem van weleer. Toch blijven er altijd nog Vlamingen, die niet aan dien vooruitgang gelooven, en den voet dwarszetten aan de ernstige voorvechters voor Nederlandsche beschaving in hun land. Het hoofdbestuur kan niet anders dan een woord van oprechte hulde brengen aan de leiders der Vlaamsche beweging in het Verbond, voor de stipte wijze waarop zij zich, vooral voor Neerlandia, telkens kwijten van de eenmaal gemaakte afspraak. Deed ieder als zij dan zou het maandblad naar de bedoeling steeds op het midden der maand verschijnen. Nu kan dat niet, althans nog niet. De nieuwe ledenlijst toont den gestadigen groei van de Indische groep, waar Mr. A. van Oven zijn plaats als Secretaris aan den heer J.P.C. Hartevelt, lid van de Algemeene Rekenkamer te Batavia, heeft afgestaan. De groep, na velerlei wederwaardigheden buiten eigen schuld, eindelijk gevestigd, heeft haar arbeid begonnen door krachtige begunstiging van de Nederlandsche taal bij het onderwijs, ook der inlanders die dat begeeren, en van het bewaarschoolonderwijs dat zeer veel verbetering behoeft. Het zou niet in den geest zijn van de bestuurders der groep, indien na zoo korten tijd reeds, in dit verslag werd uitgeweid over een arbeid, die uitteraard nog slechts voorloopig heeft kunnen zijn. Ook de verhouding der groep tot het maandblad is nog niet vast geregeld; de bedoeling is dat elk nummer evenals voor Vlaanderen, zoo ook een afzonderlijke inzending voor Oost-Indië opneemt. Geregelde deelneming toch van alle groepen aan de samenstelling van Neerlandia is van den oorsprong af een eisch geweest, wil het aan zijn bestemming beantwoorden en werkelijk een middelpunt worden voor alle leden van het Verbond over de geheele wereld. Vaste medewerking nu der Secretariaten, niet alleen in de groepen maar ook in de afdeelingen, vooral die buiten Europa, is altijd een kwestie van tijd. Het maandblad heeft ze noodig, maar moet aan den anderen kant ook eerst eenig burgerrecht hebben verkregen, vóór het de medewerking verkrijgt; het is betrekkelijk een kringloop. Maar op den duur zullen de groepen, en dus de leden, zich zelf hebben te beschuldigen, indien zij klagen over verwaarloozing hunner bijzondere belangen. De redactie in Nederland moet zoo te zeggen, behalve voor de eigen groep, alleen voor de ineenzetting der geregeld en op tijd ingekomen bijdragen hebben te zorgen. Behalve dat moet het Hoofdbestuur Neerlandia natuurlijk als middel gebruiken om de eenheid en de leiding te handhaven.
* * *
Toen de nieuwbenoemde Gouverneur van Curaçao, Jhr. J.O. de Jong van Beek en Donk, voor zijn vertrek een pleeggehoor verleende, hebben Voorzitter en Secretaris hunne opwachting gemaakt en ZHEG. de belangen van het A.N.V. in Curaçao en onderhoorigheden voorgedragen. ZHEG. heeft met de meeste belangstelling kennis genomen van de mededeelingen, betreffende den sisalbouw vooral, waarbij hij aan den rentewaarborg eener leening zijn steun verzekerde, evenals aan de in erfpacht stelling van mogelijke sisalgronden, maar zich in beginsel verklaarde tegen een kosteloozen afstand. Deze toezegging, geheel zonder verbinding natuurlijk, was een bewijs van de groote ingenomenheid van ZHEG. met de bedoelingen van het Verbond, die hij verklaarde gaarne naar vermogen in zijn nieuw bewind te willen steunen. Het moge ZHEG. gegeven zijn, bij de gewekte algemeene belangstelling in het lot dezer kolonie, haar tot een hoogeren stoffelijken en geestelijken bloei te brengen, dan bij mogelijkheid geschieden kon onder zijne in dit opzicht minder bevoorrechte voorgangers. En mocht het Verbond zelf op Curaçao een gewaardeerd middel worden van samenwerking tusschen kolonie en moederland, dan dankt het dit naast den heer J.H.J. Hamelberg, den lezers van Neerlandia goed bekend, aan de heeren Leyba te Willemstad en C.L.M. Bijl de Vroe, adelborst 1ste klas aan boord van de daar vertoevende Zeeland. Juist de Nederlandsche zeeofficieren, die allerlei plaatsen bezoeken met meerdere of mindere Hollandsche bevolking, zijn bij uitstek de mannen om het streven van het A.N.V. te doen waardeeren. In dien geest hebben zich de heeren van der Star en Meyboom, beiden gewezen zeeofficieren, openlijk in het Marineblad en elders reeds uitgesproken. En daarom is de gebleken toewijding van den heer Bijl de Vroe zoo verblijdend. Zij is een der teekenen, die dit jaar veelvuldig zijn waargenomen, van toenemende medewerking. Als zoodang zijn ook te beschouwen de giften van dr. S. Birnie te Rotterdam van f240, van den heer H. Honig Czn. te Koog a.d. Zaan van f40 en van het ontbonden Indologisch Studentencorps te Delft van f25. Zoo getuigde ook van zucht tot samenwerking de aanvraag van het bestuur van Tesselschade om voorlichting wat uitzending naar Vlaanderen betreft van Hollandsche kinderjuffrouwen, welk vraagstuk, voor de Nederlandsche taal in België zeker van | |
[pagina 51]
| |
niet gering belang, aan het bestuur der Groep Vlaanderen ter overweging is aangeboden. Te Constantinopel is voornamelijk door de bemoeiingen van den heer A.L. St. Yoost de Kruyff het Verbond onder de daar wonende Hollanders gevestigd; de lezers van Neerlandia hebben zich kunnen overtuigen met hoeveel belangstelling door de kleine Hollandsche kolonie aldaar de behartiging onzer nationale belangen wordt gevolgd. Onverschilligheid alleen kan daar en elders de gebrekkige toestanden in ons consulaatwezen bestendigen; dat het A.N.V. ingang vindt zal in het vervolg overal een bewijs zijn dat die reeds zoo duur betaalde onverschilligheid is overwonnen. Verhoogde geestkracht en ondernemingszucht wordt daar het loon. Zoo is het ook te verwachten van Smyrna, waar het Verbond in de heeren Jhr. Mr. J.E. de Sturler, den Consul Generaal, en J.C.F.W. Schmid (Schmidt et Capponi) groote voorstanders bezit. Tijdens diens verblijf in Holland hebben Voorzitter en Secretaris gelegenheid gehad met den eerste mondeling de vestiging eener Afdeeling in Smyrna te bespreken, waar de omstandigheid dat de afstammelingen van Nederlanders de Levantijnen, op een enkele uitzondering na de taal hunner voorvaderen hebben prijsgegeven, grooter moeilijkheden dan elders en zeker andere oplossing dan gewoonlijk, vereischten. In het volgende jaarverslag zal naar het zich laat aanzien, kunnen worden medegedeeld op welke wijze in die eertijds zoo bloeiende Hollandsche kolonie de eenheid met het moederland, zoo goed mogelijk is hersteld. Zoo ook zal Teheran zeker weldra van zich laten hooren, hoe door de ijverige pogingen van den Secretaris van Midden Azië, den heer Joh. Pater, gevolg is gegeven aan het plan om een leergang in het Hollandsch voor de Perzen te openen. De tijden zijn daartoe uiterst geschikt en de vrijwilige onderwijskrachten uit den kleinen kring Hollanders beschikbaar.Ga naar voetnoot*) Aan den heer Anthonisz te Colombo werden tal van boeken gezonden, als proeve voor geschikte leerstof voor onze taal. De tijden zijn op Ceylon evenwel niet gunstig voor eene ontwikkeling van vreedzame belangen onder de afstammelingen der Hollanders. Te groote ijver zou daar dan ook verkeerd zijn, evenals in Lissabon, waar de ijverige Secretaris, de heer H. Wattel, met den kring zijner landgenooten het zijne doet om het lot der Afrikaansche ballingen zoo dragelijk mogelijk te maken. Het A.N.V. heeft hem daarbij, zonder bezwaar voor de algemeene kas, naar krachten kunnen steunen, evenals het dit gedaan heeft bij de nieuwe nederzettingen in Duitsch Zuidwest Afrika, waarheen een groote partij boeken is gezonden, het reeds aanzienlijke begin eener Hollandsche bibliotheek, waarover het beheer is toevertrouwd aan de heeren Scholtz en J.A. de Villiers Smeer. Bij de keuze dier boeken is de heer Wormser te Amsterdam geraadpleegd, terwijl het Nut belangeloos een keur uit zijn uitgaven voor dit doel heeft afgestaan. Een aanzienlijke gift van een Dordtenaar heeft deze nuttige uitzending mogelijk gemaakt.
* * *
De Westelijke groep Amerika van het Verbond heeft in ds. Henry Beets een waardig opvolger gekregen van prof. Henry Dosker. Ongetwijfeld hebben daar de voormannen te kampen met zeer groote bezwaren, grooter dan hier wellicht kan worden vermoed. De beginselen van het Verbond, die in Nederland zelf nog zoo weinig worden beleden, zijn ginder geheel nieuw en stuiten op een lauwheid bij velen, die volkomen verklaarbaar zoude zijn, had men niet in de geschiedenis van de stichting der Hollandsche nederzettingen om de meren, het vaste bewijs van trouw aan gemeenschappelijk verleden. Toch, er komen uit het Westen bij het Secretariaat van meer dan eene hand brieven in, die als een aanklacht moeten gelden tegen den ernst van de groep. De dringende vraag om opheldering, met terzijdestelling van algemeene beschuldigingen, tot de schrijvers gericht, bleef tot nu toe steeds onbeantwoord. De verdenking, door een trouw aanhanger van het Verbond in Amerika schriftelijk geuit, als zou het Hoofdbestuur onwillig zijn de schaduwzijden der groep te toonen, is dan ook geheel ongegrond. Waartoe ongunstige toestanden te ontveinzen, mits zij waar bleken? Het A.N.V. jaagt niet naar een schijn, waaraan slechts kinderen zich vergapen. Is er werkelijk geen toekomst in Amerika voor zijn bedoelingen, dan heeft het daar eenvoudig beproefd wat niet te verwezenlijken was; dan mag dit een teleurstelling heeten, maar het Verbond blijft er om wat het is; zijn terrein is enkel ingekrompen maar aan zijn innerlijke kracht schaadt dat niet. Nu hebben wij voorshands nog den tijd om af te wachten en zonder tegenbewijs, een blijvend vertrouwen in de flinke mannen die ons ginder ter zijde staan. Altijd heeft het Hoofdbestuur herhaald en nog eens herhaald: waar Nederlandsche belangen als welke het Verbond voorstaat, zoo stelselmatig zijn verwaarloosd, daar mag men niet anders verwachten dan eene verbetering van lieverlee.Ga naar voetnoot*) Het spreekt van zelf dat het Hoofdbestuur een open oog heeft voor wat de Heer Van Noppen op het Nijmeegsch Congres heeft gezegd omtrent de mogelijkheid van Nederlandschen invloed in het Amerikaansch geestelijke leven. Van de Oostelijke groep valt thans weinig te zeggen; de tijden zijn ook daar ongunstig en geduld het wachtwoord. * * * Het Perskantoor van het A.N.V. doet nog steeds wat het kan om buiten het gevechtsterrein de Boeren te steunen. Het heeft zijn invloed veel sterker zien worden en mag zonder gevaar van zelfverheffing, met groote tevredenheid op zijn arbeid in het afgeloopen jaar terugzien. Waar echter al zijn werk groote omzichtigheid vereischt, daar kan natuurlijk hier geen volledige opening van zaken worden gedaan. Enkel als voorbeeld zij herinnerd aan den strijd tegen het Engelsche Witboek van Mei 1900, over het verbranden van boerenhoeven; tegen de regeeringsmededeelingen in, is toen bewezen en wereldkundig gemaakt, hoe de werkelijke toestand was, oneindig veel treuriger en misdadiger dan de ambtelijke schijn wou doen gelooven. Toen in Februari 1901 de tusschen Kitchener en Louis Botha gevoerde onderhandelingen door dr. Bierens de Haan in de N.R.C. waren geopenbaard, waren zij binnen 48 uur in Fransch, Duitsch en Engelsch vertaald, vermenigvuldigd en verzonden. De heele wereld over was nu op eens het oog geopend voor den werkelijken toestand, want op het verslag van de onderhandelingen, konden door de besliste mededeelingen van dr. Bierens de Haan | |
[pagina 52]
| |
en dr. Pameyer, tot ontzenuwing der opzettelijk verbreide berichten van inzinking der Boerenkrachten, de meest geruststellende verklaringen worden afgelegd van den onverzwakten moed en wil onzer strijdende stamgenooten. Daartoe droeg ook niet weinig bij - in Juni - de brief van Staatsprocureur Smuts aan president Steyn, naar aanleiding van zijne bevindingen in de westelijke districten van Transvaal. Zulke bescheiden worden alle in zeer korten tijd de wereldpers doorgezonden. Gewezen enkel kan hier worden op de werkzaamheden die het gevolg waren van de reis van mevrouw Waszkléwicz naar Engeland en van het verschijnen van Steads Methods of Barbarism, welke gloedvolle bestrijding van Engelands onmenschelijke pogingen tot uitroeiing der Hollandsche Afrikaanders, voor ons Nederlanders ook van rechtstreeks belang was door het stenografisch verslag van het strafgeding tegen onzen landgenoot J. Spoelstra, te Pretoria gehouden. Dit verslag toch bevatte de bezworen getuigenissen der verschillende Boerenvrouwen, wier mishandeling door Britsche soldaten - ds. van Broekhuizen had daarvan de mare reeds naar Holland gebracht - zulk een storm van verontwaardiging wekte, dat Engeland genoodzaakt was haar zoogenaamd te doen tegenspreken bij monde van dr. Bosman en bij geschrift van een zekeren heer Constançon, zich noemend Zwitsersch Consul te Pretoria. Door die bezworen getuigenissen werden de mededeelingen van ds. van Broekhuizen volkomen bevestigd, en kon deze in Amerika met des te meer overtuiging opkomen voor den eisch om bescherming der weerloozen onder zijn volk. Natuurlijk hebben de onthullingen over de concentratiekampen door Miss Hobhouse aan het Perskantoor een dankbare taak opgelegd, waarvan het zich in elk opzicht heeft gekweten. In den loop van het vorige jaar had het A.N.V. bijna het voorrecht gehad een aangrijpend tooneelstuk de wereld over te doen opvoeren, van den heer Herman Heijermans, die met groote welwillendheid het schrijven had op zich genomen. Het was niet een partijstuk, niet een opruiingsmiddel tegen Engeland; zoo iets is van het A.N.V. noch van den heer Heijermans te verwachten geweest. Het was een greep uit den oorlog, een stuk familieleven, dat den oorlog zelf deed verfoeien, niet de menschen die er in worden betrokken. Het zou een geweldigen indruk hebben gemaakt. Maar de Raad van Beheer van het Ned. Tooneel heeft het niet gewild; wat een kracht had kunnen zijn tegen wanbeschaving, rust nu in papieren omslag, waarschijnlijk voor goed. Een woord van groote waardeering aan den heer Heijermans vinde hier zijn plaats, al verlangt hij dat niet. Tegen den zoolang al stelselmatig verbreiden laster als zouden de Boeren vijanden zijn geweest der zending, is in overleg met het A.N.V. ds. Spoelstra opgekomen in zijn geschrift ‘Zijn de Boeren vijanden der zending?’ Het werd door het buitenland overgenomen en in dertig duizend exemplaren in Duitschland, in twintig duizend in Engeland verspreid; in Frankrijk was de oplaag kleiner, om begrijpelijke redenen. De ambtelijke verslagen van de Generaals de la Reij en Smuts, vermeerderd met andere stukken betreffende den Z.A. oorlog, door de Boerenvertegenwoordigers in Europa ontvangen, zijn door het A.N.V. uitgegeven. Naar het eenig bekend oorspronkelijk exemplaar der Staatscouranten enz. der Z.A.R., van Machadodorp tot Nelspruit, zag een afdruk in 250 exemplaren het lichtGa naar voetnoot*). En wellicht reeds vóór het verschijnen van dit verslag zal opnieuw een hoogst belangrijke brief verschijnen van Generaal Smuts aan Z.H.E. den Staatspresident. Zoo heeft het A.N.V., misschien wel tot versterking van zijn goeden naam, maar niet om welk voordeel ook, den geheelen oorlogstijd opzettelijk schuil gaande achter de Ned. Z.A. Vereeniging, welke het tot geen prijs in haar ontwikkeling wil belemmeren, gedaan wat het kon, voor zijn Afrikaansche Groep. |
|