Mij dunkt van neen.
Maar, zal men zeggen, dan heeft de schrijver-redenaar zijn overtuiging geweld aangedaan.
Dit is echter het geval niet geweest.
Al ben ik de mening toegedaan, dat wij voor onze onafhankelikheid in oorlogstijd met andere wapenen dan in vredestijd, maar niet minder hardnekkig moeten strijden, en al zou ik mij onderdrukt voelen door het blote feit van Duitser, Engelsman of Fransman te moeten heten en een andere taal dan de Nederlandse als de taal in mijn land te moeten dulden, het is mij niet mogelik te ontkennen, dat een volk kan ophouden te bestaan als erkend onafhankelike nasie en toch bewaren zijn nasionaal karakter. De Joden en de Polen leveren er het bewijs van.
Of de Nederlanders in tijden van nood zouden tonen een dergelik fier en taai zelfstandig karakter te bezitten.... is helaas een tweede vraag. Wat men in dit opzicht nu reeds ziet van Nederlanders, die in de vreemde verblijven, geeft geen reden om dienaangaande onbezorgd te zijn.
Tot zover mijn antwoord aan de heer Meijer. Nu ik het onderwerp weer eens heb aangeroerd, zij 't me vergund hier nog iets aan toe te voegen.
Persoonlik voel ik mij ongetwijfeld aan het nasionaal karakter gebonden als aan een diepere laag van eigenschappen, waarin mijn indieviedueel-ik wortelt en waarvan ik me niet los kan maken; maar de vraag, of in 't algemeen deze laag niet bezig is weg te sterven, kwam al vaak bij me op. De grenzen, die tegenwoordig de volkeren nog scheiden, waren eertijds getrokken tussen veel kleinere verenigingen van mensen, die ook nu nog wel een flauw gewestelik of stedelik antagonisme vertonen. Zal de tijd niet nog meer grenzen doen verdwijnen, totdat de mensheid in enkele grote groepen is gesplitst?
Het verschijnsel, dat juist in onze tijd kleine nasionalieteiten hun rechten op onafhankelikheid min of meer erkend hebben gezien, schijnt voor een ontkennende beantwoording van die vraag te pleiten. We weten echter, dat de mensheid zich gelijktijdig op twee wijzen beweegt, namelik 1o in een aanhoudende slingering tussen twee polen, wat wij kunnen noemen de pendule-slinger-beweging van rechts naar links en omgekeerd, 2o in een voortgaande richting, die wij als vóór- of achteruitgaand kunnen aanduiden, al naarmate wij een iedeaal vóór of achter ons onderstellen.
Al slingerend tussen een afwisselend verslappen en herleven van het nasionaal gevoel is 't dus niet onmogelik, dat kleine volken het tijdstip naderen, waarop zij in grotere worden opgelost. En stevenen wij bewust of onbewust op dit doel af, dan is 't zeker niet te verwonderen en evenmin af te keuren, dat reeds nu in enkele indievieduën het nasionaal karakter overheerst wordt door het toekomstig gemeenschapsgevoel met een wijdere kring, zij 't, na uitwissing van alle grenzen, met het mensdom in zijn geheel.
We zullen echter wèl doen een scherp onderscheid te maken tussen hen, die op deze wijze hun nasionaal gevoel hebben ingeboet en de velen, bij wie de ontaarding van dit gevoel niets anders verraadt dan gebrek aan moed om zich te durven tonen lid van een klein volk en daarmee gepaard gaande karakterloze lust om door naäperij te willen schijnen lid van een grotere nasie of altans van die grotere nasie niet verschillend.
Marcellus Emants.