Het 26e Taal- en Letterkundig Congres.
Op geen Congres is de omgang tusschen Vlamingen, Afrikaners en Nederlanders zoo algemeen en zoo hartelijk geweest als op dat van Nijmegen. En op geen is zoo duidelijk gebleken wat de Congressen der naaste toekomst zullen beoogen.
Al het andere was bijzaak, maar is voor menigeen hoofdzaak geworden en vaardige aanleiding tot zeer goedkoopen spot.
Ernstig is gedacht over voorstel tot naamsveranderingen ‘taal- en letterkundig’ weg te laten. Om welke reden is al vroeger in dit blad gezegd. Taalgeleerdheid heeft op het Congres nooit getroond en wat daarvoor moest doorgaan, werd evenals het vak letterkunde enkel in de afdeelingen afgedaan, voor den kleinen kring van daarin belangstellenden. Die vraagstukken beheerschen het geheel niet en mogen dus niet als kenmerk dienen.
Waarom dan niet de naamsverandering voorgesteld? - Omdat de naam in 1849 na lang overleg aan de Congressen gegeven, historisch is geworden en recht heeft op ontzag. Hij getuigt van den schroom om zoo kort na de scheiding van Noord en Zuid enkel te spreken van Nederlandsch Congres, wat argwaan zou hebben gewekt van staatkundige bijbedoeling.
Wat overwegend belang is er dan ook bij den naam, als de Congressen zelf blijk geven niet te verstarren? Als het duidelijk is voor wie wil zien, dat zij hunne hervorming zijn ingegaan zonder gevaar voor hun bestaan? Want hunne opheffing zou een ramp zijn, terwijl hun nut veel grooter zou blijken, als er juiste waardeering was. Maar op onze geestelijke hellingen wordt met meer opgewektheid gesloopt dan gebouwd.
Een bevreemdende strijdigheid ligt in de onafgebroken smaling van de feestelijke gezelligheid der Congressen. Gesteld dat die hoofdzaak ware, stel zelfs eenig doel, zou dat een veroordeeling mogen zijn? Het leven bewijst anders. Geen beter middel om elkaar nader te komen dan persoonlijke omgang in opgewekte omgeving. Evenals aan een gezellig maal, waarbij de verschrikkingen van vergaderingvormen plaats hebben gemaakt voor onopgesmukte bespreking, de moeilijkste verwikkelingen en grootste misverstanden wegsmelten, zoo kunnen menschen van verschillenden landaard, die slechts zelden gelegenheid hebben elkaar te zien en te spreken, op een prettig Congres elkaar leeren begrijpen en waardeeren, mits er eerlijke bedoeling is geweest van toenadering.
Wat wisten de talrijke Afrikaners op dit Congres van de Vlamingen? Wat wisten de honderden Nijmegenaars van beiden? Overal in groepen en groepjes zag men den heelen dag, tot laat in den avond, in den nacht zelfs, vertegenwoordigers van den heelen Nederlandschen stam dooreengemengd, vroolijk, hartelijk, blij in de ongekende omgeving, die een openbaring was voor velen, en Hollandsch, Vlaamsch, Afrikaansch klonk in kleurrijke verscheidenheid, als heerlijke belofte van een grooter Nederland. Veel meer dan duizend waren hier te zamen, drie dagen lang, feestvierend; maar al waren er natuurlijk die de pret als eenig doel beschouwden, bij velen sloot de opgewektheid den ernst niet uit, die elkaar zochten en door verruiming van blik zich beter toerustten tot den heerlijken strijd voor de Nederlandsche taal, die het merg is van onzen stam.
* * *
Er was eenheid in dit Congres; alles drong naar één doel: vermeerdering van kennis, wekking van belangstelling bij de groote schare voor toestanden en verhoudingen op Nederlandsch taalgebied. Vlaanderen, Zuid-Afrika, Oost en West, Amerika, met hun Nederlandsche bevolking of Nederlandsche afstamming, werden besproken door Wannijn, Mansvelt, Clockener Brousson, Hamelberg, Nolthenius, Van Noppen, Wormser, wier mededeelingen en kritiek waarlijk de aandacht en overdenking verdienden van wie belang stellen in den bloei van onzen stam.
Het Nijmeegsch Congres kan trots zijn op zijn volledig overzicht van de Nederlandsche taaltoestanden over de geheele wereld.
Dat is een eer en belooning voor al de moeite en inspanning aan de voorbereiding besteed. Niet enkel door zijn schitterende feestavonden heeft de commissie en haar achtenswaardige voorzitter de vele erkentelijken onder de bezoekers grootelijks aan zich verplicht.
Het belangrijke besluit der samenkoppeling van de Taal- en Letterkundige Congressen aan het Algemeen Nederlandsch Verbond, verdient te zijner tijd afzonderlijke bespreking.