Neerlandia. Jaargang 5
(1901)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZuid-AfrikaDe Oorlog.Een oorlog tegen bandieten - dat is het wat de Engelschen nu nog in Zuid-Afrika te voeren hebben. Aldus de heer Chamberlain Vrijdag den 2en dezer in het Engelsche Lagerhuis. Wij hebben den tekst van zijne redevoering niet tot onze beschikking en weten nog niet met zekerheid of hij die uitdrukking alleen ten opzichte van de strijdende Afrikaanders in de Kaapkolonie gebruikt heeft, dan wel van al de Boeren te velde.Ga naar voetnoot*) In elk geval schijnt de Engelsche pers de bedoeling van den minister zoo uit te leggen, dat de geheele oorlog in Zuid-Afrika er een tegen bandieten is of van nu af aan wordt. En daarmede zou dan de oorlog van aard veranderen: inplaats van den stelregel, in den beschaafden oorlog gevolgd, dat zooveel mogelijk vijanden onschadelijk gemaakt, komt die, dat er zooveel mogelijk bandieten verdelgd moeten worden. De enkele Engelsche bladen, die het onrechtvaardige en schandelijke van dezen oorlog blijven verkondigen, huiveren bij de gedachte, hoe het nu op het oorlogsveld worden zal; de andere spreken er min of meer openhartig hun voldoening over uit. Is het echter wel een nieuw tijdvak van den oorlog, dat wij zien openen? Is er geen wolk van getuigen, die sedert vele maanden het bloeddorstige karakter van den oorlog, gelijk hij van Engelschen kant gevoerd wordt, hebben blootgelegd? Heeft men niet telkens in Engelsche bladen brieven gelezen van soldaten en officieren, die - met weerzin soms, met harde onverschilligheid of welbehagen een ander maal - vertelden van het brandstichters-, vernielers- en beulswerk, dat zij verrichtten? Zijn niet van de dagen van Elandslaagte, d.i. tien dagen na het uitbreken van den oorlog, af gewonden afgemaakt, gevangenen mishandeld, en sedert hoe lang worden niet vrouwen en kinderen in ziekte en dood gedreven? Verscheiden Engelsche parlementsleden hebben in redevoeringen in het Lagerhuis, en anderen hebben in geschrifte een lijst opgemaakt van de onwraakbare getuigen van al die gruwelen. In de Kaapkolonie zijn de terechtstellingen al geruimen tijd aan de orde - men denke b.v. aan de drie Afrikaanders die in Maart l.l. in de Aar den kogel hebben gekregen, omdat zij schuldig werden geoordeeld aan een aanslag op een trein, hoewel zij er zeer waarschijnlijk part noch deel aan hadden. Wat kan er haast meer gebeuren? En niet eens nieuw is de bewering, dat de strijdvoerende Boeren nog alleen bandieten zijn. Verleden jaar October o.a. zeide Sir Redvers Buller, pas van het oorlogsveld teruggekomen: ‘Bijna het heele volk dat wij als Boeren kennen heeft zich onderworpen of is krijgsgevangen of doet zijn best om zich te onderwerpen. De menschen die nog in het veld staan zijn of huurlingen of bandieten. De mannen die nog onder de wapenen zijn trachten daarmede zich zelf te bevoordeelen, zij vechten volstrekt niet voor hun land.’ Aldus Sir Redvers Buller in October 1900! Maar 't is dan ook die onmogelijke Buller, zal men zeggen. Dezelfde Buller is echter in Engeland een man van gezag en invloed, iemand tegen wien de meerderheid opkijkt. Er bestaat een jongensboek, waarin die ridder van de droevige figuur - wat hij is voor alle man buiten de Britsche eilanden - de jeugd als een voorbeeld wordt voorgehouden. Bandieten! 't Is wel Chamberlain die het nu weer zegt, de man van den hartstochtelijken haat, de meester in het schelden, gelijk hij zich sedert jaren tegenover de Ieren getoond heeft; hij, een der hoofdschuldigen van dezen oorlog en nu verbitterd, omdat die oorlog zoo tegenvalt, zooveel bloed en zooveel geld kost; de man, die in de politiek geen middelen ontziet en dezen oorlog uit wil hebben en de Boeren onderworpen, al moest er door elk voorschrift van het volkenrecht een streep gehaald. Bandieten - dat heeten dan de Transvalers en Vrijstaters die met wanhopigen moed de kostelijke vrijheid verdedigen. Of zijn alleen de Kapenaars en Natallers bandieten? Ja, opstandelingen zijn het, maar bandieten niet meer of niet minder dan de Amerikanen die zich van Engeland, en onze voorouders die zich van Spanje vrijvochten. Herinnert men zich het versje onder die oude plaat van het Verbond der Edelen? Geen boeven en piraten
Bezwoeren een verbond,
Maar rouwende onderzaten,
In 't reinst en diepst gewond.
Zoo zijn de bandieten der Kaapkolonie, in het reinst en diepst gewond: in hun eigen land heerschte over hen een schrikbewind, in de republieken werden hun magen en vrienden geworgd. De gansche wereld eert zulke bandieten.
* * *
Er is in Engeland veel te doen over de gruwelen die de Boeren te Vlakfontein bedreven zouden hebben. Maar is het niet zonderling te zien welk buitengewoon gewicht de regeering en haar volgelingen in het parlement, de jingopers en haar lezers aan dit geval hechten, als men bedenkt, dat de Engelschen den geheelen oorlog door de Boeren van wreedheid, verraad en gruwelen beschuldigd hebben? Het maakt den indruk alsof men nu eindelijk een verhaal meent te hebben, dat niet gelogen is. Maar stel, dat het waar is; neem aan, dat de Boeren in dat gevecht eenige gewonde Engelschen hebben afgemaakt, hoe durft men in Engeland daarover met zoo'n vertoon van verontwaardiging aankomen? Wij herhalen: van Elandslaagte af hebben de Engelschen dergelijke dingen gedaan, en erger. Wij hebben toevallig voor ons liggen een aanhaling uit den brief van een Engelsch soldaat, met zijn naam onderteekend opgenomen in een Engelsch blad. Hij schrijft: ‘Wij maken geen gevangenen meer.... Er waren nog een paar gewonde Boeren over. We joegen ze over de kling. Ze werden allen dood gemaakt.’ Wij hebben nog meer aanhalingen van die soort bij de hand. Waar- | |
[pagina 94]
| |
toe echter ze hier nog vertaald? En zooveel meer hebben de Engelschen gedaan. Zouden zij dan niet zwijgen? En dan, welk Europeesch volk zou tegenover een vijand als de Engelschen zich tegenover de Boeren getoond hebben, niet al lang de lankmoedigheid afgelegd hebben die de Boeren nog altijd in dezen oorlog betrachten? Zou het wonder zijn, als deze al wat de Engelschen tegen hun hoeven, hun gewonden, de gevangen burgers, hun vrouwen en kinderen misdreven hebben, met woeker betaalden? Maar neen, dat wil er bij hen niet in. Hadden zij ook maar een tiende gedaan van wat de Engelschen misdeden, zij waren hun vrijheid niet waard - zeide president Kruger dezer dagen, en al wie den oorlog gevolgd heeft en de Boeren niet haat als er Engelschen doen weet dat de president gerust zoo spreken kon. Zij zijn hun vrijheid waard. Maar zijn er te Vlakfontein wel gewonde Engelschen neergeschoten? En zoo ja, hoe is dat in zijn werk gegaan? En wie zijn er eigenlijk schuld aan? Heeft men in Engeland wel het recht - van den balk in eigen oog gezwegen - dat doodschieten van gewonden te Vlakfontein tegen de Boeren te gebruiken voor men de andere partij gehoord heeft? Het is er mee als dezen heelen oorlog door. De Engelschen beschuldigen de Boeren telkens en aldoor, en houden intusschen de telegraafkabels voor hen gesloten. Onwaardig spel! Het is echter duidelijk waartoe dat Vlakfontein-kabaal dient. Men denkt er natuurlijk vooreerst de eigen wandaden mee te bedekken, maar waar 't eigenlijk om te doen is, is tegenover den wassenden tegenzin tegen den oorlog in Engeland zelf en tegenover de wereld, een vergoelijking te hebben voor het algemeen toepassen van een meedoogenlooze wijze van oorlogvoeren. Daartoe wordt nu ook veel ophef gemaakt van een aankondiging van een Boerenbevelhebber in de Kaapkolonie, dat hij alle zwarten die de Engelschen tegen de Boeren gebruiken, zal laten dood schieten - hetgeen de Boeren al lang gedaan hebben en dat misschien wel de beste manier is om te verhoeden, dat het schandelijk gebruik hetwelk de Engelschen van Kafferhulp maken een opstand van de Kaffers op verschillende punten van Zuid-Afrika ten gevolge heeft, met al den gruwel die er aan vast zit. Vandaar ook het brandmerk van bandiet, door Chamberlain toegepast op mannen, die van de Engelschen hebben afgekeken hoe zij zich onder een vijandige bevolking van proviand moeten voorzien en die misschien wel éen hoeve hebben verwoest op de honderd die de Engelschen verwoest hebben. Intusschen, de Afrikaanders zijn niet van het slag dat door wreedheid tot onderwerping wordt gebogen. Wellicht zullen de oude Boeren, aan wier lankmoedigheid geen einde schijnt te zijn, de jongkerels niet meer kunnen weerhouden, de Engelschen met gelijke munt te gaan betalen. Op het hoofd van een Chamberlain, een Milner en hun helpers komt dan het bloed, dat zij vergieten. Neen, als de Boeren het opgeven dan zal het zijn, omdat zij niet meer kunnen; omdat hun aantal, gaandeweg slinkend, tenlaatste te klein is geworden; omdat zij geen munitie meer hebben, en zoover is het nog niet. De laatste weken zijn echter voor de Boeren niet gunstig geweest, en al mogen wij gerust aannemen dat het den Engelschen slechter vergaan is dan zij aan den dag laten komen, telkens lezen wij van lagers die overvallen worden, en dan van kostbare levens en kostbare krijgsbenoodigdheden die verloren gaan. De Vrijstaatsche bewindmannen zijn voor het meerendeel den Engelschen in handen gevallen, al is president Steijn ontkomen - en ja, zijn behoud weegt tegen de gevangenschap der anderen, hoe voortreffelijk die mannen mogen zijn, wel op. Zie weer dien brief van hem aan Reitz, hoe hij aldoor er den moed inhoudt. Als die brieven, dezer dagen door de Engelsche regeering met zooveel blijdschap bekend gemaakt, echt zijn - waaraan wij moeilijk kunnen twijfelen - dan is het weer Steijn geweest die de wankelmoedigen met nieuwen geest bezield heeft, want tot voortzetting van den oorlog is besloten.
* * * Wie ook het hoofd omhoog houdt dat is president Kruger, zwaar beproefd door den dood van zijn trouwe echtgenoote - een moedige ook zij - die hij verliet omdat het belang van het vaderland het vergde en die nu ver van hem weg gestorven is. Haar laatste boodschap aan haren echtgenoot was een vermaning om te vertrouwen. En hij vertrouwt. De zaak van het recht moet zegevieren. Zoo zegt hij telkens. En wij mogen niet anders spreken. |
|