Neerlandia. Jaargang 5
(1901)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd(Overzicht van tekst en muziek door Joh. van den Eynde. Prijs fr 0,75.)Ter gelegenheid van de 25ste verjaring van het Davidsfonds werd, voor enkele maanden, Edgar Tinels' Godelieve, met de hooggeschatte medewerking van drie Noordnederlanders te Leuven uitgevoerd. De uitvoering van dit gewrocht was een Vlaamsch kunstfeest zonder weerga; een uitgelezen publiek vulde de zaal; bisschoppen, ministers, volksvertegenwoordigers en al wat naam had in de Belgische muziekwereld was aanwezig. Het is te dezer gelegenheid dat de heer Van den Eynde, hoofdopsteller van het Vlaamschgezind studentenblad ‘Ons Leven’ te Leuven, en lid van het A.N. Verbond bovenvermeld werkje geschreven heeft: het bevat eene korte levensschets van den toondichter, eenige grondige beschouwingen over het muziekdrama met een woord over Tinel in tegenstelling met Wagner. Volgt eene ontleding van Hilda Ram's drama, waarna de kenschetsing der karakters, en aanwijzing en verklaring der negen motieven; in het vijfde hoofdstuk wordt het reusachtig gewrocht met onloochenbare bewijsteekenen van grondige kennis en diepe ervaring blad voor blad, regel voor regel ontleed. Die enkele opsomming is reeds voldoende, meenen we, om te laten zien hoe de schrijver er aan hield deugdelijk werk te leveren. Edgar Tinel is een muziekreus, die nochtans bij Noord- en Zuidnederlanders niet naar waarde geprezen wordt; zoo werd onlangs in ‘Dietsche Warande en Belfort’ aangetoond dat, naar het oordeel der beste Duitsche kunstrechters, onze toondichter op ééne lijn dient gesteld te worden met de allergrootste Duitsche componisten; Tinels' Franciscus werd meer dan honderd maal in Duitschland opgevoerd en, - wederom naar het oordeel van ervaren Duitsche kritiekers - kunnen weinig gewrochten, oude en nieuwere, tegen zijn Godelieve opwegen. Wij wenschen dus den heer Van den Eynde van harte geluk met zijn werk; het weze ons toegelaten er aan te herinneren dat zijn voorganger als hoofdredakteur van ‘Ons Leven’, de heer K. Heyndrickx, de verzamelaar is van het zoo hoog te schatten ‘studentenliederenboek’, waaraan al de Vlaamsche toondichters hunne medewerking verleenden. Bij dit liederboek bepaalden de Vlaamschgezinde studenten te Leuven hun streven echter niet, sinds twee jaar reeds wordt er door middel van het prachtig tijdschrift: ‘Jong Dietschland’ onverpoosd gewerkt tot verspreiding van het Nederlandsche lied bij de jongeren, tot grooter beoefening en waardeering der nationale toonkunst. Die poging tot bevordering onzer toonkunst verdient den dank aller Nederlanders weg te dragen; vooral als men op de voorbeeldige werkzaamheid let die de Vlaamschgezinde Leuvensche studenten daarbij nog in een tiental bloeiende taalminnende genootschappen en in een zestal veelgelezen studententijdschriften: ‘Ons Recht’. ‘De Student’, ‘De Vlaamsche Vlag’, enz. betoonen. Ook tot vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool kwam te Leuven eene studentencommissie tot stand, die aan de Gentsche een onwaardeerbaren steun leent. Laten wij, Gentsche, Brusselsche en Luiksche studenten het voorbeeld navolgen ons door Leuven gegeven!
Gent, 26 Sept. 1901. J. Sebrechts |
|