Boekbespreking
Het Nederlandsch en De Wetenschap, door J. Mac Leod. - Gent, A. Siffer 1901.
Het moet gezegd, dat de strijd voor de Vlaamsche Beweging met een kracht wordt volgehouden, die stamverwant is aan de taaiheid en onverschrokkenheid, waarmee de Boeren hun goed recht verdedigen, waarmee eigenlijk door alle eeuwen heen het Hollandsche ras zich handhaafde en nog handhaaft, waar vreemde invloed het met ondergang bedreigt.
Kort geleden hebben we uit het met gloed geschreven boekje van Aug. Vermeylen ‘Vlaamsche en Europeesche Beweging’ enkele der belangrijkste uitspraken aangehaald, getuigende hoe breed deze nog jonge strijder de opleving van het Nederlanderschap in België ziet.
Nu weer komt prof. Mac Leod met een denzelfden geest ademend vlugschrift, overdruk van een in de Vlaamsche Academie gehouden lezing, waarin hij, helder betoogend, nogmaals het goed recht bepleit der Vlaamsche Beweging en o.a. aantoont hoe de Vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool niet van bekrompenheid getuigt, maar integendeel een wijdstrekkende en hoogere beschaving beoogt, die men zeventig jaren lang ten onrechte alleen door het Fransch mogelijk achtte. Aan de flaminganten werd voor een klein gedeelte wel voldoening geschonken door de wet van 1883, die in de Athenea en de middelbare scholen van het Vlaamsche land het gebruik van het Nederlandsch voor sommige vakken voorschreef. Voor 't overige werd uit de hoogte geantwoord dat het Fransch overal de alleenheerschappij of althans het leeuwenaandeel moest behouden, omdat wetenschap en kennis anders zouden te gronde gaan.
In naam der Vlamingen rekenschap vragende van den Franschen rentmeester na zeventig jaar verfransching, komt prof. Mac Leod juist tot eene tegenovergestelde meening.
Eerst beschouwt hij het Hooger, dan het Middelbaar Onderwijs. Om student te worden aan de Belgische Hoogescholen wordt inderdaad slechts de kennis van het Fransch vereischt, een aantal Waalsche studenten toch verstaan geen andere levende taal; menig hoogleeraar verkeert in hetzelfde geval. Daar nu sedert de laatste kwart-eeuw maar een klein gedeelte van de Europeesch-Amerikaansche wetenschappelijke letterkunde in het Fransch wordt uitgegeven - Yves Delage, professor aan de Sorbonne schreef in 1895. dat er slechts 1 werk in het Fransch wordt geschreven tegen 3 in 't Engelsch en 10 in 't Duitsch - moet zulk een bekrompen talenkennis tot achterlijkheid leiden bij leeraar en leerling. Zoo zal een geneesheer, die thans aan een der Belgische hoogescholen met de hoogste onderscheiding promoveert zonder iets anders te kennen dan Fransch, tot middelmatigheid zijn veroordeeld. Hij is niet bekwaam om de wetenschappelijke beweging te volgen, omdat het grootste gedeelte van den vooruitgang op geneeskundig gebied in andere talen wordt wereldkundig gemaakt.
Met de cijfers toont de schrijver aan, dat het Nederlandsch zich als wetenschappelijke taal in België en wel ten koste van het Fransch uitbreidt. Op het gebied der plantkunde b.v. laat Nederland Frankrijk verre achter zich. Werken als De insecten, door Oudemans; Onze Vlinders, door Ter Haar; Landbouwdierkunde, door Ritzema Bos; Oost-Indische Cultures, door Greshoff; de uitgaven van het Koloniaal Museum te Haarlem enz. vinden in Frankrijk huns gelijken niet. De heer Mac Leod, sedert 1887 hoogleeraar in de plantkunde aan de Gentsche Hoogeschool, mag in dezen als een man van gezag gelden.
Het onderwijs moet wel op een lager peil staan dan in Nederland, waar nog zoovele eenzijdige leeraren in België geen kennis kunnen nemen van de Duitsche en Nederlandsche werken over klassieke philologie, waar de studenten om de Duitsche verklaringen bij Latijnsche en Grieksche teksten te begrijpen hun Vlaamsche makkers om inlichtingen moeten vragen en waar hulpmiddelen verwaarloosd worden als de bibliotheek der Nederlandsche vertalingen van klassieke schrijvers, verschenen bij den uitgever Van Looy, Pierson's werken over de Grieksche Oudheid e.a. Schr. noemt de Vlaamschgezindheid tegengif, waardoor de nadeelige gevolgen der verfransching gedeeltelijk kunnen worden bestreden.
Dan vervolgt hij:
‘Zonder de Vlaamsche beweging ware de wet van 1883 nooit ingevoerd. De Germaansche talen zouden, in het middelbaar onderwijs, evenals vroeger geheel op den achtergrond staan; de tegenwoordige studenten zouden, evenals hunne voorgangers, voor het Nederlandsch, het Duitsch en het Engelsch onverschillig blijven, en in hun Franschen gedachtenkring voortleven. Dientengevolge zou de wetenschap, aan onze Hoogescholen, op een lager peil staan dan thans.’
Uitvoerig staat prof. Mac Leod stil bij de gebrekkige ontwikkeling van den Vlaamschen boer en het landbouwonderwijs en komt tot het besluit dat de Vlamingen tot beschaving tweede klasse veroordeeld zijn.
Hij eindigt zijn zeer lezenswaardig betoog aldus:
De verfransching heeft sedert zeventig jaar van de Vlamingen een volk van blinden en eenoogigen gemaakt. Het natuurlijk erfgoed der Vlamingen, dat sedert zeventig jaar in Noord-Nederland vrij kon gedijen, schenkt aan de Hollanders de vruchten der wereldbeschaving.