thans de zekerheid dat het gedenkteeken door den beeldhouwer Godfried De Vreeze ontworpen bepaald goedgekeurd was en de Minister een toelage van 70000 fr. verleende. Het monument zal in plaats van negen, dertien meters hoog zijn; het voetstuk van Belgisch graniet met zijn zijdelingsche groepen en prachtig voorstuk zal door een verguld bronzen beeld, voorstellende Vlaanderens maagd, bekroond worden. Het geheel zal 136000 fr. kosten. De regeering der stad Brugge schenkt eene som van twintig duizend frank; andere steden zullen ongetwijfeld willen medewerken tot oprichting van dit vaderlandsch gedenkteeken dat den strijd verbeelden moet, die zoo rijk is geweest aan duurzame gevolgen, de bevrijding niet alleen van Vlaanderen, maar van den geheelen Nederlandschen stam met de Waalsche provinciën van België er in begrepen.
In die zelfde bijeenkomst is er besloten: 1o de plechtigheid te vieren in de eerste helft van Augustus 1902. Het gedenkteeken kan onmogelijk voor dien tijd klaar zijn; maar men zou den kunstenaar op het hart drukken het granieten voetstuk onbewerkt te doen plaatsen en het beeld, dat ter bekroning dienen moet, tegen dien tijd af te maken. De Commissie is het nog niet eens over de best geschikte plaats. Eenigen verkiezen de groote Markt, anderen de plek van de Groeninger-laan waar de strijd zou geleverd zijn.
Bij de feestelijke plechtigheid in 1902 zal een Vlaamsche Cantate met 200 zangers uitgevoerd worden. De heer Mestdag, de nieuwe bestuurder der muziekschool van Brugge, zal de muziek er voor schrijven. Het gedicht is van Theodoor Sevens. Een historische stoet, voorstellende de bijzonderste episoden uit dit tijdvak alsook Vlaanderens macht en grootheid, zal de straten van Kortrijk doortrekken. De stad, die reeds een ruime som daarvoor bepaald heeft, rekent op de medehulp van al de Vlaamsche steden. Brugge en verscheiden andere plaatsen hebben reeds hunne medewerking beloofd. De Gentenaars, die zooveel bijdroegen tot het winnen van den roemrijken strijd, zullen zeker niet willen ten achterblijven. Nog zal een groote en ernstige wedstrijd voor Vlaamsche koorzang ingericht worden.
Laat ons thans den verloren tijd inwinnen! Met nieuwe geestkracht en nieuwe toewijding aan het werk. Niemand blijve achter of onthoude zich: allen moeten eendrachtig zijn, om een vaderlandsche gebeurtenis te herdenken, die de bevrijding is geweest niet alleen van de Vlamingen en de andere Belgen, maar van den geheelen Nederlandschen stam. Geene vijandige beteekenis mag met dit feest worden verbonden.
* * *
Wij mogen verwachten dat, nu Peter Benoit's conservatorium Jan Blockx tot bestuurder heeft, deze groote erfenis van den genialen meester ongeschonden zal worden bewaard.
Deze hoop putten wij uit de redevoering door Jan Blockx uitgesproken bij zijne plechtige aanstelling, en waarin hij belooft, dat Benoit's grondbeginselen onder zijn bestuur ten allen tijde zullen toegepast en verdedigd worden.
Het Vlaamsche volk, dat eerbiedig en liefdevol over zijn Koninklijk Conservatorium zal blijven waken, is overtuigd dat het den karaktervollen Jan Blockx nooit die plechtige belofte zal behoeven te herinneren.
De roem van onzen koning der toonkunst is als het licht der morgenzon, dat stijgt en zwelt en niet kan tanen.
Dat bewees de uitvoering der Rubenscantate, reeds verleden maand met enkele woorden in Neerlandia besproken. Van de eerste maten af was de indruk op de toehoorders overweldigend, en de geestdrift was klimmend tot het einde, alhoewel de meerderheid der aanwezigen voor ons kunstleven onverschillig waren of er vijandig tegenover staan. Eene nieuwe uitvoering van dat kunstgewrocht wordt aangekondigd voor de maand Juli, te Antwerpen op de Groenplaats, met 1200 zangers en zangeressen. Het oog gericht op Peter Benoit, en gelukkig over het verkrijgen van het K. Vl. Cons., hebben de Vlamingen jarenlang te weinig zorg gedragen voor de rechten onzer taal in de andere Conservatoria van het Vlaamsche land. In Gent is de toestand erbarmelijk, en uit het beroemde Brusselsch Conservatorium is onze taal volledig gebannen. Emmanuel Hiel is nog niet vervangen als leeraar in de Vlaamsche zegkunde. Het schijnt, dat de bestuurder Gevaert, de schepper der Arteveldecantate, tegen het benoemen van een nieuwen leeraar is, omdat Hiel, dien de natuur tot dichter, en niet tot leeraar had bestemd, en die dan ook den brui gaf van zijn leeraarschap, jarenlang geene leerlingen heeft gehad.
Ook een leergang in Vlaamschen zang ontbreekt daar sinds den dood van Warnots.
Toch waren beide leergangen van vóor 1870 door den Staat ingericht, zooals blijkt uit eene redevoering, door wijlen baron de Maere gehouden, 13 December 1869.
* * *
Donderdag, den 27 Juni werd de openbare zitting der Koninklijke Vlaamsche Academie gehouden in haar lokaal te Gent. Na eene diepgevoelde rede van den Heer Voorzitter Th. Coopman, over het Woordenboek der Nederlandsche Taal, en eene weldoordachte redevoering van Dr. Kluyver, over Hugo de Groot als verdediger onzer moedertaal, werd de uitslag der Academische wedstrijden van het jaar 1901 bekend gemaakt.
Namens den Minister van Binnenlandsche Zaken werd de gouden medaille overhandigd aan de Heeren G.D. en J. Minnaert, die in den driejaarlijkschen Staatsprijskamp voor dramatische letterkunde, voor hun tooneelstuk: ‘Siddhârtha’ werden bekroond.
Daarna werd de Heer Joos van St. Nicolaas tot briefwisselend, en de Heer Tepe van Heemschede tot buitenlandsch eerelid benoemd.
* * *
In een Fransch blad van Antwerpen werd verleden week gemeld, dat de Heer Coremans eerlang een wetsontwerp zal neerleggen, strekkende om de taalwet van 1883, die het gebruik regelt van de Nederlandsche taal in het middelbaar onderwijs, ook in de vrije onderwijsgestichten te doen toepassen. Mocht dit waarheid zijn en het wetsvoorstel worden aangenomen, het zou weer een der bronnen doen opdrogen, waaruit verachting voor onze taal door zoovele Vlaamsche jongens wordt geput.
* * *
Met innig genoegen hebben de Vlamingen in hunne dagbladen het verslag gelezen over de rede, welke Dr. J.A. Kluyver, in de verloopen maand heeft gehouden over de Vlaamsche Beweging in de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde te Leiden.
Zij bewees hen, dat onze strijd door velen der besten in Holland is gekend en wordt gewaardeerd. Zulke studiën over onze Beweging zijn een der beste middelen, om aan onze Noorderbroeders ons streven te leeren begrijpen en bij hen die sympathie te wekken, die ons tot steun en aanmoediging zal wezen.
* * *
Andries De Wet en Dr. Vallentin, zijn reisgezel en strijdmakker, hebben op 29 Juli te Brussel in den Alhambra-Schouwburg en op 1 Juli te Gent in de zaal Valentino een voordracht gehouden over de barbaarsche wijze, waarop Engeland in Z.-A. den oorlog voert. Leverde de aanblik van den propvollen Alhambra een prachtig schouwspel op; gaf de gemengde Brusselsche bevolking blijken van de levendigste sympathie voor de Boerenzaak, onvergetelijk zal in 't geheugen van de Gentenaars het schouwspel geprent blijven van de grootsche geestdrift, waarmede de Vlaamsche bevolking van Vlaanderen's hoofdstad, de twee vertegenwoordigers van het strijdende Boerenvolk heeft begroet. Een menigte volk als er dien dag de straten op den doortocht van De Wet en Vallentin vulde, heeft men te Gent nooit bij elkaar gezien, zeggen de bladen. Hoe de helden van den dag met het comiteit, dat ze in 't station afhaalde den weg hebben doorgeworsteld tot de rijtuigen waar ze zouden instijgen; hoe het rijtuig van De Wet en Vallentin, waarvan de menigte al dadelijk de paarden uitgespannen had, door een geestdriftige jongelingschap door de bevlagde straten naar hun hotel werd voortgetrokken en vandaar naar de voordrachtzaal; hoe de ooren tuitten van het hoezeegeroep, het gevoel van de vervoerde menigte, is eenvoudig niet na te vertellen. Zulk een keizerlijke hulde in den persoon van de twee strijdmakkers gebracht aan de Boeren bewijst het best hoe innig diep de bewondering van het beschaafde Europa is voor het kleine heldenvolk, dat het zoo prachtig uithoudt tegen een overmachtigen vijand, hoe groot aan den anderen kant de immer toenemende verachting voor het trouwelooze Albion.
Te Brussel en te Gent, werd de voordracht van De Wet en Vallentin - waarover we niet verder uitweiden kunnen - gevolgd door het aannemen van een motie, waarbij het barbaarsche oorlogvoeren van Engeland, het uithongeren van vrouwen en kinderen geschandvlekt werd. Te Gent werd, op uitdrukkelijk verlangen van den heer De Wet, over de motie gestemd met opgeheven handen. Op de vraag of iemand er tegen was, kwam geen antwoord.