Nederland
Grooter Holland.
Als oud-lid van de Z.A. groep van het A.N.V. kan ik niet nalaten het volgende aan te teekenen over de Noord-Ned. Groep van dat Verbond, omdat er menschen zijn die het niet noodig of gewenscht vinden dat Nederlanders in Nederland lid zijn, omdat er menschen zijn die vinden dat het A.N.V. kunstmatig dàt voortbrengt wat volgens hunne meening van zelf, van nature gaan moet. Dat we eerder tot verbetering zullen komen door het Goede te duwen (evenals we door tegenwerking de komst van de verbetering vertragen) daaraan hechten zij niet, verdietsching vinden ze goed, maar het moet van zelf gaan. Een lid van het A.N.V. zou volgens hen een onnut lid zijn door zijn wonen binnen Nederland's palen.
Dat Vlaanderen en Zuid-Afrika vóorgingen toen het A.N.V. verzamelen blies, wees dit feit niet op hetzelfde?
Wat moet de Nederlander die niet uitgeweken is doen als lid van het A.N.V. en... wat moet hij niet doen?
Niet tijd verbeuzelen met spellingskwesties, niet ijveren voor algeheele taal-zuiveringen, niet zijn handelsvrienden in het buitenland ontstemmen door ze een Hollandschen brief te schrijven, het is toch een beleefdheid iemand in zijn moedertaal aan te spreken even als het een beleefdheid is een vreemde met diens Volkslied te begroeten.
Niet een wetenschappelijk werk in het Hollandsch schrijven waardoor het door weinige buitenlanders, maar in een vreemde taal opdat het door veel buitenlanders gelezen worde.
Wat we wèl moeten doen: hooghouden wat Goed is in al wat Hollandsch is, strijden tegen al wat als Hollandsch (juist als zoodanig) slecht is.
Hooghouden Hollands Taal, Lied, Familieleven, bestrijden Hollands Lompheid, Kleingeestigheid, Bekrompenheid, ontwikkelen dat waardoor Holland beroemd is (vooral ook was), tegenwerken dat wat Holland en Hollander berucht maakte. We hebben een goeden naam bij hen die zeggen: ‘De Hollanders zijn de “uitvinders” van de Vrijheid, de Drukpers, den Akkerbouw,’ een slechten naam bij hem die zegt: ‘die Hollander is maar sleg, hij vloek en drink banja.’ Het is gezegd, èn het eerste, èn het tweede.
Als wij uit Holland zijn, zien we zooveel klaarder wat er te doen is, als we in Holland zijn kunnen we zooveel beter doen wat er te doen valt.
Holland's Lied. Het uitgeven van dikke Liederbundels alleen helpt niet, we moeten die liederen kunnen hooren zingen, maar niet alleen op concerten, neen, laat ze drukken op losse blaadjes, verkoop die liedjes niet te duur, 2 cent per blaadje, zooals vroeger (ook nu nog wel) onze dienstboden aan hun liederschat kwamen.
Zet ze op draaiorgels, laat ze zingen door den straatzanger, en vooral dit, laat ze zingen in de café-chantants, het zedelijk peil dier instellingen zou stijgen tevens. Zou meneer Coers het niet mooi vinden als door Hollandsch ‘uitgaand’ publiek de liedjes die hij verzamelde zóo op straat kwamen, evenals in Engeland de zangers der music-halls en smoking-concerts? Eerst zingt men het refrein mee, men onthoudt het, dan volgt het lied van zelf. Engelschen in het buitenland kennen allen ‘The Soldiers of the Queen’, ‘All the world is cold and dreary’, ‘Home, Sweet home’ - en wat kennen Hollanders in het buitenland van hun Liederschat?
En het Familieleven. Laten we van de Afrikaansche Boeren leeren gastvrijheid en geselsen. Hoe menig leven van een op kamers wonend vrijgezel zou vermooid worden wanneer