Neerlandia. Jaargang 5
(1901)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-en-WestDe Nederlandsche Taal en de Maleiers op Sumatra.Men is hier in Holland steeds geneigd om, wanneer men over de belangen der Inlandsche bevolking spreekt, in de eerste plaats te denken aan de Javanen. Die neiging is zeer goed te verklaren. Op Java zetelt toch de Vertegenwoordiger van Hare Majesteit, Java heeft ook tot noch toe 't meeste voortgebracht, op Java wonen de meeste Europeanen en vooral ook op Java leeft en arbeidt het overgroote deel der Inlandsche bevolking. Radhen Mas Pandji Såsrå Kårtånå heeft te Gent een lans gebroken voor zijn landgenooten de Javanen en Mr. C.Th. van Deventer liet ons in het Januarinummer 1900 van Neerlandia ‘een stem uit Java’ hooren en wel dien van den bekenden Regent van Demak, Radhen Mas Adipati Ario Adiningrat, laat het dan ook mij nu eens vergund wezen voor de Maleiers van Sumatra op te komen. Sumatra heeft een prachtige toekomst voor zich. Het wacht slechts op spoorwegen en kapitaal om zich even als Malakka ten krachtigste te ontwikkelen. Terecht schreef de heer E. Heldring dan ook in zijn zeer lezenswaardig boek Oost Azië en Indië (uitgave van J.H. de Bussy te Amsterdam): ‘De twintigste eeuw zal Sumatra naast Java zien verrijzen als Nederlands waardevolste bezitting. Men behoeft waarlijk geen optimist te zijn, om dit te verwachten. De vruchtbaarheid van den bodem, de minerale rijkdom en de herlevende ondernemingsgeest waarborgen dit. Wanneer wij letten op de millioenen, die de tabak op de Oostkust heeft opgeleverd, op de onovertroffen koffie der Westkust, op de volkscultuur der peperplant in de Lampongsche districten en Atjeh, op de weelderige sawah's der Padangsche Bovenlanden, dan vinden wij de vruchtbaarheid des bodems genoegzaam bewezen en denken wij aan de 200 millioen ton kolen, in de Ombiliënvelden verborgen, aan de petroleum, die in Langkat en Palembang vloeit, op de aanwezigheid van goudertsen in tal van plaatsen van het gebergte, dan mogen wij ook op mijnbouwkundig gebied groote dingen verwachten. De ontwikkeling van Sumatra is tot nu toe op de de schaarsche bevolking, den benarden toestand der Indische financiën en onze weinige voortvarendheid gestuit. Aan de twee laatste euvelen komt een einde, aan het eene door de oplossing der Atjeh-kwestie, aan het andere dank zij de kapitalen in tabak en petroleum verdiend, welke verdere plaatsing in de streek van hun oorsprong zoeken. De schaarschte van bevolking zal zich nog langen tijd doen gevoelen, doch men vergete niet, dat Java in 1800, evenals nu Sumatra, slechts vier millioen inwoners had en in een eeuw van geregeld bestuur eene bevolking van bijna 30 millioen kreeg. Door aanneming van eene vaste gedragslijn kan de regeering de ontwikkeling van het land bevorderen, de welvaart der bevolking verhoogen, den landbouw en de nijver- | |
[pagina 36]
| |
heid steunen, de immigratieGa naar voetnoot1) van Java in de hand werken. De Nederlandsche geldmarkt, wier belangen nauw met die van Indië samenhangen, moet tot dit doel medewerken en zal er wel bij varen.’ Tot zoover de handelsman. Ik heb Sumatra en zijn bewoners leeren kennen op de Oostkust, op Atjeh en op de Westkust. Tot goed begrip van het woordje ‘kennen’ diene, dat ik gedurende mijn verblijf in de tropen veel meer omgang met de Inlanders dan wel met de Europeanen heb gezocht en gevonden. Ik redeneerde aldus: ‘Europeanen heb ik in Europa reeds gezien en zal ik bij leven en welzijn later in Holland weêr genoeg ontmoeten, doch de inheemsche bevolking hier kan ik slechts gedurende mijn kort verblijf in Indië bestudeeren. Ik moet dus dien tijd zoo goed mogelijk gebruiken.’ Nu heeft men menschen met dertig en meer Indische jaren, die al heel weinig voeling met de bruine broeders hebben gehad en toch, dank zij hun langdurig wonen in Indië, als uitstekende ‘kenners’ van den Inlander en zijn belangen worden beschouwd. Dit nu is zeer verkeerd. Op de ‘soos’ bij z'n partijtje, aan de ronde kletstafel onder een bittertje, op receptie's bij de autoriteiten of op de vooravond-visites bij Europeesche kennissen leert men noch Indië, noch den Inlander begrijpen en wordt men niet de ware man om later in Holland het publiek voor te lichten. Tot ergernis natuurlijk van sommige bekrompen Indische Menschen. heb ik mijn verblijf in de Koloniën anders opgevat en... ik heb er mij nooit verveeld. Had ook Bas Veth zulks gedaan, wellicht ware zijn befaamd boek in de pen gebleven. De Maleiers dan waren mij, trots hunne vele gebreken - welk volk heeft ze niet? - zeer symphatiek. Zeker ze doen minder aan ‘hormat’ dan de Javanen, ze kruipen niet voor een ‘blanda’, doch een ontwikkeld, vrijheidlievend Nederlander stelt dit juist op prijs. Wat heb ik dikwijls Europeanen op Sumatra (vooral dames!) hooren afgeven op die ‘brutale’ Maleiers, alleen omdat die Europeanen door den Javaan bedorven waren. De Javanen kruipen uit erfelijkheid. Eeuwen lang stonden zij onder vreemde overheersching. Hindoe's, Arabieren, Portugeezen en Hollanders hebben hen achtereenvolgens hun meesterschap doen voelen. Nu pas, sedert de laatste kwart eeuw begint men hier te beseffen, dat men meer als voogd dan als overheerscher moet optreden. De Javaan is echter nog angstig, nog schuw, hij vertrouwt die zwenking niet recht. De Maleier daarentegen is vrijer, is fierder. Hij heeft eene andere geschiedenis dan de Javaan. Men kan gemakkelijker zijn vertrouwen, zijn vriendschap verwerven. De Maleier is hoffelijk als elke Indonesiër, maar geen jabroer. Hij durft er een eigen meening op na te houden en die meening uit te spreken ook, al klinkt zij den Nederlander niet altijd even aangenaam in de ooren. De Maleier is levendiger van aard. Zijn muziek, dansen en pantoen's (liederen) zijn meer Europeesch. In kleeding, manieren en huisraad neemt hij steeds meer en meer van ons over. In vele neigingen komt hij overeen met onze trouwste Inlanders: de Amboineezen. De Maleier is een warm vereerder van Hare Majesteit, wier naam steeds met grooten eerbied wordt uitgesproken. Hoe dikwijls vond ik niet in armoedige woningen het portret der Sri Boginda Maharadja versierd met bloemen en bladeren en met hoeveel belangstelling vroeg men mij niet altijd bijzonderheden uit het leven der Koningin. Toen de verloving te Padang bekend werd, kwam mijn buurman, een oude Maleier 't mij met blijdschap vertellen en de eerste vlag werd uitgestoken - de Maleiers waren er niet weinig trotsch op - op de Maleische Societeit en 10 October zond de Imam in den grooten Mesdjid een gebed op tot God om Zijn onmisbaren zegen op het voorgenomen huwelijk af te smeeken. De Maleiers stellen ook veel belang in de worsteling der Boeren van Zuid-Afrika. Hoe dikwijls vroeg mij niet b.v. een dos à dos-koetsier naar nieuws van den oorlog, terwijl ze maar alleen niet kunnen snappen. waarom wij de Hollanders ginds niet te hulp komen. De Maleier heeft dus veel meer vatbaarheid voor onze Westersche beschaving en begrippen dan de Javaan. Helaas neemt hij ook gemakkelijker 't slechte van ons Europeanen over. ‘En wat heeft dit alles nu met de Nederlandsche Taal te maken?’ hoor ik U reeds vragen. Wel dit, dat als er ergens in Indië een vruchtbaar arbeidsveld voor het A.N.V. gevonden wordt, dat het dan zeker wel het eiland der toekomst, het eiland Sumatra is. De Maleiers leeren vlug, trouwens de Javanen ook. Veel te vlug naar den zin van ouderwetsche Hollanders in Indië! De Maleiers willen gaarne Hollandsch leeren, 't wordt deftig gevonden om zich in die taal te kunnen uitdrukken evenals bij ons b.v. met Fransch of Engelsch het geval is. Ik ken jonge Maleiers, die een rijksdaalder per maand offeren om van een Indo-Europeesch sergeant onze taal te leeren. Ik ken Maleische gezinnen, waar tusschen vader en zoons steeds Nederlandsch gesproken wordt. Ik ken kleine Maleische jongetjes van tien à twaalf jaar, die al spelende en ravottende onze moedertaal gebruiken. Ik ontvang nog steeds Hollandsche brieven en briefkaarten van mijne Maleische vrienden ginds. Ik achtte mij verplicht het A.N.V. en vooral de Tak in Indië op deze gelukkige verschijnselen in Sumatra te wijzen. Het begint te dagen in het Oosten. Tot nog toe mogen Inlandsche kinderen alleen dan op de Europeesche scholen toegelaten worden, wanneer zij reeds van huis uit de Nederlandsche taal spreken of wel wanneer zij zich verbinden om later naar de Dokterdjawa school te gaan. Ik wenschte wel dat overal in Indië de kinderen der Inlandsche ambtenaren naar de Europeesche school gingen om van daar hetzij naar de H.B.S., hetzij naar de Kweekscholen voor onderwijzers, hetzij naar de Hoofdenscholen, hetzij naar de Dokterdjawaschool te gaan. Op de Kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers kon dan evenals vroeger het Nederlandsch de voertaal worden en later veel later weer, zou ook op de Inlandsche scholen door de Inlandsche onderwijzers 't Nederlandsch kunnen onderwezen worden. De Regeering stichtte verder een studiefonds voor Inlanders en Indo's, die na 't eindexamen H.B.S. zich in Nederland verder willen bekwamen. Ook stelle men den officiersrang weêr open voor Inlanders, die na bedoeld eindexamen aan de K.M.A. te Breda willen worden opgeleid. Die richting moeten wij uit. Het beschavingsproces is begonnen. Nederland moet dit leiden in de gewilde banen. En nu nog iets. De Maleiers, die onze taal leerden, klaagden dikwijls over de vele vreemde woorden, die zij in onze boeken en bladen vonden. Zij begrepen die woorden niet. Ik heb hun toen het werken en streven van ons Verbond meêgedeeld en zij juichten dat zeer toe. Een hunner vroeg me of het Verbond niet een maandblad kon uitgeven, dat meer bepaald voor den Indo-Europeaan en Inlander bestemd was. Aan den Indischen Tak het antwoord! In zoo'n blad zouden dan natuurlijk geen vreemde woorden mogen voorkomen. Op Medan, Koeta Radja en Fort de Kock bestaat behoefte aan onderwijs voor de zonen van Maleische, Bataksche en Atjehsche grooten. Nu gaan reeds enkele jongelui van Sumatra's Oostkust op kostschool te Singapore en komen dus onder Engelschen invloed, straks zullen de Atjehsche volgen..... | |
[pagina 37]
| |
Op Padang is een ‘Sekola Inggris’ (Engelsche school) voor Inlanders en Chineezen opgericht. Tot nog toe zijn er alleen baba's. (Chineezen). Algemeen Nederlandsch Verbond, in 't geweer!
Uw medelid,
Clockener Brousson,
1ste Luit. 6de Regt Infie. |
|