Fré, de Theux en meer anderen, zonder er zelfs Delaet en Coremans van uit te zonderen.
Het was de Maere's eerste teleurstelling niet in de Kamer! Reeds in den vorigen zittijd 1867-1868 had hij te vergeefs met de heeren Delaet, Gerrits en Coomans tegen Minister Bara en Louis Hymans een voorstel verdedigd, waarbij voortaan niemand in een rechterlijk ambt der Vlaamsche gewesten kon aangesteld worden, zonder de moedertaal der Vlamingen te kennen De geheele rechterzijde stemde tegen den gehaten liberalen minister Bara om hcm te doen vallen, hetgeen overigens mislukte. Alleen onder de liberalen had de Maere-Limnander den noodigen moed, om zich van de linkerzijde af te scheiden en om niet tegen het heilig taalrecht der Vlamingen te stemmen.
Dit alles, gepaard met andere kleingeestige persoonlijke tegenkantingen, die hij te Gent zelf ontmoette, vervreemde hem meer en meer van de politiek. Toen hij als Kamerlid in 1870 niet meer herkozen werd, had hij reeds, sedert vier jaren zijn ambt van schepen der openbare werken neergelegd; en eenigen tijd nadien nam hij zelfs zijn ontslag als lid van den Gentschen Gemeenteraad. Van dan af wijde hij zich aan onzijdige idealen, die buiten en boven den strijd der partijen liggen.
't Was vooral als strijdend flamingant, dat hij de dankbaarheid verdient van al wie het wel meent met ons volk.
Geen Vlaamsche Vereeniging, die niet gelukkig was hem onder hare medekampers te tellen.
Vóor vijf jaren voerde hij het Vlaamsch Hooger Onderwijs voor het volk te Brugge in.
Hij was lid van de Vlaamsche Academie, en sprak er verschillende merkwaardige redevoeringen uit. De Vlaamsche Volksraad koos hem tot zijn voorzitter, het Alg. Ned. Verb., groep Vlaanderen, kon geen geschikter man dan hem vinden om den zetel van voorzitter in te nemen.
Vooral is hij de man geweest der Nederlandsche Congressen waarom hij viermaal met algemeene stemmen tot voorzitter werd gekozen: in 1867 te Gent, in 1884 te Brugge, in 1891 en in 1899 te Gent.
Iedereen herinnert zich nog de heerlijke rede, die hij uitsprak bij de opening van het Jubelcongres. Hij sprak er zijn uitersten wil uit, en belastte het aankomende geslacht met de uitvoering er van. Hij bracht er hulde aan de dooden, die het werk van heropbeuring van ons volk begonnen zijn en er gansch hun leven aan gewijd hebben.
Thans behoort hij ook tot de afgestorvenen...
Eere aan hem!
Gansch zijn leven heeft hij alleen gestaan te midden eener omgeving, die vijandig was aan zijn streven.
Tot het laatste toe stond hij in de bres, de Maere's dood is een onherstelbaar verlies voor de Heilige Zaak.
Over de begrafenis deelt men ons nog het volgende mee.
‘Baron de Maere van Aertrijcke, werd Vrijdag, den 12en October, onder een grooten toevloed van vrienden en regeerders in het park van zijn kasteel te Aartrijke bij Thorhout begraven.
Nog voor den lijkdienst werden op het kasteel lijkredenen uitgesproken door de H.H. Visart, Burgemeester, uit naam der stad Brugge; door Van Nieuwenhuyze namens het Comiteit Brugge - Zeehaven; door Th. Coopman, als afgevaardigde van de Koninklijke Vlaamsche Academie; door Kanunnik van den Ghein, uit naam van den Geschied- en Oudheidkundigen Kring; door G.D. Minnaert namens de Regelings Commissie der Nederlandsche Congressen en de Z.N. groep van het Algemeen Nederlandsch Verbond; door Prof. P. Fredericq, als afgevaardigde van het Comiteit van het Gravenkasteel.
Na den lijkdienst, die plaats had in de kerk van het dorp Aartrijke, werd het stoffelijk hulsel van den hoog betreurden overledene bijgezet in den familiekelder in het park van het kasteel.
Talrijke besturen en kringen hadden zich doen vertegenwoordigen, de provincie West-Vlaanderen door den heer Ruzette, Gouverneur; de gemeenteraad van Brugge door de H.H. Visart, Burgemeester, de Volksvertegenwoordiger Termote, Dr van Steenkiste enz. Verder bemerkten wij van Brugge, J. Sabbe, L. van Gheluwe, adv. Meyne, not. Van Sieleghem, Van Nieuwenhuyze, Sorel enz.; uit Oostende Dr. E. van Oye; uit Brussel de H.H. Van den Peereboom, oud Minister, en Generaal Greindl.
Als afgevaardigden van de Koninklijke Vlaamsche Academie, Frans de Potter, Pastoor Claeys, Th. Coopman, Dr. de Gheldere, N. De Pauw, advocaat generaal, enz. De Geschied- en Oudheidkundige Kring van Gent, Nijverheid en Wetenschappen, St. Lukas Akademie en vele andere. Onder de talrijke Gentenaars noemen wij Raadsheer De Bie, Prof. P. Fredericq, Vict. van der Haeghen, Kanunnik van den Gheyn, Broeder Mathias van Assche, E. Lacquet, De Waele, Delvin, Maurice Lippens, Kervijn, Schoorman, Baron Casier, Baron de Crombrugge, notaris Fobe, raadslid Siffer, Monnier, enz. enz.