De Hollandsche taal in onze scholen.
Mijnheer - Met blijdschap vernam ik in uw geëerd blad eenige dagen geleden dat in een van onze ringsvergaderingen de taalkwestie druk besproken werd, en men besloot die kwestie onder de aandacht van de synode te brengen. Het was dan ook al langen tijd geweest dat men aan deze allerbelangrijkste zaak had moeten roeren, want terecht merkte een der sprekers aan dat als men naderhand van den kansel zijn gemeente toespreekt, de helft alleen den spreker zal kunnen verstaan, en ik zou er bij voegen dat de zoodanigen die Hollandsch niet volkomen kunnen verstaan bij voorkeur ook dan een Wesleyaanschen of anderen prediker zouden willen hooren prediken, ten spijte van patriottische beginselen die men moge bezitten.
Zoodat men zoo een taal ook niet beminnen kan waar men niets van af weet. Men weet van een Shakespeare, of Milton, of Tennyson, als men verder studeert, beginnende met ‘School Higher’, doch helaas, men heeft nog nooit van een Bilderdijk, of Joost van Vondel, of Beets gehoord. Men bewondert Milton's ‘Paradise Lost,’ en men weet niet dat Milton het schreef als basis zich gedachten uit Vondels ‘Lucifer’ aanmatigende, waarop zijn (Milton's) werk dan ook gegrond is.
Dr. Viljoen werd eens op een tijd door eenigen gevraagd te Wellington om ten nutte van heeren en dames studenten aldaar, een voorlezing over Holl. literatuur te komen geven hetgeen hij dan ook inwilligde. Gedurende zijne interessante lektuur maakte hij melding van vader Cats, doch hij was voor een minuut onverstaanbaar, zooals men lachte. Cats, Kats was te komiek, doch Longfellow was heel passend(?) Geen wonder dus dat men Engelsch de voorkeur ‘moet’ geven.
De Normaalschool wordt beschouwd als door onze kerk opgericht en nog gedeeltelijk uitsluitelijk door haar in stand gehouden, en daar begint men bij Standard IV eerst met Hollandsch, en dan vraag ik: hoe? Pakt men als onderwijzers die taal dan met lust aan om liefde er voor aan de studenten in te boezemen?
Het is niet noodig Hollandsch aan Engelsche kinderen op te dringen als zij dit niet leeren willen, doch geef ons dan scholen waar onze Hollandsche kinderen in die taal gelijk op met Engelsch kunnen onderwezen worden of het andere alternatief, laat onze leeraars dan maar in Engelsch voortaan opgeleid worden.
Doch ik heb ondervonden dat Engelsche ouders, die verstandig zijn, gewillig zijn en zelfs vragen dat hunne kinderen onderwijs in Hollandsch mogen ontvangen. In mijn school heb ik 120 kinderen op de boeken, daarvan zijn zoowat twintig van Engelsche ouders, waarvan onlangs uit Engeland alhier gearriveerd en, met uitzondering van één geval, waar de familie bezwaren opperde, was men volkomen gewillig dat hunne kinderen van af het alphabet in het Hollandsch zouden onderwezen worden, sommigen waarvan ook al verre vordering hebben gemaakt.
Opvoedingsreglementen worden al strenger, zoodat een onderwijzer een ‘Jack-of-all-Trades’ wezen moet, anders is hij niet bekwaam voor zijn vak.
Men ‘moet’ zingen (Tonic Solfa), ‘Model’ en ‘Freehand’ teekenen, naaien, houtwerk, en verder al de benoodigheden voor de ‘Kindergarten’ onderwerpen kennen. Hollandsch echter ‘kan’ men naar willekeur laten onderwijzen. Ik weet van gevallen waar leeraars van onze kerk hun zonen, en vooral dochters, naar scholen zenden waar geen woord Hollandsch onderwezen wordt. Nu ja, zoo zullen de zaken dan ook toch niet recht komen, en kunnen al onze fraaie praatjes omtrent het Hollandsch dan oook maar achterwege gelaten worden.
U bij voorbaat dankende voor opname dezes,
Blijf ik, enz.,
(Ons Land.)
L.