Neerlandia. Jaargang 5
(1901)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVlaanderenUit Vlaanderen.Ga naar voetnoot1)Redactie voor de rubriek: Uit Vlaanderen. Uit het Bestuur van den Gentschen Tak werden aangesteld om voortaan verantwoordelijk te zijn voor de redactie, wat Zuid-Nederland betreft: de H.H. Obrie, Lybaert, Fabri, | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||
G. Lefevre, Mej. De Guchtenaere, de H.H. Fredericq, Minnaert, Van Hauwaert, Lodewijckse, Meert. De heer Obrie heeft evenwel achteraf te kennen gegeven, dat hij geen deel wenschte te nemen aan de redactie. Onze takken worden hierbij dringend uitgenoodigd mededeelingen, welke ze hier wenschen opgenomen te zien, vóór den laatsten Dinsdag van iedere maand in te zenden aan den Secretaris van Groep B. Tevens worden alle leden van Groep B tot medewerking uitgenoodigd opdat er geen aanleiding meer zou bestaan voor de opvatting, dat Neerlandia, in Vlaanderen geboren, thans een ‘overwegend Hollandsch orgaan is, waarin ook mededeelingen uit Zuid-Nederl. opgenomen worden.’ Neerlandia is de tolk van heel den Nederlandschen stam. Wie een gedachte heeft te verkondigen, welke 't stoffelijk of zedelijk welzijn van den Nederlandschen stam aanbelangt, binnen de grenzen van onze werkzaamheden, zal in ons maandschrift een tolk vinden om tot onzen stam of een van zijn onderdeelen te spreken. Nooit heeft de Hoofdredactie gezocht van Neerlandia een overwegend Hollandsch orgaan te maken. Heeft het er den schijn van, dat is buiten de schuld van de Hoofdredactie, die niet beter vraagt dan Vlaanderen een aandeel te zien nemen aan de algemeene redactie; die schuld drukt alleen op hen, die zich onthouden.
De Leden van Groep B, die een minimum-bijdrage betalen en dus Neerlandia als postabonnement ontvangen, worden vriendelijk, doch dringend verzocht voor al wat den besteldienst van Neerlandia betreft, - klachten, adresveranderingen enz. - zich uitsluitend te wenden tot hun postkantoor of tot hunnen postbode. | ||||||||||||||||||||||||||
Dagorde van de Algemeene Vergadering van de leden van Groep B te houden te Gent, Verkoopzaal voor Notarissen, Zondag 7 Juli, te 10½ 's morgens.
* * *
De maand Mei bracht wel geen keerpunt in ons Vlaamsche leven, maar heeft toch hare niet te versmaden plaats in de geschiedenis van onzen strijd. Zij zag, dat ons moeitevol opwerken naar het zonnelicht, ook al gleed de voet eens uit, geen zinken noch wanhopend stilstaan, maar een stijgen was, hoe traagzaam ook. Arbeid tot het verkrijgen der Vlaamsche Hoogeschool, tot behoud van den voorrang onzer taal voor de Vlaamsche gewesten in de algemeene prijskampen van het middelbaar onderwijs - strijd tegen de verkrachters der taalwet op de Burgerwacht, tegen de kruipende, sluipende, huichelende Vulgarisateurs, zoo in Gent als in Antwerpen, tegen hen, die ons op duizenderlei wijze trachten te beletten onze verkregen rechten uit te oefenen - zorg voor de nagedachtenis en de werken van onzen genialen Peter Benoit - uiting van het Vlaamsch wetenschappelijk leven, door de voorbereiding van het vijfde Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres, en door de verschijning der Vlaamsche Genees- en Heelkundige bladen, uiting ook van het Vlaamsche kunstleven door de vertooningen en feesten der Vlaamsche maatschappijen - bewijs van onverpoosd waken en streven door de veelvuldige ernstige vergaderingen der taalminnende genootschappen - opkomst van de Vlaamsche vereenigingen in het Walenland, waarvan het feest der ‘Vereenigde Vlamingen van Verviers’ eene uiting was - ziedaar, wat de maand Mei ons heeft gebracht.
Uit April blijft ons nog te vermelden de Algemeene Vergadering van Groep B, den 21sten te Gent gehouden. Daar werd de heer J. Wannijn aangeduid ter vervanging van wijlen Baron de Maere in het groepsbestuur; voor Antwerpen werd gekozen de heer Gustaaf Segers; de heer Meert om het Verbond te vertegenwoordigen in het comiteit voor Groeninger-kouter. De wensch werd uitgedrukt, dat de leden van het bestuur, buiten den secretaris en den penningmeester, niet herkiesbaar zouden zijn. Er werd besloten voortaan de algemeene vergaderingen beurtelings te houden in de steden, waar de takken van het Verbond opgericht zijn.
Geen punt van het programma der Vlaamschgezinden, trekt tegenwoordig zoozeer de aandacht als het vraagstuk der Vlaamsche Hoogeschool. Onverpoosd zet het propaganda-comiteit van het A.N.V. zijn meetingen voort. Aalst, Drongen en andere plaatsen kwamen aan de beurt; de Gildebond van Brugge richtte eene meeting in, en in Vilvoorde had er op 2 Juni ook eene plaats. Het vraagstuk is gedurende de laatste weken zoo mogelijk nog meer op den voorgrond getreden. Den 19den Mei werd op het jaarlijksch banket van den Bond der oud-leden van ‘'t Zal wel Gaan’ door Prof. Paul Fredericq medegedeeld, dat binnen kort een wetsvoorstel zou neergelegd worden dat een gematigde oplossing zou zijn van dit vraagstuk. Natuurlijk verwekte deze mededeeling dadelijk een groote opschudding door gansch het Vlaamsche land; want het algemeen gevoelen is, dat een halve oplossing hier meer kwaad dan goed zou doen, dat zij de verwezenlijking van onze wenschen voor vele jaren onmogelijk zou maken, en dus een fopperij voor de Vlamingen zou zijn. In de Vlaamsche Gazet verschenen kort daarop een brief van het taalminnend studentengenootschap ‘'t Zal wel Gaan’ en een protest uitgaande van de studentencommissie ter vervlaamsching der Hoogeschool te Gent, in welke beide stukken hoofdzakelijk op de gevaren wordt gewezen van het tweetalig stelsel. De studenten verklaren uitdrukkelijk dat zij besloten hebben de invoering van dit stelsel in ieder geval onmogelijk te maken door er voor te zorgen dat geen enkel Vlaamschgezind student de Neder- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||
landsche leergangen zou volgen, die nevens de Fransche over dezelfde vakken zouden ingericht worden. Zij eischen eenvoudig dat, overeenkomstig het verslag van de commissie van het Nederlandsch Congres, de huidige professoren zouden verzocht, maar niet verplicht, worden in 't Nederlandsch te doceeren, en dat er in 't vervolg nog slechts Nederlandsch sprekende docenten in de vier Faculteiten zouden worden aangesteld. Op Zaterdag, 25 Mei, vereenigden zich in de bovenzaal van het koffiehuis Pretoria afgevaardigden van dertien Vlaamsche maatschappijen der stad. De zeer talrijke vergadering nam eenparig de volgende dagorde aan:
De vertegenwoordigers der Maatschappijen 't Zal Wel Gaan, De Rodenbachsvrienden, Het Nationaal Vlaamsch Verbond, De Vlaamsche Katholieke studentengilde, Jong Vlaanderen, Immer Werkzaam, De Nederlandsche Debating Club, De Studentencommissie, Het Alg. Ned. Verbond (Gentsche afdeel.) De katholieke Vlaamsche Landsbond, De Vrienden van het Nederlandsch Tooneel, Het Propagandacomiteit van het Nederl. Verbond, Rust Roest, in buitengewone vergadering bij hoogdringendheid bijeen geroepen, gehoord de verschillende sprekers, het gevaar eener tweetallige Hoogeschool met het oog op de ontwikkeling van het Vlaamsche Volk bewijzend, besluiten: ‘De Vlaamsche Volksvertegenwoordigers aan te sporen elk voorstel tot Vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, dat niet overeenkomstig is met het voorstel der commissie door het Nederlandsch Congres van Antwerpen in 1896 gehouden en met algemeene stemmen aangenomen en onderteekend door de heeren Jan Van Rijswijck, Dr. J. Mac Leod, prof. De Cueleneer, Dr. Boucqué, prof. Julius Sabbe, G. Fabri, Pol De Mont, Max Rooses, prof. Obrie, de Vriendt, Ducatillon, en Flor. Heuvelmans, te verwerpen als niet overeenkomend met de behoeften en den wil van het Vlaamsche Volk.’
Deze deputatie werd Woensdag, 29 Mei, ontvangen door een twaalftal Vlaamsche volksvertegenwoordigers, welke allen met de grootste belangstelling kennis genomen hebben van de wenschen der Vlamingen. Vijf onder hen hebben dadelijk de formeele verbintenis aangegaan, een wetsvoorstel voor de tweetalige universiteit in ieder geval te bestrijden, en al hun invloed te gebruiken om een zuiver Nederlandsche Hoogeschool te bekomen. Andere invloedrijke volksvertegenwoordigers zullen nog bezocht worden en het gevaar van een wetsvoorstel, steunende op het grondbeginsel der tweetaligheid mag voor goed als afgeweerd worden beschouwd.
Terwijl aldus krachtdadig wordt gewerkt om hooger onderwijs te bekomen in onze taal, moet er over de bekomen taalrechten bij het middelbaar onderwijs gedurig worden gewaakt. Zoo hadden wij bekomen dat, voor het Vlaamsch gedeelte van het land, het Nederlandsch de eerste verplichtende taal zou zijn en het Fransch de tweede bij de algemeene wedstrijden van het middelbaar onderwijs. Op voorstel van den Heer Hoofdopziener had de Verbeteringsraad het inzicht opgevat aan de leerlingen zelven de keus der taal over te laten. Dit zou de deur hebben opengezet voor zoo menige drukking op de leerlingen vanwege Franschgezinde leeraars. Door het moedig optreden van Algemeen Nederlandsch Verbond, Vlaamschen Volksraad, Willems-Fonds, David-Fonds en Vlaamsche liberale Bond van Antwerpen is deze aanslag op ons recht verijdeld. Het Staatsblad van Woensdag 15 Mei kondigde de schikkingen af van den algemeenen wedstrijd waaraan, op taalgebied, geene enkele wijziging is toegebracht. Dat onze vijanden aldus trachten de ons toegestane rechten weer in te trekken, goed; dat ligt op hun weg; maar dat zij in hunnen haat tegen onze taal zoo verre gaan als officiëele personen de wetten van hun land openlijk te verkrachten dat is ongehoord! Maar ongelooflijk klinkt het te vernemen, dat zij zulks ongestraft kunnen doen! En toch is het zoo. De beruchte majoor Stassinet, der artillerie van de Burgerwacht, was dit jaar op nieuw begonnen met zijn korps in het Fransch te bevelen. Toen hebben de Vlaamsche maatschappijen van Gent zich verbonden ten einde de middelen te beramen om de wetschennis, door dien officier der Burgerwacht gepleegd, te doen ophouden. Zij hebben eene afvaardiging gestuurd bij de heeren volksvertegenwoordigers De Vigne, Anseele, Begerem en Cambier, om hen te verzoeken den heer Minister de Trooy in de Kamer te ondervragen over de stelselmatige verkrachting der wet op de Burgerwacht, wat de Vlaamsche commando's betreft. De heeren De Vigne en Anseele verklaarden zich daartoe bereid, de heeren Cambier en Begerem beloofden de aangekondigde interpellatie te steunen. De heer Begerem kon, als oud-minister, het initiatief eener ondervraging niet op zich nemen. Het is te hopen dat dit middel eindelijk baten zal om de wet te doen eerbiedigen. Minder openlijk dan Majoor Stassinet bekampen ons de Vulgarisateurs, die voor geene loensche middelen terugwijken om in den rug eenen tegenstrever te bestoken, die in zijn goed recht zoo kloek geharnast is, dat zij hem niet in eerlijken strijd durven aanvallen. Zij hebben te Antwerpen eene afdeeling gesticht, waarmede zij daar niet heel geestdriftig zijn onthaald geworden. Zij hebben er eenen cursus voor Fransche taal geopend in eene herberg. (Vijftien der opgetrommelde leerlingen kunnen noch lezen noch schrijven!) Deze cursus voorziet volstrekt in geen behoefte, daar zulke zondagleergangen door de stad zijn ingericht, nevens die voor Nederlandsche, Duitsche en Engelsche taal; maar zij is voor de Vulgarisateurs een middel om vele werklieden onzen strijd voor de rechten der Vlamingen te doen haten door de averechtsche voorstelling, die zij, in bedoelde leergangen, ruimschoots gelegenheid vinden er van te geven. Het schijnt, dat zij nu ook een onderwijsgesticht tegen het Athenaeum aldaar, de Staats-Middelbare school en de Stedelijke Middelbare scholen gaan oprichten, waar de voertaal het Fransch zal zijn. En toch hebben die heeren de onbeschaamdheid te beweren, dat zij geene vijanden zijn van onze taal! In Gent handelen zij al even oprecht. Zij hebben het den Vlamingen kwalijk genomen, die geprotesteerd hebben tegen de optreding van Prof. Van Hamel in dat Franskiljonsche midden, dat zij niet hebben gewacht, tot het geheim orgaan hunner beruchte maatschappij den tekst van Prof. Van Hamel's redevoeringen had medegedeeld, alhoewel de ‘Flandre libérale’ daarover een stenografisch verslag had gegeven (dat juist moet zijn, aangezien het met geen enkel woord terecht gewezen werd). Nu is dit verslag in het ‘Bulletin de l'Association enz.’ verschenen. Denkt gij, dat één der onderteekenaars van het protest een exemplaar van het Bulletin of zelfs maar een overdrukje van het verslag heeft ontvangen? Hadden zij er naar willen wachten om te protesteeren, zij konden wachten tot in der eeuwigheid. Maar wat gemeen is, na de verontwaardigde kreten der Vulgaire tegen de protesteerende Vlamingen, is de weglating uit het Bulletin van Prof. Van Hamel's toast, waarin hij zich over President Kruger uitliet, en dien zij beweren niet te hebben kunnen opvangen, alhoewel de reporter van de Flandre daar wel toe in staat is geweest. Wat een deftigen, eerlijken vijand hebben wij, Vlamingen, daar toch voor ons, is het niet? Stippen wij aan, dat de opgenomen redevoering van Prof. V.H. wel degelijk letterlijk de woorden bevat: Si une levée de boucliers enz. se produisait... ce mouvement nous paraîtrait grotesque, waarvoor de Prof. dus ten volle de verantwoordelijkheid aanvaardt, zoodat de protesteerenden alle reden hebben om hun verweer te handhaven. In zijn antwoord aan Dr. Kuyper noemde de heer Van Hamel de bewering van de onderteekenaars van het protest, dat de Vulgarisateurs vijanden zijn van onze taal en van ons volk ‘laster of rhetorika’. Hij zou niet aarzelen uit de Association te treden, indien hem blijken mocht, dat ze een ander doel heeft dan alleen de verspreiding van de kennis van het Fransch. In hoeverre de onderteekenaars de Association hebben belasterd moge blijken uit het volgende: De Gentsche Tak van het A.N.V. en de Gentsche Afdeeling van het Willemsfonds hebben voor eenige maanden burgemeester Braun verzocht Prins Aalbrecht van België, bij zijn toekomstig bezoek, in het Nederlandsch te willen verwelkomen. Prins Aalbrecht, aan wien de heer Burgemeester Braun had laten vragen of het hem welgevallig zou zijn in Gent in het Nederlandsch te worden toegesproken, liet toestemmend antwoorden en liet weten, dat hij ook in het Nederlandsch zou antwoorden. Naar aanleiding van het verzoek der Vlaamschgezinden, zond de beruchte Association een schrijven aan den heer Burgemeester, waarin zij onze taal betitelde ‘le patois local de la langue parlée en Hollande’ (alsof Burgemeester Braun den Prins in het platte Gentsch zou toespreken) ‘(la langue de) la partie la plus infime et la moins instruite de notre population’ (100,000 Gentenaars, die alleen Vlaamsch spreken, tegenover min dan 2500 die alleen Fransch kennen) en waarin zij het gebruiken van die taal in deze officiëele omstandigheid onvereenigbaar noemen met ‘la politesse la plus élémentaire’ en met ‘les rêgles de la bienséance’! Die brief is opgenomen in het Bulletin zelf, 'twelk de rede van Prof. V.H. bevat. Is het dan nog laster, Professor, te beweren, dat de Association heel wat anders in haar schild voert dan verspreiding van de kennis van het Fransch en dat ze onze taal, de uwe, veracht? Wij wenden ons met walg af van de dubbelhartigheid van die menschen, die in hun sympathiebetuiging voor Prof. V.H., i.d. N.R. Ct. opgenomen, dan toch nóg durven spreken van égale sollicitude en égal respect voor onze twee nationale talen, en luisteren liever naar de Vlaamsche klanken, die ons uit de Kamer van Volkvertegenwoordigers tegenstroo- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||
men. Het is de heer Buyl (voor Oostende) die aan het woord is. Hij spreekt over den ellendigen toestand der Vlaamsche visschers. Maar hoort! De redenaar wordt door gerucht en luide gesprekken onderbroken, want vele Walen nemen het hem kwalijk, dat zij zich nooit de moeite gaven eene Vlaamsche redevoering te leeren begrijpen. In het Fransch wijst de heer Buyl ze thans zoo goed terecht, dat hij ongestoord zijn rede kan voortzetten. De Waalsche minister de Favereau heeft zich de opmerkingen van den heer Buyl laten vertalen en betreurt het den spreker niet in het Vlaamsch te kunnen antwoorden. Hij ten minste begrijpt, dat een Minister of Volksvertegenwoordiger, die eene der beide landstalen niet verstaat, zich daardoor in een ondergeschikten toestand bevindt en vergeving noodig heeft voor zijne onwetendheid, wel verre van, zooals de geruchtmakers hebben gedaan, te trachten eenen collega zijn taalrecht te ontrooven om er eigen tekortkoming mede te dekken.
Wij mogen de vaste hoop koesteren, dat de werken van onzen betreurden meester Peter Benoit allen voor het nageslacht zullen bewaard blijven. Comiteiten voor de uitgave dier werken werden gevormd te Gent, Brussel en Antwerpen. Andere zullen wel volgen. Rechts en links worden concerten te zijner nagedachtenis gegeven. Te Brussel is de Rubenscantate door meer dan 800 zangers, onder de leiding van den heer Keurvels in het Nederlandsch gezongen geworden, in tegenwoordigheid van de gansche Koninklijke familie. Hebben de vulgarisateurs er niet tegen geprotesteerd, dat in 't Nederlandsch zou gezongen worden voor de Koninklijke familie? Te Leuven wordt ook Tinel's Godelieve gezongen op den Vlaamschen tekst van Hilda Ram.
Het vijfde Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres zal plaats hebben te Brugge op 28 en 29 September e.k. De zittingen der afdeelingen zullen den 29sten gehouden worden. Ieder Congreslid betaalt eene bijdrage van 5 fr. en ontvangt een exemplaar van de handelingen. De schrijver is Mr. Jul. De Bois, doctor in natuurlijke wetenschappen, Jerusalemstraat 34 Brugge. Deze congressen hebben reeds een onwaardeerbaar nut gesticht. Eene hunner verheugendste uitslagen is de stichting der ‘Vlaamsche Genees- en Heelkundige Bladen’, welke binnen kort bij A. Siffer zullen verschijnen en waaraan vele onzer beste Vlaamsche dokters zullen medewerken.
Talrijke feesten en vergaderingen hadden plaats in onze Vlaamsche maatschappijen, onder andere: Een prachtig muziekfeest ingericht door het Willems-Fonds (Afdeeling Brussel) op 4 Mei; eene vergadering van den Vlaamschen Volksraad op 5 Mei, waarop men de volgende punten besprak: uitvoering der gelijkheidswet in de wetgevende Kamers, het Vlaamsch in de Burgerwacht, het wetsvoorstel Van der Linden (regeling van het taalgebruik voor de krijgsrechtbanken), de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, de wenschelijkheid eener Vlaamsche middelbare Normaalschool voor meisjes; de plaats van het Nederlandsch in het lager onderwijs, de middelen ter opbeuring van den landbouw in het Vlaamsche land, de maatregelen ter bescherming der Vlaamsche havens tegen de pest en het nut der vredesconferentie van Den Haag. Een concert-voordracht werd gegeven in de Vlaamsche Wacht (Brussel) op 12 Mei, waarbij advocaat De Swarte sprak over de Vlaamsche Hoogeschool; de Vlaamsche Leerlingenbond van het Brusselsch Athenaeum, die reeds 80 leden telt, hield eene belangrijke vergadering op 12 Mei; op 19 Mei werd in de English Club (Gent) een puik letterkundig feest gegeven door den heer van den Heuvel en zijne leerlingen, waarin op heerlijke wijze werken onzer beste Zuid- en Noordnederlandsche dichters werden vertolkt; de Bond der Oud Leden van 't Zal Wel Gaan hield op 19 Mei zijne jaarlijksche algemeene vergadering en eindelijk boden de leerlingen der Declamatieklas van het A.N.V. (Gentsche Tak) op 3 Juni aan de leden een uiterst welgeslaagd feest aan. Het programma bevatte, benevens verzen van H. Swarth, Th. Antheunis, Willem Kloos en Alb. Verwey, de tooneelstukken: Eene dubbele Bekentenis (uit het Fransch vertaald door A.S. Van den Heuvel,) de Jonggehuwden van Björnstjerne Björnson, twee aangrijpende tooneelen uit Deborah van Grilparzer en het Kieken van Ludwig Fulda. Een talrijk publiek juichte luidruchtig de spelers toe, die allen eer deden aan hunnen talentvollen meester, den heer A.L. Van den Heuvel, regisseur aan ons Nederlandsch Tooneel. Hem zij hier, uit het diepste van ons hart, dank gezegd voor de ongeëvenaarde opoffering, waarmede hij onverpoosd werkzaam is om zijne leerlingen de kunst te leeren waardeeren en vertolken. Ook in het Walenland komen stilaan Vlaamsche maatschappijen tot stand, welke de daar verblijvende Vlamingen beletten, hun stamgevoel te verliezen. Te Verviers had op Pinksteren een prachtig Vlaamsch feest plaats. De ‘Vereenigde Vlamingen’ huldigden hun nieuw vaandel in. De gansche Waalsche stad nam deel aan het feest en honderden Vlamingen waren uit alle hoeken van Vlaanderen naar Verviers gestroomd. Nooit is er mooier bewijs geleverd, dat bij hooghouden van ons Vlaamsch volkskarakter onze vriendschappelijke betrekkingen met de Walen niet worden geschaad maar wel gebaat.
In den Belgischen Senaat kruipen vele leden zoo voor Engeland, dat zij eene motie ten voordeele der Boeren, die zonder moeite in de tweede Kamer aangenomen werd, met 37 stemmen tegen 22 hebben verworpen, omdat de Heeren Senators Lafontaine en Pastoor Keesen de zuivere waarheid over den oorlog in Zuid-Afrika hebben durven zeggen. Alleen de Heer Montefiore-Levy, een in België ingeburgerd Engelschman, durfde Engeland vededigen, door op verschillende beweringen van den Heer Keesen bewijzen te vragen, die hem dan ook geleverd werden. Al blozen wij ook over de laffe houding van onzen Senaat, onwederlegde woorden der twee genoemde Boerenvrienden, in het ‘Beknopt Verslag’ opgenomen, zijn een kaakslag voor Engeland.
Met veel voldoening hebben de Vlamingen vernomen dat Jan Blockx tot Bestuurder van het Koninklijk Vlaamsche Conservatorium van Antwerpen benoemd werd in de plaats van Peter Benoit en Juliaan de Vriendt tot Bestuurder van de Koninklijke Academie van Schoone Kunsten van dezelfde stad. Aan beiden onze beste gelukwenschen. |
|