mogelijk nog gestegen, dank zij de onvermoeide werking van het Belgisch Transvaalcomiteit, met zijnen wakkeren Voorzitter Reinhard, dank zij de reeks voordrachten eerst door Andries De Wet en Dr. Vallentin, later door Louw en Plokhooy in ons vaderland gehouden, maar dank zij vooral de houding der Boeren zelf, ons bekend gemaakt door onze Vlaamsche pers, waarbij ook Fransche bladen moeten genoemd worden als de ‘Petit Bleu’, die met de ‘Vlaamsche Gazet’ weer eene inteekenlijst geopend heeft voor de vrouwen en kinderen in de kampen; tegen de sympathie van het Belgische volk steekt de lafheid der Belgische regeering allertreurigst af,
De kamer van volksvertegenwoordigers heeft zich in de laatste maand eene onuitwischbare vlek op het voorhoofd gedrukt door het verwerpen, met 51 stemmen tegen 46, van de dagorde Van de Velde, over de boerenkampen, die als volgt was gewijzigd geworden.
‘De Kamer, diep ontroerd door het ongewoon cijfer der sterfte en inzonderheid door de sterfte der kinderen in de kampen van Transvaal en Oranje, drukt den wensch uit dat de maatregelen, door de Engelsche regeering genomen om die sterfte te doen verminderen, doeltreffend zouden zijn en gaat over tot de dagorde.’
Onze Vlaamschgezinde maatschappijen zij hier dank gezeid voor den ijver en de geestdrift waarmede de Vlaamsche belangen in het verloopen jaar zijn verdedigd geworden, zoowel taalbelangen als die der geestelijke- en kunstontwikkeling van ons volk. Wij willen nog aanstippen den Landdag van den Vlaamschgezinden Katholieken Landsbond van 1 en 2 September laatstleden, die zeer goed werk heeft verricht; het 5e Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres, dat het wetenschappelijk Nederlandsch hier meer deed kennen en waardeeren, de zoo talrijke en nuttige lessen der Hoogeschooluitbreiding voor het volk, den bloei onzer Vlaamsche schouwburgen. Een woord van dank aan den Nederlandschen Boekhandel (Antwerpen en Gent), die krachtig de verspreiding der Nederlandsche boekwerken heeft ter hand genomen en daardoor aan onze beweging een niet te waardeeren hulp heeft geschonken.
Hebben wij, in het voorgaande jaar, met afwisselende hoop en angst de toebereidselen tot het vieren der Guldensporenfeesten gadegeslagen, thans schijnt de zaak verloren. Onverdraagzaamheid heeft van de Groeningerfcesten een twistappel gemaakt tusschen de politieke partijen, die zich thans elk langs haren kant voorbereiden op het vieren der helden van 1302.
Waar de Vlamingen schouder aan schouder moesten staan tot het officieelmaken van ons mooiste vaderlandsch feest, waaraan ook de Walen deel kunnen nemen; daar doet het, o, zoo wee, partijhaat en kleinzieligheid als oppermachtige vijanden van al wat goed is, ook hier te zien zegevieren.
En wat zal er nu van het Nederlandsch Congres geworden, dat in Augustus aanstaande in Kortrijk moest gehouden worden? Ook daaraan kunnen wij niet denken zonder angst en vreeze.
Eindelijk willen wij nog eens terugzien op den strijd dien wij te voeren hebben gehad tegen de eenige maatschappij, die zich openlijk als verklaarde vijandin der Vlaamschgezinde gedachten heeft doen kennen, namelijk de ‘Association flamande pour la vulgarisation de la langue française.’
Zij heeft eerst krachtdadig, hoewel zonder het te weten, meegewerkt tot het welgelukken van het 2e studentencongres voor de Vlaamsche hoogeschool, door hare dwaze plakbrieven, die zoo talrijk en goed door de Vlaamschgezinden zijn beantwoord geworden; zij heeft den Nederlandschen Hoogleeraar Van Hamel als een werktuig willen gebruiken, zij heeft zich door den Provincialen Raad van Oost-Vlaanderen eene gevraagde subsidie zien weigeren voor haar ‘profijtelijk boekje’, ze heeft haar kind, ‘de Taalkwestie’, op zijn doodsbed verloochend, ze heeft Fransche leergangen ingericht, waardoor zij de Vlaamsche beweging niet in het minst heeft geschaad, voor zooverre zij ze niet heeft gebruikt om laster te strooien en valsche begrippen over onzen taalstrijd te stichten, zij heeft eene waardige afdeeling gesticht te Antwerpen en zal ook hetzelfde te Brussel doen, en eindelijk heeft zij op hare laatste algemeene vergadering in December laatstleden, het zoo beruchte institut Rachez verloochend, dat nochtans door de stichting harer Antwerpsche afdeeling, aldaar een hulphuis heeft gekregen.
Hier is onze strijd geen strijd tegen onwetendheid of inertie, maar een strijd tegen jezuitisme en laffe huichelarij, leugen en grof bedrog, en dat is wel de lastigste van allen, omdat wij walgen van zulken vijand. Minachtende spot alleen past hier, geen bezadigd, diepdoordacht betoog.
Wie twijfelt er dan ook aan, dat die maatschappij ‘flamande’ is, wanneer wij in het officieel verslag der algemeene vergadering, Dinsdag, 10 December, in de Flandre libérale verschenen, lezen dat een der kopstukken zich heeft gewaardigd de ouders der in de prijskampen mededingende leerlingen in het Nederlandsch aan te spreken. Of gebeurde dit wellicht om verstaan te worden en in afwachting dat die ouders, door de werking der Association het Fransch genoeg zullen kunnen begrijpen, om de heeren Vulgarisateurs toe te laten de taal van het land volkomen te ‘ignoreeren?’ Dat zij de vijand is van de ‘Vlaamschgezindheid’ steekt zij soms niet onder stoelen en banken, maar wie kan haar dien haat kwalijk nemen als men hoort dat, in de Athenea der Vlaamsche steden, door het toedoen dier verfoeide Vlaamschgezinden, de taal van het volk, de taal van uwe geleerden, van uw hooger en lager onderwijs, o Nederlanders! tot voertaal is aangenomen voor de minderheid der leervakken (o, gruwel!) zoodat het beruchte institut Rachez te Gent en te Antwerpen tot stand is gekomen ‘sans aucune intervention de notre Association, quoi qu'on en ait dit.’
Hierover schrijft het ‘Volksbelang’ van Gent:
‘On slaat hier op de Flaminganten. Iedereen weet, dat die lieden niets anders doen dan liegen en bedriegen.
Dit koen protest van den vulgairen redenaar welde op uit een loyaal gemoed, dat een diepen afkeer voelt voor leugen, bedrog of welk jezuïtisme ook.
Die mannelijke fiere taal juichen wij van harte toe, want iedereen te Gent weet, dat niemand onder de Vulgarisateurs bij iedere groote vacantie bij de ouders der leerlingen van ons Athenaeum en van onze middelbare school heeft rondgeloopen om hunne kinderen naar het Institut Rachez te drijven; dat niemand onder de Vulgarisateurs in den Bestuursraad van het Institut Rachez zetelt; dat nooit een oud-rector der Gentsche Hoogeschool, ijverig lid der Vulgarisateurs, de prijsuitreikingen van het Institut Rachez heeft voorgezeten; dat geen enkel donateur van het nieuw gesticht onder de Vulgarisateurs te vinden is; dat geen enkel lid van het Bestuur der Vulgarisateurs naar Antwerpen gegaan is om de Société flamande op het banket der stichting van het tweede Institut Rachez aldaar officiëel te vertegenwoordigen en er eenen warmen heildronk namens de Gentsche Vulgarisateurs in te stellen; enz., enz., enz.
Dit alles is geschied sans aucune intervention de l'Association.
Wij hopen eerstdaags daarover eenen plakbrief op onze muren te zien verschijnen, waarin de verontwaardigde Vulgarisateurs elke solidariteit met het Institut Rachez zullen afschudden, evenals zij in den loop van den zomer met klank het blad De Taalkwestie in 't openbaar verloochend hebben.
Dan hebben wij die flinke daad van eerlijkheid ook naar waarde geschat; want, zooals men zich herinneren zal, en zooals iedereen te Gent weet, heeft nooit één lid van het bestuur der Vulgarisateurs het blad in quaestie bestuurd, noch de kopij er van persoonlijk naar de drukkerij gedragen; nooit heeft datzelfde ijverig lid der Vulgarisateurs de proeven van dat blad in het lokaal der Vulgarisateurs laten brengen om ze aldaar te verbeteren en persklaar te maken; nooit werd bevel gegeven aan den drukker iederen keer geheel het pak nummers der Taalkwestie naar het lokaal der Vulgarisateurs te laten brengen, om ze door de zorgen van een bestuurslid der Association flamande van daar uit de wijde wereld in te zenden.
Dit alles gebeurde nogmaals sans aucune intervention de l'Association.
Men zou een echte jezuïet moeten zijn, om dit alles te durven loochenen. Geheel de stad kan er van getuigen.’
Verwondert het u dan nog, dat de Association de Vlaamschgezinden haat? Zij immers zijn zoo vijandig gezind tegen de ‘chère langue française’ dat zij ze snood willen verdrijven uit de Gentsche Hoogeschool, om er het ‘sale patois’, (ons Nederlandsch, a.u.b.) te laten tronen.
Maar de Association zal waken, dat het oude regiem behouden blijve, want het opdringen van ‘ce langage nouveau’ heeft slechts voor doel ‘de servir quelques budgétivores.’
De Vulgarisateurs werken ook niet voor het Fransch alleen, want ‘zij hebben aan de Vlaamsche gemeentebesturen gevraagd de studie van Fransch, Engelsch en Duitsch te willen bevorderen.’ Waarom zij dat niet aan de Waalsche provinciën vragen? Die hebben immers aan het Fransch genoeg! Het is daarenboven een feit in ons Vlaanderen dat al de Franskiljons het Engelsch en het Duitsch machtig zijn (ja, sommigen zelfs ook eenige woorden Nederlandsch) terwijl de Vlaamschgezinden, alhoewel ze hunne kinderen Fransch doen leeren, het volk slechts éene taal willen laten kennen. Dit is natuurlijk, daar het de weerspiegeling is van den toestand in Frankrijk en Nederland. De Franschen zijn immers beroemd om hunne kennis der vreemde talen, terwijl de Nederlanders in hun taaltje ingesloten zitten als in een Chineeschen muur, verstoken van alle buitenlandsch geestesleven. Wat afschu-