Neerlandia. Jaargang 6
(1902)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZuid-AfrikaDe Hollandsche Taal in Zuid-Afrika.(Door een Afrikaner).
‘De taal is gansch het Volk.’ De waarheid hiervan is ten overvloede bewezen en zal nog verder bewezen worden in de toekomst van Zuid-Afrika. De Hollandsche taal en geen andere was en is steeds de volkstaal van het Hollandsch-Afrikaansche Volk. Zij is steeds als we het zoo noemen mogen, een onafscheidelijk deel van dat volk geweest, evenals zijn karaktertrekken van ware godsdienst en vrijheidszin het nog zijn. En - evenals de vrijheidszin van den echten AfrikanerGa naar voetnoot(1) sedert 1814 steeds op alle manier onderdrukt is geworden, evenzoo is de Hollandsche taal in Z.-Afrika op allerlei wijze onrecht aangedaan. Eerst van de hand van den Engelschman, die geen andere taal naast de zijne duldt, omdat hij te kleingeestig is om iets schoons in een andere taal te zien en deels omdat zijn verouderde onderwijsstelsel hem nooit in staat gesteld heeft om iets anders te leeren, dan Engelsch en wat Latijn. Dus: toen de Engelschman zich in Zuid-Afrika kwam nestelen, toen, 't kon niet anders: er kwam een onverbiddelijke vijand, niet alleen voor den vrijheidlievenden Afrikaner, maar ook niet minder een doodvijand van zijn taal, dat is de Hollandsche taal. Maar lang daarna kreeg de Hollandsche taal er nog twee andere vijanden bij en het is van daag haast een wonder, dat er nog sprake is van een Afrikaansch-Hollandsche volkstaal in Zuid-Afrika. Op den langen duur kwam het later bij zekere kringen onder de Afrikaners zoo ver, dat velen, door onderwijs, omgeving en onachtzaamheid alleen oog en oor kregen voor alles wat Engelsch was! Onder dit getal kon men (hoe noodlottig!) verscheidene van de knapste Afrikaansche predikanten, onderwijzers enz. vinden. Vooral onder de jongelieden, waarvan velen in Engelsche scholen opgroeiden, waar ze alleen Engelsche denkbeelden en idealen leerden kennen, kwam het zoo ver, dat vele Afrikaansche jongelingen en jongedochters, evenals de Engelsche kolonist den neus begonnen op te trekken voor alles wat niet Engelsch, m.a.w. dat Hollandsch was. Het kon ook niet anders, daar deze Afrikaner-zonen en dochters op scholen kwamen, die wat leerplan, leerstof en methode betrof haast niet in het minst te onderscheiden waren van, zegge een school in Sussex, Oxford, of Northumberland, in Engeland. De Afrikaners stelden van de vroegste tijden af geleerdheid zeer op prijs, hoewel het lang duurde wegens de vroegere afzondering van Zuid-Afrika, eer er geleerde Afrikaners te vinden waren. En nu was de Engelschman de naaste om geleerdheid en kennis te verbreiden. En, ongelukkig, de trots en brutaliteit van den Engelschman deed spoedig bij vele leergierige Afrikaners b.v. deze denkbeelden wortel schieten: ‘wat zijn de Engelschen toch niet knappe menschen; ‘de Engelschen zijn baas boven baas op de gansche wereld, wat betreft geleerdheid, knapheid en beschaving.’ Ja, zoo begon menige Afrikaner te denken, en daarom liet hij zijn kinders niets dan Engelsch leeren. Wat zeggen wij? En zoo kwam het, dat menige Afrikaner zijn zoon naar Engeland of Schotland zond, meenende, dat hij een prijzenswaardige daad deed en zijn kind het beste gaf, wat de wereld kon opleveren. Zoo handelde menige Afrikaner, niet wetende ‘dat de Engelschen tegenwoordig de wereld bijna even zeer ten achter zijn, zoowel in hooger als in lager onderwijs.’ Ja zoo handelde menige Afrikaner onkundig zijnde van het feit ‘dat Engeland bij het vaste land een eeuw ten achter bleef’ en ‘dat b.v. geen Amerikaan er aan denkt om naar Engeland te gaan, om zijne studiën voort te zetten.Ga naar voetnoot(2) Ongelukkig, ja, wist men van deze dingen in Zuid-Afrika niets af en daarom kon het Engelsche onderwijs-stelsel er zoo lang zijn verwoestingen uitrichten. Ja, daarom gingen er vele jonge Afrikaners naar de universiteiten van Londen, Oxford, Edinburg, Glasgow, St. Andrews, om in de meeste gevallen geheel bedorven, gebrekkig ontwikkeld en maar zwakjes onderlegd terug te keeren naar Zuid-Afrika. Teruggekeerd in Afrika versterkten zij niet alleen het aantal van “halve-mannen” in hun vaderland, maar waren zij meestal dan ook, noodlottigerwijze, de aangewezen apostelen, om de “witgepleisterde” Engelsche beschaving onder hun landgenooten te verspreiden. En zoo kon dit kwaad doorkankeren, dat er vandaag, Jan. 1902 nog enkele tientallen Holl. Afrikaners in Engeland woonachtig kunnen zijn om, of te studeeren òf, hoe is zulks mogelijk zou men kunnen vragen na al wat in de laatste jaren en maanden in Z.-A. is voorgevallen - om er de wijk te nemen, wegens den oorlog, als b.v. Dr. Baartman Supt. v. Onderw. van den O.V.S., om niet meer namen te noemen. En dit gebeurt terwijl ons volk in Z.A. uitgemoord wordt op alle barbaarsche wijzen, den Turk of een Alva waardig! Doch genoeg! Maar de Hollandsche taal heeft nog een derde tegenstander in Zuid-Afrika gehad sedert 1874 toen “di Genootschap van opregte Aferkaanders” werd opgericht. Deze groep Afrikaners en hun aanhang hadden als leuze aangenomen “skrijf zoo's je praat” en beskou di Aferkaanse taal as jou moedertaal.’ Wij noemen daarom de ‘Patriot-taal’ zoogenoemd naar het orgaan van bovengenoemd genootschap niet minder een vijand, omdat, zoo deze zijn zin had gekregen, de verengelsching van ons volk niet alleen hand over hand zou toegenomen zijn; maar ons volk was dan ook o.i. een onrecht, zoo niet een beleediging aangedaan. Immers: ons volk is te edel om, in het bezit als het steeds was van zijn schoone Bijbeltaal, onnoodig tot lager peil dan waarop het staat afgevoerd te moeten worden, door zijn platte spreektaal tot schrijftaal aan te nemen. Maar bovendien, wat voor kracht en duurzaamheid kon de z.g. ‘Aferkaanse taal’ ooit ontwikkelen in den strijd om het bestaan tegen de indringende Engelsche taal? Kon ‘di Patriot-taal’ trots alle verdrukking miskenning en smaad - zooals het geval is met de Hollandsche taal, in Z.A. - niet alleen voortbestaan blijven maar ook wassen en groeien, hoe meer het onderdrukt werd? Neen, duizendmaal neen, moet hier het antwoord op luiden. Neen. Ware het niet, zooals al gezegd, dat de Hollandsche een onafscheidelijk deel van ons volkswezen uitmaakt dan had ‘de Patriottaal’ gezegevierd, en dan was daardoor de weg gebaand geworden voor de Engelsche taal om na verloop van korten tijd de volkstaal bij uitnemendheid van Zuid-Afrika te worden. Dán was de wensch van Olive Schreiner e.a. vervuld: ‘There will be no Dutchman and no Englishman in South Africa, but only the great blended South African people of the future, speaking the English tongue!’Ga naar voetnoot(3) Maar - gelukkig, zoo ver kwam het niet en kon het niet komen, want het grootste deel van ons volk was steeds tegen ‘di Patriot-taal’ gekant geweest. Doch hierover later.
Wij wenschen nu over te gaan om beknopt aan te toonen wat de Hollandsche taal zoo al te verduren heeft gehad a van den Engelschman, b van den Engelsch gezinden Afrikaner en c van den ‘Patriot’-Afrikaner. Op 15 Sept. 1795 verbonden zich bij de Eerste Engelsche Verovering, de vertegenwoordigers van het Britsche Gouvernement o.m. dat ‘the colonists were to retain all their priviligesGa naar voetnoot(4) en op 10 Jan. 1806 werd bij de Tweede Engelsche Verovering overeen gekomen, toen een deel van troepen van Generaal Jansens, zich overgaven dat ‘the burghers (van Kaapstad) were to preserve all their rights and priviliges,’Ga naar voetnoot(5) welke overeenkomst 8 dagen later herhaald en bekrachtigd werd, toen Generaal Jansens' verzet een einde had genomen onder woorden als deze:Ga naar voetnoot(6) ‘the inhabi- | |
[pagina 4]
| |
tents of the Colony were to enjoy the same rights and priviliges as had been granted to those of Cape Town on the 10th.’ Laat ons, geëerde lezer, toe om nog bij woorde van een anderen Engelschman, aan te toonen, hoe 't aloude perfide Albion, die van vroege tijden af tractaten kon sluiten slechts om die te verbreken, deze verbintenissen schond en openlijk en onbeschaamd verzaakte. Op bladzij 11 van ‘The war against the Dutch Republics’ schreef H.J. Ogden voor pl. m. 11 maanden o.a. ‘As soon as the British were secure in their title they began to tighten the reins. The Dutch language was suppressed in courts of justice and official acts, though 5/6th. of the people understood no other tongue. In 1828 the Dutch language was officially suppressed and the Dutch speaking burghers were excluded from juries.’Ga naar voetnoot(7) Deze onwettige handelingen en de verdrukking van de Hollandsche taal verwekte veel bitterheid en werd van meet af aan een van de oorzaken van den Grooten Trek. Hoezeer de kern van het volk door deze belediging en verkrenking van zijn goed recht verbitterd werd, bewijzen de volgende veelzeggende woorden van Theal: ‘Memorials however were not sent in, because the Colonists (lees de ware Afrikaners) would not be driven to have them written in English and there was little hope of success had they even done so.’Ga naar voetnoot(8) Dus, om nogmaals met woorden van Theal te spreken, ‘de Hollandsche Afrikaners werd een onrecht aangedaan, toen hun taal hun ontnomen werd, en zij konden zich niet bevredigd gevoelen, zoolang dat onrecht niet opgeheven was. Nu (pl. m. 1876) kunnen zij in dit opzicht tevreden zijn’.Ga naar voetnoot(9) Nu, de toestand was sedert omstreeks 1882 wel beter geworden, maar toch was de toestand nog niet wat hij wezen moest. En daarom kunnen wij hoegenaamd niet met den bekwamen onpartijdigen Theal instemmen, als hij zegt, dat ons volk alle redenen had, om van toen af tevreden te zijn. De Hollandsche taal had, zooals al gezegd, niet alleen een tegenstander in de Engelsche Regeering, maar ook niet minder in den Engelschgezinden Afrikaner. Toen de Kaap een Engelsche Bezitting was geworden, duurde het niet lang of een deel van de burgerij van Kaapstad en omstreken openden huis en hart voor den Engelschman en zijn beschaving en taal. Deels kwam dit hiervandaan, dat geisoleerd als Zuid-Afrika was van Europa, het voor de hand lag, dat de Engelschman spoedig door velen als de verspreider van beschaving bij uitnemendheid aangemerkt werd. En hierbij komt nog dat men toen en later in overdreven zin meende, dat de Engelsche beschaving oneindig veel hooger dan de onze stond. Daarbij kwam nog, dat de leuze Gelijkheid en Broederschap van de toen nog kerschversche Revolutie-begrippen ook in de aanzienlijken van Kaapstad en omstreken in zekere mate doorgewerkt had, zoodat men elkaar met klem gedurig toeriep, wat o.m. in de Zuid-Afrikaan van 24 October 1834 te lezen staat in een inleidingsartikel: ‘Open uwe oogen! Laten wij (Eng. en Holl. kolonisten) ons in de eensgezindheid en goede trouw vereenigen - in eendragt en vrede en als broederen (sic) van hetzelfde huisgezin - laten de Hollanders (zoo sprak men toen nog van de Holl. Afrikaners) de Engelschen niet beleedigen, noch Engelschen de Hollanders met hatelijkheden aanvallen, zoo doende zullen wij de welvaart van ons dierbaar vaderland bevorderen.’ (!!) Een correspondent schreef ook o.m. in hetzelfde No. als volgt: ‘Waarom schimpen de Engelschen op de Boeren? Waarom het verachten hunner taal? Zij (de Boeren) hadden nog geen middel gevonden, om Engelsch te leeren.’ Zoo redeneerde men al in 1834, en zoo redeneerde meer dan een Holl. Afrikaner, tot op 11 Oct. 1899, vergetende, dat de echte Afrikaner en de Engelschman, niettegenstaande de oplapperij van een eeuw, nooit homogeen kan worden, of de Afrikaner moet noodwendig moreel ten onder gaan. De Boer moest opgaan in den Engelschman en niet de Engelsche kolonist in den Holl. Afrikaner - zie daar de leuze van de Engelschen van de vroegste tijden af. En daarom moest de Hollandsche taal doodgesmoord worden. Maar, de geschiedenis zou het leeren, dat hoe verreikend en sterk Engelands invloed ooit ook werd in Zuid-Afrika, de echte Hollandsche karaktertrek, dat in merg en been in ons volk zit, nooit uitgeroeid kon worden. Daarom leeft de Hollandsche taal vandaag nog in duizenden Afrikaansche harten. Daarom worstelt ons volk vandaag nog niet alleen na ‘een Eeuw van Onrecht,’ maar ook na een bloedige bange worsteling van meer dan twee jaren. Later werd de toestand in de Kaapkolonie en deels in den Oranje Vrijstaat, door het Engelsche onderwijs-stelsel zoo verrot, dat het leek of de Hollandsche taal, trots de oprichting van het Taalmonument te Burgersdorp, gedoemd was om ten onder te gaan. Maar neen. Er was gelukkig een groot deel van ons volk, dat de taal, waarin de Afrikaansche Boer Gods Woord leest, zijn vaderen God aanbidt, ja de taal, die zijn kerktaal is, en waarmee hij op vergaderingen en plechtige gelegenheden zich uitdrukt - liefhad en waardeerde. Deze liefhebbers van de Hollandsche taal vond men niet altijd onder de geletterde Afrikaners, maar wel onder de plattelandsbevolking van heel Zuid-Afrika. Deze mannen en vrouwen hielden nog met hand en tand vast aan de taal van hun Staten-Bijbel en oude stichtelijke boeken. Zij waren in zekeren zin belezene mannen en vrouwen, die het Hollandsch van hun ‘zwart-druk’-boeken (boeken in de oude Gothische letters) niet alleen goed verstonden en zooals wij nog aantoonen zullen ook schreven, niettegenstaande er geen scholen in die dagen bestonden die dien naam verdienden. De Trekker b.v. kon geen school stichten, maar 's avonds als de leeuwen en moorddadige Kafferstammen zulks toelieten, dan gaf pa of ma de kinderen les en dat in de taal van hun Staten-Bijbel. Beknoptheidshalve verwijzen we, wat betreft de verwaarloozing van de Hollandsche taal door vele Afrikaners van de Kaapkolonie en van den Oranje Vrijstaat naar blz. 197-220 van ons eerste werkje, Afrikaner, wees uzelf, in 1897 geschreven. In de Z.-A. Republiek heeft het Hollandsch steeds een eereplaats gehad. In Pretoria, Johannesburg en andere dorpen van de Republiek liet de toestand in de laatste jaren echter ook veel te wenschen over, omdat de Engelsche taal er de overhand begon te verkrijgen onder zekere kringen, die steeds uit de kolonie en elders versterkt werden. Dit ging o.a. zoover dat er onder eenige tientallen jonge Afrikaansche meisjes van Pretoria een soort van verbond gesloten werd om geen verkeer met jonkmans te houden, die hen niet in Engelsch toespraken. Dat het deze verengelschte juffertjes niet altoos voor den wind ging, behoeven we echter nauwelijks te zeggen. Maar, niettegenstaande deze en dergelijke toestanden herhalen we, dat de Hollandsche taal eerst in de Z.A.R. tot haar volle rechten kwam. Daar is voor het eerst in de geschiedenis van het Holl. Afr. volk alle onderwijs in de landstaal verplichtend gemaakt, terwijl de Engelsche taal, zijn rechte plaats kreeg op de scholen, n.l. de plaats van een vreemde taal. Maar, o, o, wat een boeha maakten de Jingo's en verscheidene engelsch-gezinde Afrikaners over dit herstel van de rechten van onze volkstaal! Chamberlain c.s. werd dit vooral zoo'n doorn in het oog, dat hij dit later als een der redenen tot oorlog en als één der uit de lucht gegrepene ‘Uitlander grieven’ voorstelde. (Zie Correspondentie, betrekkelijk eene Memorie van Britsche onderdanen aan het Gouvt. van H. Britsche M. No. 11 1899 pag. 6, 17, 18.) Bezien we nu nog in 't kort, wat voor kwaad de voorstander van ‘de Patriottaal’ aan de Holl. taal heeft gedaan. Omstreeks 1874 en 75 begon de z.g. Taalbeweging, welke ten doel had, om de spreektaal van ons volk, die van Kaapstad tot aan de Zambezie met eenige nauwelijks noemenswaardige uitzonderingen geheel eenders gesproken wordt, tot schrijftaal te verheffen, onder het verleidelijke maar niet minder verdervelijke motto: ‘skrijf zoo's jij praat.’ En van toen af heeft deze partij haast geen middelen onbeproefd gelaten om ‘di Patriot-taal’ als volkstaal te laten aannemen. Maar, niettegenstaande het groot voordeel, dat deze groep had, toen in den tijd van den Vrijheidsoorlog ‘de Patriot’ over heel Zuid-Afrika gelezen werd, vorderde men niet zoo zeer als men verwacht had. Het kan niet ontkend worden dat ‘de Patriot’ in den eersten tijd veel goeds heeft gesticht, tijdens de Nationale Ontwaking veroorzaakt door de Annexatie der Z.A.R. en den Vrijheidsoorlog. Zelfs daarna, was het ‘di Patriot-Kantoor’ en ‘de Paarlse Drukkerij,’ van waaruit het volk veel gebaat werd door opwekking van leeslust en verspreiding van lectuur, waaronder vele werken van de Hollandsche taal. Maar zooals gezegd, de beweging kon niet het succes bereiken, dat men zich voorgesteld had. Immers: het platte Afrikaansch, is wel ons spreektaal bij uitnemendheid, zouden we zelfs kunnen zeggen - maar de volkstaal, de schrijftaal van ons Holl. Afrikaansche volk is het niet, en kan het zoo als het is, niet worden. Steeds was er een heftig verzet tegen deze z.g. taal en vooral toen er sprake kwam om Het Heilige Schrift er in te vertalen. Dat het Afrikaansch, bij wijze van aardigheid zoo nu en dan voor volk-versjes gebruikt werd, daar hadden de tegenstanders van ‘di Afrikaanse taal’ vrede mee. Maar met die z.g. taal moest men, zoo redeneerde de echte Afrikaansche boer, die eerbied voor Gods Woord heeft,Ga naar voetnoot(10) van de Bijbel ‘af wegblijven.’ ‘Di taalbeweging’ vorderde dus niet en de rijen der voorstanders | |
[pagina 5]
| |
dunden al meer en meer, vooral toen een der voornaamste voormannen het ‘Patriot-Kantoor’ verliet voor Bloemfontein en daar aan het bureau van ‘de Express’ flinke en pittige stukken in het Hollandsch ging schrijven. Jaar na jaar werd ‘di Patriot’ hoe langer hoe meer nietsbeduidender, totdat hij eindelijk in een Rhodes-orgaan ontaardde en vandaag meer dan ooit een vloek geworden is. O.i. is di ‘Afrikaanse-taal-beweging’ met al haar treurige nasleep steeds te betreuren geweest. Waren al die in het werk gestelde pogingen van het begin in de rechte richting aangewend, nl. om de verwaarloosde belangen van de ware lands- en kerktaal te bevorderen, zooals de stichters van den Hollandschen Taalbond in de Kaap Kolonie, zulks bedoelden, dan ware er veel meer uitgevoerd. Het verspil van krachten, de verbeuzeling en verkwisting van kostbaren tijd, het verwaarloozen van prachtige kansen tot tegenweer tegen de verwoestingen van de Engelsche taal - dit alles en zooveel meer ware men voorkomen, indien men niet in verkeerde richting aan het ijveren was gegaan voor een z.g. taal, die nooit de volkstaal van Zuid-Afrika was. Ten tijde dat ‘di Genootskap van opregte Afrikaners’ werd opgericht, was meer dan ooit het tijdstip gekomen, om de handen in een te slaan voor den verderen opbouw en de versterking van de Hollandsch-Afrikaansche vesting. En - men begon, in stee van te bouwen, deels af te breken en deels zijn goede bouwstof te verwaarloozen en te verwoesten! En dit geschiedde terwijl de vijand tot voor de poorte genaderd was. Ja, de Hollandsche taal heeft veel te lijden gehad in Zuid-Afrika. Neem b.v. de oprichting van Ons Klijntje. Ons volk had toen juist meer dan ooit een flinke volkstijdschrift hoog noodig. De Nederduitsche Zuid-Afrikaansche Tijdschrift en De Zuid-Afrikaansche Tijdschrift gingen de een na den ander ten onder. Kortheidshalve staan we niet stil bij de oorzaken hiervan. Jong Zuid-Afrika, nog maar eenige jaren oud ging plaats maken voor Ons Tijdschrift. En intusschen had ons volk voorlichting en leiding, geschikte leerstof en een opbouw van zijn letterkunde broodnoodig. En wat wordt er gedaan? Men gaat in verkeerden ijver een z.g. tijdschrift oprichten, die vele Afrikaners om de verregaande platheid, enz., enz. niet eens in hunne huizen wilden hebben. En - als medewerkers van dit spot-tijdschrift werkten mee enkele professoren en predikanten, die nopens Synodale besluiten geroepen waren, om de Bijbeltaal van den Staten-bijbel in kerk en school te handhaven Gelukkig, dat hun aantal niet groot was. Wij hebben het steeds volgehouden, dat ‘di Afrikaanse taal’ als schrijftaal den Afrikaner nooit veredelen kan, hem nooit tot hooger peil kan opvoeren, maar wel, integendeel de noodwendige strekking heeft, om tot lager peil af te voeren, zelfs tot den peil van den kleurling dienstbode, bij wien die z.g. taal als evangelisatietaal gedrukt, eigenlijk thuis hoort. Wij gaan zelfs zoo ver, om te zeggen, dat de beroemde stukken in onze vaderlandsche geschiedenis als b.v. de beroemde Volksbesluit van 12 April 1879 en de schoone Proclamatie van 8 en 9 Augustus 1901 - om maar een paar voorbeelden te noemen - bijna al hun historische waarde zouden verloren hebben als ze in het z.g. Afrikaansch moeten gesteld en gedrukt worden. Ja hun verschijning in di Patriottaal zou o.i. gelijk staan aan laster. Bovendien is het onze ernstige meening dat di Afrikaanse Taalbeweging geheel overbodig en gansch onnoodig was. Verduidelijking in de taal bracht de z.g. Afrikaanse op lange niet. Wij schrijven twee paragrafen af van pag. 67 en 71 uit ‘die Sprache der Buren’ van Dr. Heinrich Meyer, waarop o.a. een fragment van het manifest van ‘Di Genootskap van Opregte Afrikaners’ voorkomt: ‘En wat is nou hier met ons gebeur? Onse Liewe Heer het ver ons in Afrika geplaas en ver ons die Afrikaanse taal gege. In 1812. di's voor die kolonie nog hulle wettige ei'endom was (die Prins van Oranje het toen nog mar die Kolonie aan hulle beskerming toevertrou, en in 1815 is dit eers wettig an hulle o'ergege) toen het di Koning van England al 'n Proklamatie uitgevaardig, waarin hij anbeveel, dat ons almal Engels moet leer. En van die tijd af het hulle net hulle bes gedaan om ons taal te misken en te verdring deur hulle taal in te voer.’ ‘Die grootste gros van ons natie praat almal nog Afrikaans. Mar daar is daarom drie soorte van Afrikaners. Dit moet ons in die oog hou. Daar is Afrikaners met Engelse harte. En daar is Afrikaners met Hollanse harte. En daar is Afrikaners met Afrikaanse harte. Die laatste noem ons Regte Afrikaners.’ En nu vragen we ons, o.m. af: Waarom moest ons volk, dat steeds zijn Bijbeltaal goed verstaan kon, nu met zulke poespas afgescheept worden. Waarom? Hetzelfde, wat men ons volk in ‘di Afrikaanse taal’ te zeggen had, kon men net zoo goed, ja zelfs beter en veel beschaafder in eenvoudig Hollandsch zeggen. En het volk zou alles begrepen hebben zooals nog altijd het geval was, waar Hollandsch gebruikt werd. Had men den tijd, die vergooid en verwaarloosd werd voor reclame voor ‘di Patriot taal’ liever gebruikt om onze volks-spreuken, zegswijzen en ideomen op te sporen en te bestudeeren, dan had men zijn tijd nuttig besteed en ons volk en taal een grooten dienst bewezen. Waarom moest ons volk verlaagd worden tot den peil van den Hottentot, den Basterd en van den ‘makken’ Kaffer? Dit nu werd gedaan door het gebruik van woorden als: oek voor ook, ver in plaats van voor; dit nu geschiedde met woorden als: liwe, (voor lieve) verskillende, beskerm. ei'e, ei'endom, waaro'er, as (voor als), an (voor aan), bo'endien, het (voor heeft), nes (voor net als), ofckoon, enz., enz. Wij konden deze aanhaling nog eenigszins ontleden en op tal van inconsequentiën wijzen, maar moeten, daar ons stuk al juist te lang geworden is er van af zien. We vragen echter nogmaals, waartoe al deze onnoodige omzetting, verandering en verlaging? Menigmaal hebben we persoonlijk van deze z.g. taal hooren zeggen door Afrikaners: ‘Ik kan dit gemors niet lezen.’ Verduidelijking kreeg men door dit gemors dus niet. Wel 't tegenovergestelde. Neem, nu, geachte lezer a.u.b. nog kennis van een tegenhanger van bovengenoemde Manifest. In 1848, dus bijna 30 jaren vroeger, toen het met scholen en algemeene ontwikkeling maar heel slecht stond onder ons volk, schreef Commandant-Generaal A.W. Pretorius, ook een Manifest. Hij schreef het op den zelfden dag, op welken hij den slag van Boomplaats leverde. Dus, als hij, ongeletterde man als hij was, na al de vermoeienissen en teleurstellingen, niet alleen van dien dag, maar van maanden en maanden achtereen, - als deze groote volksleider dus een paar fouten in zijn Manifest maakt, dan denkt geen verstandig man er over om Gen. Pretorius, dat kwalijk te nemen. Nu, voor we dat Manifest afschrijven, verzekeren wij nog den lezer, op gezag van niemand minder dan Theal, dat het stuk niet alleenlijk autentiek is, maar ook woordelijk is weergeven zooals Gen. Pretorius het schreef. Comm. Gen. Pretorius schreef dan: ‘29 Augustus 1848. Niet waar, lezer, verder vergelijking is geheel overbodig, want dit Manifest spreekt geheel voor zich zelf. Want voor den kenner van de geschiedenis van Z.-Afrika zal het steeds een wonder blijven, dat er trots al de bezwaren van die tijden, nog zulke stukken geschreven konden worden. Neen, stichters van Republieken, Pioniers van de beschaving, als de Trekkers waren, zouden mannen als A.W.J. Pretorius, Hendrik Potgieter, Carel Celliers | |
[pagina 6]
| |
en zoo vele anderen, denkbeelden als ‘die Afrikaanse taal is onze volkstaal’ en ‘skrijf zoo's jij praat,’ in verachting als de pest, verre van zich gedaan hebben! Voor de toekomst willen we ons voor een overwicht van de ‘Patriot-taal’ niet ongerust maken. Reeds vóór den oorlog was de toestand al zoo, dat een van de sterkste voorstanders van ‘di Afrikaanse taal’ hier in Europa, Dr. Heinrich Meyer, er van getuigen moest: ‘Das Niederländische (die Schriftsprache) hat das entschiedene übergewicht über die Burensprache.’Ga naar voetnoot(11) Wat willen we dan voor Zuid-Afrika? Niets meer, maar ook niets minder, dan eene eenvoudige, eene beschaafde, eene veredelende volkstaal, zooals wij die hebben in onze Bijbeltaal, waarin als schrijftaal, onze eigenaardige spreekwijzen, spreekwoorden en volks-ideomen op beschaafde wijze opgenomen zal worden. Als spreektaal kan dan het Afrikaansch blijven. En dan zijn wij er, zonder ons volk onnoodig op lager peil te brengen. En dan kan door bevordering van leeslust en een totstandkoming van een degelijk volksonderwijs, waarmee afgedaan zal zijn met het oude nietsbeduidende Engelsche onderwijsstelsel, de volkstaal van Zuid-Afrika langzamerhand en van lieverlede groeien tot wat het worden moet. Maar, het Hollandsch van Zuid-Afrika zal dan ook altijd hier en daar moeten verschillen met 't Nederlandsch van Nederland. Woorden van Fransche afkomst zijn bij ons ongewenscht en overbodig - er zijn al juist te veel Engelsche, Portugeesche en Maleysche woorden in onze taal ingeburgerd, om nog met Fransche woorden te komen aandragen. Fransche woorden als de volgende moeten wij niets van hebben in Zuid-Afrika, b.v.: broche, coiffeur, etage, soiree, portemonnaie, charmant, salon, faillissement, s.v.pl. enz. enz. Die hebben we in Z.-Afrika niet noodig. En net zoo zeer als een echte Afrikaner in zijn vaderland geplaagd en vervolgd wordt door 't Engelsch, net zoo lastig vindt hij het hier in Holland met al deze Fransche woorden. Hij kan het maar niet verstaan als zoovele Nederlanders in Z.-Afrika soms te scherp over Afrikaners kunnen uitweiden met betrekking tot de verengelsching van vele Afrikaners, hij kan het dan niet verstaan, waarom de Nederlander óók zoo veel werk maakt van Fransch, en zelfs van Engelsch soms. Net zooals de Engelsche kennisgevingen hem in zijn vaderland hinderen, net zoo stuiten hem de menigvuldige Fransche en zelfs vele Engelsche kennisgevingen op de uithangborden in de straten van Nederlands steden. Uitdrukkingen als de volgende zijn bij ons ook onbruikbaar en zijn al meestal door andere, meer met ons klimaat, onze geschiedenis en ons land overeenkomende spreekwijzen vervangen, als b.v. ‘zijn schaapjes op 't drooge hebben’;Ga naar voetnoot(12) ‘beslagen of onbeslagen ten ijs komen’; ‘een oogje in het zeil houden’; ‘een hart onder den riem steken’. enz. Of om een paar uitdrukkingen uit Hollands zeeleven te noemen: ‘Houdt uw roer recht’; ‘in mijn vaarwater komen’; ‘hard van stapel loopen’, enz. enz. Aan den anderen kant hebben we weer onze eigenaardige spreekwijzen en spreuken, die niet alleen veelzeggend en schoon zijn maar ook geijkte termen geworden zijn, als b.v. ‘Dat gaat boven mijn vuurmaakplek’ (uit het trekkersleven ontleend en dus van historischen oorsprong); ‘Ik zal voor jou niet pad geven,’ (ontleend aan 't uitwijken van onze groote, logge ossenwagens); hij heeft touw-opgegooid (is bankroet gegaan); ‘hij is door de mat gevallen’ (onbekwaam geweest om iets uittevoeren); ‘dat is niet padlangs’ (dat is niet eerlijk, niet braaf gehandeld; ‘braaf’ zijn = dapper zijn); ‘padlangs praten’ (de waarheid onbewimpeld zeggen); enz. enz. We sluiten, met er nog kortelijks op te wijzen hoe allernoodzakelijkst het voor ons volk in de toekomst zal wezen om hand en tand zijn Bijbel-, lands- en kerktaal vast te houden. Die taal en onze vrijheidszin haat Engeland met een doodelijken haat. Getuige hiervan de goddelooze, fanatieke schending en verwoesting door de Engelschen van onze twee groote volks-monumenten, dat van Paardekraal en het Taalmonument te Burgersdorp. De Jingo is ook listig. Daarom poogt hij in den laatsten tijd onze kinderen in de kampen voor zijn taal te winnen en wordt er gelegenheid gegeven voor kosteloos onderwijs in 't Engelsch. Maar, o wee als er nog een Hollandsche schooltje bestaat. Die ondervindt dan tegenwerking, zooveel mogelijk, om van steun niet eens te spreken. Daarbij komt nog 't feit, dat de Jingo in zijn listigheid geen kans voorbij laat gaan, om er op te wijzen, dat ‘di Patriot-taal onze volkstaal is.’ Dat doet hij omdat hij goed weet: ‘tegen de Afrikaanse taal vermogt hij wat maar tegen de Hollandsche taal niets.’ Nu, 't zij ons arm verdrukte volk op 't einde van deze zijne Groote Worsteling nog vrij komt - bij den Heere is alles mogelijk en het geloof kan nooit te veel verwachten -, 't zij ‘het donkere tijden zijn, waarvoor wij zijn bewaard’, noodig, broodnoodig zal het altijd blijven, dat onze taal, meer dan ooit, in waarde gehouden worde. Met onze taal worden we voor verval en ondergang bewaard als het zijn moet, dat ons volk voor korteren of langeren tijd nog ‘geknecht’ zal moeten blijven. In dit geval, wat God verhoede, zal het juist des te meer er op aankomen om onze taal vast te houden. Immers: zij zal dan voor ons volk zijn, wat de touw, aan land bevestigd, voor de bemanning van een gestrande schip is! Hoe 't ook zij, alles wat plaats gevonden heeft van af 11 Oct. 1899, heeft wis en zeker niet de vijanden van de Holl. taal in Zuid-Afrika in de hand gewerkt. Eer het tegenovergestelde. Immers: Niet alleen uit Zuid-Afrika, (van de slagvelden en worgkampen) maar van deelen der aarde, waarheen Engeland de Afrikaners heeft verstrooid, klimmen dagelijksch duizenden gebeden op tot den God der Vaderen en dat in de taal waarin mannen als A. Pretorius en Potgieter ook in hunne benauwdheden God aanriepen! In de taal waarin, de Afrikaner van de vroegste tijden af, zijn hart en gemoed uitstortte voor zijn God! Want in Afrikaansch bidt de ware Afrikaner nooit. Dat zou laster zijn! Maar meer nog. Uit en naar alle vrouwenkampen en krijgsgevangenissen komen en gaan wekelijks duizenden brieven, geschreven in dezelfde taal, waarin Com. Gen. Pretorius in 1848 zoo aardigGa naar voetnoot(13) schrijven kon. Velen schrijven nu veel beter Hollandsch, anderen weer hetzelfde. Vergelijk hiermee deze aanhaling uit C.K. Elout's lezenswaardige boekje ‘Der Kulturkampf in S.A.’ p.g. 21. ‘Ich habe einmal einen Brief eines alten Burs auf dem Freistate gesehen, der orthographisch und stilistisch besser war als die Briefe, wie manche unserer heutigen holländischen Bauern sie schreiben’. Wij eindigen met den wensch: ..... o Hollandsche taal,
Beziel ons, ..........
Zet vreemden invloed perk en paal,
Dat zich uw macht verbreide!
Laat vrij uw klanken schallen,
Geen schooner voor ons allen.
Blijf Koningin van Afrik's grond!
Vereen ons tot één groote Bond!’
A.J. van der Walt.
Amsterdam 11. 1. '02. |
|