tijdens den oorlog over de Boeren verspreid zijn, en de zotte of valsche beschuldigingen, die tegen hun gedrag in den oorlog worden ingebracht. De onwaarschijnlijkste vertelsels hebben bij de groote meerderheid van het Engelsche volk gereeden ingang gevonden, en zij zitten er zoo vast, dat er geen verwikken aan schijnt.
Deze traagheid of onwil om de waarheid over de Boeren en den oorlog te erkennen wordt niet voldoende verklaard door de eigengerechtigheid van het Engelsche volk, door zijn vaste overtuiging - oorzaak van kracht weder in ander opzicht - dat het staat boven elk ander volk ter wereld, zoodat het van zich zelf noode of niet slechts gelooft en zeer gemakkelijk van anderen. Het is ongetwijfeld ook de uitkomst van zijn gebrekkige algemeene ontwikkeling. Van eigen geschiedenis en instellingen is men in Engeland stellig even goed op de hoogte als in andere landen, beter zelfs dan in de meeste. Bruikbare kennis voor zijn vak of werk heeft men er veelal in hooge mate. De kracht, die er in landen van algemeener ontwikkeling vaak versnipperd wordt in halve kennis van een aantal dingen, wordt in Engeland meest saamgetrokken op het eene dat rechtstreeks voor het leven voordeel oplevert. En dan is er de lichaamsoefening, de spelen in de open lucht, waaraan de Engelschman zooveel tijd besteedt - en wederom tot zijn niet gering voordeel - die hem vaak de gelegenheid en den lust beneemt tot vermeerdering van zijn algemeene kennis.
Die beperking tot de kennis welke dadelijk nut heeft en die oefening van het lichaam, waarbij ook de gezondheid van den geest gebaat is, hebben de Engelschen gemaakt tot het handige, kundige, in eigen kracht vertrouwende, ondernemende volk, dat zooveel tot stand brengt, maar hun gemis aan algemeene ontwikkeling is niet alleen een voorwerp van verwondering en licht vermaak voor den vreemdeling, die met hen over niet-Engelsche aangelegenheden spreekt, maar kan in ernstige omstandigheden schromelijke gevolgen hebben. Het Engelsche volk had zich niet zoo gemakkelijk om den tuin laten leiden, had omtrent de Boeren - hun regeering, hun staatsinstellingen, hun zeden, den geest die hen bezielde, hun inborst, hun weerstandskracht - niet zoo licht de gedrochtelijkste voorstellingen aanvaard, had zich door een gewetenlooze kapitalistenbent met haar pers niet tot den oorlog laten opzweepen, had gedurende dien oorlog niet in kalmte of zelfs goedkeurend allerlei weerzinwekkende praktijken van zijn leger aangezien, ware zijn algemeene ontwikkeling hooger geweest.
Dat die gebrekkige ontwikkeling met de eigengerechtigheid in nauw verband staat, behoeft niet verder aangetoond te worden.
* * *
Een gedeelte van de schuld, die aldus het Engelsche volk treft, komt in het bizonder op rekening van zijn pers. De Engelsche pers is lang een voorbeeld voor de geheele wereld geweest. Zij kan dat ook nu nog zijn in enkele opzichten, in het snel en uitvoerig bericht geven bv., in de kunst om een leesbare krant samen te stellen; maar zij is het niet meer in de volledigheid en onpartijdigheid harer verslagen.
En nu hebben wij niet zoozeer het oog op bladen als de Times, de Daily Telegraph, de Globe en dergelijke, die met voordacht zich geleend hebben tot den handigen veldtocht, door de verbonden kapitalisten van Zuid-Afrika en de oorlogzuchtige jingo's sedert jaren tegen de Zuid-Afrikaansche Republiek geleid; noch zelfs de lichtvaardigheid of kwade trouw, waarmede de meeste correspondenten van Engelsche bladen van de krijgsverrichtingen verslag gaven; of ook de heftigheid, waarmede sommige bladen het legerbestuur tot een nog harder en wreeder oorlogsbeleid hebben aangezet; of eindelijk het gemis aan bezadigdheid bij de eenen, de onbeschaamdheid van anderen in de wijze, waarop zij over het karakter en de handelingen van de Boeren, vooral van verscheiden hunner leidslieden schreven, b.v. over de presidenten Kruger en Steyn, dr. Leyds. Dat zijn fouten, waardoor de meeste organen van de Engelsche pers hun waardigheid voor langen tijd ingeboet hebben. Daarover is in het buitenland slechts eene stem; trouwens er zijn degelijke Engelschen die het erkennen.
Maar wij bedoelen nu bepaald de tekortkoming - wij mogen wel zeggen - van de geheele Engelsche pers om de lezers volledig en zoo onpartijdig mogelijk verslag te doen van hetgeen er in den oorlog voorvalt. Om dat te kunnen doen had zij van den aanvang af ook kennis moeten nemen van de berichten, die er van Boerenzijde over den oorlog verschenen; vooreerst van de ambtelijke verslagen der commandanten en de mededeelingen van de regeeringen der republieken, en dan van de verslagen in de Afrikaander couranten, in Volksstem (Pretoria), Rand Post (Johannesburg), Express (Bloemfontein), Ons Land (Kaapstad) en andere. Meer dan eens, door Amerikaansche correspondenten o.a., is er gewezen op de betrouwbaarheid van die ambtelijke Transvaalsche of Vrijstaatsche verslagen. En in de eigen berichten dier bladen stond, natuurlijk met de onvermijdelijke onjuistheden, nog genoeg om een beeld van de waarheid te vormen.
Nu zou men denken, dat de Engelsche kranten, die vooral in het eerste tijdvak van den oorlog geen geld spaarden om snel en uitgebreid nieuws te krijgen, er aanstonds voor gezorgd hadden zich die Boerenberichten te verschaffen; dat zij dadelijk op die Afrikaander bladen ingeteekend hadden en iemand aan hun redactie verbonden die Hollandsch verstond. Verbeeld u dat er oorlog kwam tusschen Duitschland en Frankrijk, en b.v. de Duitsche bladen lieten de Fransche ongebruikt! Maar neen, wij gelooven niet, dat een Engelsch blad de moeite nam die Afrikaander bladen te lezen. Iemand hier te lande heeft indertijd een der beste Londensche bladen op dat verzuim opmerkzaam gemaakt, en het antwoord - de uitvlucht, mogen wij wel zeggen - was: wij kunnen hier die kranten zoo moeilijk krijgen, maar als gij er ons van tijd tot tijd belangrijke en korte berichten uit kunt bezorgen, gaarne. Zulke berichten werden overgezonden, maar (n.f.) weinig of niet geplaatst.
Het gevolg was, dat het Engelsche volk den oorlog bijna uitsluitend uit de Engelsche berichten leerde kennen en den loop der gebeurtenissen dus zeer slecht leerde kennen. Het wantrouwen in die berichten is in Engeland pas in de laatste maanden algemeener geworden. Men had er al een anderhalf jaar geleden voldoende over ingelicht kunnen zijn. En sedert de Afrikaander bladen ophielden te verschijnen en de berichten van Boerenzijde, al spaarzamer naarmate de afsluiting der republieken vaster werd, in de Nederlandsche pers het licht zagen, zou men verwachten dat onze bladen in Engeland geraadpleegd werden, meer nog dan het ook vroeger, om het eigen oorlogsnieuws dat zij bevatten, reeds geraden was. Maar ook daarvan geen spoor. Ware 't niet, dat Reuter een heel enkele maal er iets uit overseint en men hier te lande werkzaam is om belangrijke stukken te vertalen en aan de Engelsche bladen te zenden - vele waarvan ze echter ongebruikt terzijde leggen - men zou in Engeland van de andere partij nooit een woord te hooren krijgen. En wat geeft er de meerderheid daar eigenlijk om, zoolang haar persorganen en zelfs ministers bij elke gelegenheid die andere berichten voor kwaadwillige verzinsels van de Boeren uitmaken!
* * *
Maar ten laatste toch, hoewel nog altijd langzamerhand begint in Engeland ook de groote menigte tot het besef te komen, dat de natie er over den oorlog onvolledig en verkeerdelijk wordt ingelicht. En met de schaamte om de vele ongerechtigheden, die het Engelsche leger bedreven heeft, neemt nu de weerzin tegen den geheelen oorlog toe, zoo zelfs dat eenige leidslieden van de liberale partij al hun draai nemen en rekening gaan houden met de veranderende strooming onder het volk.
Zijn dat al teekenen van een ommekeer van de meerderheid? Mag men nu hopen binnen niet te verren tijd, dat de natie de regeering zal dwingen een einde te maken aan den oorlog?