Neerlandia. Jaargang 5
(1901)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngezondenBij den Algemeenen Secretaris kwam het volgend belangrijk schrijven in: Teheran, 12 Juli 1901. Het deed mij veel genoegen uit uw schrijven van 16 Juni te ontwaren, dat de pogingen van het secretariaat voor Midden-Azië, om steun en medewerking voor het A.N.V. te krijgen, door het hoofdbestuur worden gewaardeerd. Ik kan u dan ook ronduit verklaren, dat ik er steeds naar streef, het gemeenschapsgevoel onder de alhier vertoevende stamgenooten te versterken en zoomogelijk uit te breiden. Het aantal Nederlanders in Perzië is echter zeer beperkt, zoodat de alhier gevestigde Nederlandsche kolonie niet veel veld laat om met vrucht te kunnen werken. Aangezien echter - en hiermede beantwoord ik een uwer vragen uit uw brief van 16 Juni - de Perzen in 't algemeen (zoowel van den Mahomedaanschen als den Christelijken godsdienst) hun diep medegevoel voor onze in Zuid-Afrika strijdende stambroeders niet verbergen, doch veelmeer met angstige belangstelling de oorlogsberichten, welke bijna dagelijks hier verschijnen, tegemoet zien en verslinden, heb ik gedacht op andere wijze ons algemeen stambelang, in Azië te kunnen bevorderen. Ik heb namelijk gedacht, waarom zou er naast het hier te lande reeds bestaande Fransche taalverbond ook niet een Nederlandsch Voorbond kunnen worden gesticht; m.i. is er niets wat zulk een Verbond in den weg kan staan. In de eerste plaats zal de Nederlandsche taal niet moeilijker door de Perzen worden aangeleerd dan de Fransche, aangezien onze taal en het Perzisch, vooral in de uitspraak, punten van overeenkomst bezitten. De voor vele | |
[pagina 109]
| |
vreemdelingen zoo lastige Nederlandsche ‘g’ komt namelijk in het Perzisch veelvuldig voor; daarbij komt nog dat de Perzen verbazend vlug zijn met het aanleeren van andere talen. Tweedens, behoeven wij m.i. niet te schromen in het belang van den Nederlandschen stam gebruik te maken van de duidelijk merkbare, van lieverlede sterker wordende achting, welke de Perzen ons Nederlanders zijn gaan toedragen gedurende den voor Engeland, ook in hunne oogen en volgens hunne denkwijze, zoo zeer onteerenden strijd tegen de zooveel zwakkere boerenrepublieken. De Perzen gaan zelfs nog verder en velen onder hen achten den val van het groote Westersch-Europeesche rijk nabij. Met zielsgenot worden de herhaalde nederlagen door de Engelschen in Zuid-Afrika geleden steeds vernomen, terwijl het omgekeerde het geval is als de Boeren verloren hebben. Zooals gezegd is er in Perzië te weinig veld om rechtstreeks de belangen van het Verbond met kracht te kunnen voorstaan, daar de Nederlandsche kolonie er te klein is. Wij zullen het nu echter langs een anderen weg beproeven en het A.N.V. trachten te steunen door het doen aanleeren van de Nederlandsche taal, c.q. niet door oorspronkelijk Nederlanders maar door Perzen. Om het nut onzer taal duidelijk te doen uitkomen, zullen wij beginnen een cursus te openen voor het Nederlandsch, waaraan voornamelijk zoons van Perzische kooplieden zullen kunnen deelnemen, welke op Nederlandsch-Indië handeldrijven. De cursus zal geheel kosteloos zijn en voor een ieder, voorloopig echter tot een beperkt aantal, toegankelijk. Wij hopen hierdoor te kunnen bewerken, dat de Perzen hunne handelsbriefwisseling met onze Indische bezittingen in het Nederlandsch zullen gaan voeren. Verder zullen wij, naarmate de cursus gunstige uitkomsten levert, ook het A.N.V. met nieuwe leden kunnen versterken. Een ieder toch die onze taal kent, zal ook gaarne onze geschiedenis leeren kennen en van lieverlede zal de belangstelling in het Nederlandsch element aangroeien, naarmate zijn eigen taal bekend en gekend wordt. Bewust van de niet gemakkelijke taak door ons vrijwillig aanvaard, hopen wij door een volhardend streven de gewenschte uitkomsten van onzen arbeid te zien. Ik wilde u nog verzoeken mij een boek aan de hand te doen, gelijk b.v. de werken van Servaas de Bruin, doch voor het Nederlandsch zonder meester met Franschen tekst. Wellicht zal een der leden van het Verbond in België of Frankrijk ons daaraan willen helpen of in staat stellen het aan te schaffen. Zulk een werk zou vooral voor ons veel nut hebben bij het leeren onzer taal aan diegenen welke Fransch kennen. Hopende u spoedig uitvoeriger te kunnen schrijven omtrent de totstandkoming van den cursus in de Nederlandsche taal alhier, wensch ik niets liever dan van u te mogen vernemen, hoe anderen over mijn plannen oordeelen. Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn Uw Z.G. dv. Dr., Joh. Pater. |
|