onderwijs, in welk laatste ambt hij overleed; Raden Kamil, die in Holland zijn opleiding tot hulponderwijzer heeft genoten, later door zijn volhardend streven de hoofdacte behaald heeft, en thans is aangesteld tot adjunct-inspecteur bij het inlandsch onderwijs, in welk ambt hij nog werkzaam is. Deze heeft op het examen, zoowel in Nederland als in Indië, zeer goede cijfers behaald. Verder de Regenten, opgeleid aan de hoogere burgerscholen... enz., en de bekende Raden Mas Oetojo, die eveneens aan de H.B.S. zijn opleiding heeft genoten, en thans als translateur voor de Javaansche taal te Soerakarta werkzaam is. Misschien zal het velen wel bekend zijn, dat deze gedurende zijn opleiding steeds hooge cijfers behaalde.
Dat het onderwijs aan Javanen wel goede resultaten heeft, zal later meer blijken, wanneer er Javanen naar Nederland worden gezonden voor hun speciale opleiding aan de Leidsche universiteit of aan ambachtscholen en aan andere inrichtingen van onderwijs in Holland.
Waar de hoogleeraar Monier Williams van de Hindoe's zegt, dat zij geen oprechte Christenen worden, daar zeg ik van den Javaan, dat hij op de Gouvernementsscholen geen Christelijk godsdienstonderwijs geniet, en derhalve geen Christen wordt, laat staan een oprecht Christen. Doch ook kan ik als tegenbewijs o.a. aanstippen, dat Raden Soejoed alias Christiaan Hekker, een Javaan van geboorte, die in Nederland tot hulponderwijzer opgeleid, vrijwillig den Christelijken godsdienst heeft aangenomen, wel een trouw en oprecht Christen is; en voor den Europeaan de warmste sympathie koestert.
‘Na vele pogingen’, zegt de hoogleeraar van de Hindoe's, ‘brengt men een wezen voort, dat wij wel een onderwezen inboorling noemen, maar die zich onmiddellijk tegen ons keert; in plaats van ons dankbaar te zijn voor de moeite, die wij ons te zijnen behoeve hebben getroost, wreekt hij zich op ons....’ Dit gezegde is ten eenenmale strijdig met den geest der opgeleide Javanen in het algemeen; die opgeleide Javanen hebben leeren kennen, zullen, naar ik durf beweren, zeer zeker met mij erkennen, dat zij bij den Javaan juist het tegengestelde geval constateeren.
Schrijver dezes, een Javaan van geboorte, voelt 't zelf ten duidelijkste in zijn hart. Wie heeft ooit gehoord, dat opgeleide Javanen in het geniep samenspanden om zich tegen den Europeaan te keeren? Naar ik zelf voel en durf beweren, wekt de opleiding bij ons Javanen eer sympathie op voor den Europeaan dan antipathie. Als een merkwaardigheid voeg ik hier nog bij, dat vele Javanen zelfs sympathie koesteren voor de Boeren, voor die afstammelingen der Hollanders in Zuid-Afrika, die tegen een groote macht hun vrijheid verdedigen.
Alleen bij een behandeling, die de eer van den Javaan krenkt, alleen als hij ziet, dat de Europeaan van een te hoog standpunt op hem neêrziet, en den Javaan alzoo te zeer zijn slaafschheid doet gevoelen, dan verflauwt het licht zijner sympathie voor den blanke, echter niet zóó dat hij de wapenen tegen hem zal opnemen. Maar dit is een natuurlijk verschijnsel, dat zich bij ieder individu, bij iedere natie met eergevoel voordoet.
Wanneer derhalve de zedelijke en verstandelijke ontwikkeling van den Javaan hem verheft tot zulk een standpunt, dat de Europeaan niet tot hem behoeft neder te dalen, dan is het aan te nemen, dat er meer intimiteit tusschen beide rassen ontstaat; dat dan de Javaan de warmste sympathie voor hem koestert, omdat hij dan voelt geacht te worden als gelijke van den Europeaan.
Wong Djâwâ ikoe kalahan, ora doewé gegaman, hoort men onder hen meer dan eens zeggen, d.i. de Javaan laat zich gemakkelijk onderwerpen, hij heeft geen wapens (oorlogstuig). Dit wil echter niet zeggen, dat er bij hem van weerwraak sprake is.
‘Vooral wanneer men in aanraking komt met ondergeschikte ambtenaren, in de Engelsche scholen opgeleid, staat men verbaasd over het totaal gemis aan zedelijk karakter’, zegt de hoogleeraar. Maar ten aanzien van Javanen, opgeleid aan Hollandsche scholen kan dit gezegde gerust gebannen worden. Want tot dusver is nog niet gebleken, dat Javanen door hun opleiding zedelijk achteruit gaan; wel het tegendeel meen ik te kunnen constateeren.
Dat in de tweede helft der vorige eeuw jonge lieden zich schuldig maakten aan onzedelijkheden gedurende hun opleiding, en thans nog pedanterie en eigenwaan het kenmerk van velen hunner zijn, wil ik wel toegeven. Maar de reden hiervan moet gezocht worden in het feit, dat hun opleiding eerst in hun jongelingsjaren begon - (er waren er velen die boven de 20 jaar waren bij het begin hunner opleiding) - en gedurende hun kinderjaren bijna van geen opvoeding sprake was. Van eigenlijke opvoeding kan men bij de meeste Javanen niet spreken, vandaar dat zij steeds op een lageren trap van beschaving staan dan de Europeanen.
Wil men het Javaansche of het Hindoesche kind opvoeden tot hoog beschaafde menschen, dan moeten deze van hun kindsheid af zich in een geheel andere omgeving bewegen, in beschaafde kringen, steeds geleid door beschaafde lieden, bekwame opvoeders; zij moeten dus verwijderd worden van hun onopgevoede ouders en familieleden, want van deze toch hooren zij naast vele goede dingen, ook vele zaken die schadelijk zijn voor hun zedelijk karakter. Wanneer daarbij hun verstand en geest door onderwijs ontwikkeld worden, dan zullen zij voor den opgevoeden Europeaan in beschaving niet behoeven onder te doen.
‘Hij zelf veracht zijn landgenooten, en gevoelt dat hij op zijn beurt veracht wordt door zijn meester’, zegt de hoogleeraar van de Hindoe's.
Om te bewijzen, dat dit gezegde niet toepasselijk is op de Javanen, zou ik eenige voorbeelden kunnen noemen, doch hierover wil ik niet lang uitweiden, daar mij nooit is gebleken, dat opgeleide Javanen hun landgenooten verachten. Wel lees ik debatten in het Javaansche blad Retno Doemilah, waarin door eenige ontwikkelde Javanen, (menschen die Hollandsch spreken en schrijven) druk wordt beraadslaagd over het oprichten van vereenigingen, waarbij fondsen zullen vergaard worden, ten einde Javaansche jongelieden naar Holland te kunnen zenden voor hun opleiding aan de een of andere ambachtsschool. In Indië teruggekeerd, moeten deze jongelieden in daartoe op te richten scholen gratis onderwijs geven aan hun landgenooten, meer in het bijzonder aan jongelieden van aanzienlijke afkomst. Zoodoende zullen velen, bij den tegenwoordigen strijd om het bestaan, uit den nood geholpen worden.
Uit dit grootsche plan is op te maken, dat het onderwijs in het Nederlandsch, en het onderwijs in het algemeen aan den Javaan, bij hem geen verwatenheid kweekt, maar wel meer liefde voor zijn landgenooten.
Dat dus het onderwijs aan Javanen zijn goede uitwerking heeft, is door het bovenstaande, naar ik hoop, klaar bewezen.
Wat verder de hoogleeraar zegt van ongerechtigheden der Hindoesche ambtenaren als het gevolg van hun Engelsche opvoeding (misschien Engelsch onderwijs alleen zonder opvoeding), laat ik eenvoudig ter zijde, en vat ten slotte mijn betoog samen in de woorden: Opgeleide Hindoes en opgeleide Javanen vormen een sterk contrast!!
Dit betoog, hoop ik, moge er toe bijdragen om heeren onderwijzers, die een Hollandschen cursus hebben opgericht, en heeren onderwijzers in het algemeen meer te overtuigen, dat zij met het oprichten van dien cursus, en het toelaten vooral van Javaansche kinderen tot de Europeesche lagere scholen, den goeden weg hebben ingeslagen; dat het van veel belang is den Javaan de Nederlandsche taal te leeren. Want daardoor wordt de welvaart van de Javanen bevorderd, en dezen zullen met een dankbaar hart de Hollandsche taal waardeeren.
De tijd is aangebroken, dat de Javaan naar kennis en beschaving begint te haken, om zich van zijn slaafschheid en ellende te bevrijden, waar zulks mogelijk is. En nogmaals herhaal ik, dat de Javaan, die eenigszins onderricht is, van de opinie uitgaat, dat het noodzakelijk is Nederlandsch te leeren om zich dan verder te kunnen ontwikkelen.
De Javaan toch begint nu in te zien, dat het noodzakelijk is met den tijd mede te gaan, om gelijken tred te kunnen houden met de tegenwoordige levensomstandigheden, en met goed gevolg te voeren den steeds zwaarder wordenden strijd om het bestaan.
Jogjakarta, April 1901.
Een Javaan.
(Op verzoek der Redactie-commissie te Batavia overgedrukt uit De Locomotief).