één van de drie censors, die in een tent buiten het kamp hun werk hebben.
't Werk van den postmeester, die op eerewoord 't kamp kan verlaten, is echter nog niet uit met het bovengenoemde, bijna elke week moet hij voor 't koopen van zegels enz. of voor andere postzaken, naar beneden, naar Jamestown en dat is me een alleraardigst stapje.
We liggen n.l. ongeveer 1800 voet boven het stadje en de weg is bij de zes mijl, dus geen wandelingetje om voor je pleizier te doen.
Niet ver van 't postkantoor vindt ge de bibliotheek. Op 't oogenblik is die zeer goed voorzien. Ge vindt hier Fransche, Duitsche, Engelsche en Hollandsche tijdschriften, romans, wetenschappelijke werken en geestelijke lectuur, Aimard en Cooper zijn vertegenwoordigd evenals Sue, ook Dickens, Thackery, Conan Doyle, Oltmans, Scott, Schimmel, Bosboom-Toussaint, Cremer, Ten Kate, O. Funcke, Kuiper en van Hugenholz, ‘Voor de Coupé’, Penny Novels, bergen van ‘Revue des Deux Mondes’; alles staat hier bedaard en vriendschappelijk naast elkaar.
Gerdes en Andriessen met Van Balen beginnen hier en daar bij leeslustige burgers Kuiper, Funcke en Murray de baas te worden, hoewel die mooi ingebonden boekjes nog altijd veel aftrek hebben.
De bibliothecaris, de heer N. Prak, in 't gewone leven hoofd der school te Koppieskraal, hier als secretaris van den krijgs-commissaris der Z.A.R. Wester Grens (een ordentelijke mondvol, die titel!) Transvaalsch officier, heeft het alle werkdagen van 10-12 met zijn helpers vrij druk.
Meer valt er tusschen de tenten van de officieren niet op te merken, wij gaan ze dus door en zien een soort van huisje, en houten geraamte gedekt met zink en bekleed met linnen, voorzien van een deur, maar zonder ramen, daar vensters niet noodig zijn, 't linnen laat licht genoeg door. In lij wordt het gevaarte gesteund door een fermen paal, aan de windzijde ziet ge drie stevige draden die, bevestigd aan palen diep in den grond geplant, meehelpen om 't huis te beletten door den wind weg te rollen.
Dit huis is gemaakt voor Mr. en Mrs. Albertijn en stond vroeger buiten het kamp eenigszins achter de hoogte en zoodoende uit den wind Toen de dominé vertrok, verkocht hij z'n woning aan V.C. Bosman, die met toestemming van den kolonel het gevaarte liet opnemen door eene heele troep van z'n burgers en hier liet neerzetten. Hij heeft het nu door middel van een gordijn in een slaap- en zitkamer verdeeld en mag zich gelukkig rekenen in 't bezit van de beste woning in 't kamp.
Langs en over verschillende gaten komen we nu in den hoogsten hoek van 't kamp, waar twee groote tenten een toevlucht bieden aan alle zieken.
Tusschen twee haakjes kan ik je hier dadelijk vertellen, dat de dokter de meer ernstige zieken zoo spoedig mogelijk naar beneden naar 't hospitaal in Jamestown zendt, waar ze, naar ik hoor, heel goed worden behandeld.
De open ruimte, en die is groot, dient voor lichaamsbeweging; hier wordt gewandeld, football en cricket gespeeld, hier worden ook vergaderingen gehouden, waarbij 't soms rumoerig kon toegaan, zoodat op 't aanplakbord de reeds gelezen kennisgeving werd aangeplakt, en soms wordt hier in de duisternis ook gevochten. Met de linkerhelft van 't kamp hebben we nu afgedaan, laten we ons nu wenden tot de rechterzijde.
Bij den ingang ons rechts wendende komen we al dadelijk bij een tent, die een eenigszins publiek karakter draagt, 't is namelijk de groentewinkel, opgericht door den heer Smit een ondernemend prisonier, wien het werkelijk gelukt als handelaar in groenten, suikerwerk, couranten, foto's, (door hem verhandeld op eigen risico of als commissionair van den fotograaf in Jamestown) een vrij goed zaakje te maken. In één lijn met dezen groentewinkel, vlak langs de heining ziet ge een achttal tenten; deze worden bewoond gedeeltelijk door de lijnkapiteins vier aan vier in een tent, gedeeltelijk door bevoorrechte personen, die als een gunst voor zich alleen een tent hebben ontvangen. Laten we eens de tent van een van die uitverkorenen binnentreden. Hier de derde is 't. Mr. De Graaf heet de man. Gij ziet, dat hij bij de tafel zit en druk bezig is met een pennemesje 't een of ander in een pijpekop te snijden. Op de tafel liggen een dertig à veertig pijpen. Hij heeft eenige dagen geleden een veertigtal pijpen uit Simonsstad gekregen van de officieren aldaar, met het verzoek, in den kop van ieders pijp eenige opgegeven woorden of figuren te snijden. Hierin is De Graaf een meester. Meestal wordt de kop voorzien, wanneer de pijp van een Engelsch officier is, van de ‘regimental batch’ 't wapen van Engeland, den naam van den eigenaar en enkele datums, en de wapens en letters worden maar wat fijn uitgevoerd, zoodat de heeren met graagte vijf shilling betalen en De Graaf reeds voor winkels in Kaapstad barnsteenen pijpen heeft besneden. Hij maakt dan ook 'n vrij goede verdienste, als hij lust heeft meer dan een pond per dag.
Voor ons werkt hij echter goedkooper, dan voor de Eng. zoodat hier in 't kamp ook maar weinig pijpen te vinden zijn waarop ge niet vermeld vindt: Elandslaagte, Paardeberg, St. Helena enz. met datums en namen. Dit is echter niet alleen het werk van den heer De Graaf, o neen, pijpesnijders, zooals we ze hier noemen, zijn er vrij wat, waren er reeds voor De Graaf nog één letter had gekorven (hij is n.l. door anderen op 't idee gebracht pijpen te versieren en heeft nu per slot 't meeste naam gemaakt) en sommige onder hen snijden zeer fijn; daar ze echter niet in de mode zijn verdienen ze van de Engelschen niets en onder ons valt natuurlijk niet veel te halen.
Als we zoo rondwandelen merken we al heel spoedig, dat hier allerlei talen worden gesproken en verschillende naties zijn vertegenwoordigd. Er zijn dan ook buiten Transvalers, Kolonialen en Hollanders, Franschen, Duitschers, Zweden, Noren, Denen, Oostenrijkers en Italianen en ook nog een Russische Prins uit den Kaukasus Mr. De Bagration, ook enkele Hongaren, Portugeezen, Ieren en Amerikanen, dus een zeer bonte mengeling. Geen tent van de Boeren of ge vindt er uit hout gesneden puzzles; doosjes in elkaar gezet zonder spijkers; spaarpotten (heel netjes en aardig gemaakt van sigarenkistjes) die gebroken moeten worden, wil men den inhoud in handen krijgen, gemaakt zonder spijkers of pennen, simpele plankjes met een mes besneden en van inkervingen voorzien en zoo in elkaar gezet, dat 't eene deel 't andere vastklemt en meer dergelijke kunststukken. Bij de tenten der Scandinaviers kondt ge voor eenigen tijd een enkele en later een dubbele batterij om goud te stampen opmerken. Tot in de kleinste bijzonderheden gelijk aan de batterijen uit de mijnen in Johannesburg, alleen dat hier alles hout en blik uit de beschuitkisten was, en een windmolen de drijf kracht leverde. En waarmee werden die machine gemaakt! Ze hadden den rug van een mes met een vijl van inkervingen voorzien en dit was hun zaag, van een stuk van een mes wisten ze een schaaf te maken enz. Natuurlijk nam dat alles veel tijd, maar daaraan hebben we hier volstrekt geen gebrek.
Iedere tent, als ge maar naar binnen gluurt bemerkt ge 't dadelijk, is vrij goed voorzien van wandelstokken. Sommige officieren hebben nl. ‘parole’ en kunnen vier andere krijgsgevangenen met zich nemen voor een wandeling; Commandant Wolmarans mag er 12 meenemen, in 't begin zelfs dertig. Nu was de eerste visite meestal naar 't graf van Napoleon en daar in de buurt groeien verbazend veel struiken, die met den wortel uit den grond gehaald, uitnemend geschikt zijn om er wandelstokken van te maken. In 't begin zag men er enkele luidjes mee 't kamp binnenkomen, maar 't duurde niet lang of ze werden bij dozijnen binnengebracht, zoodat ieder er nu zeker wel een zal hebben. Verschillende luidjes zijn begonnen met het besnijden van deze stokken en zoo zijn er kleinere en grootere meesters gekomen in 't vak van stokkensnijder. Werkelijk mooi zijn de stokken, waarvan het handvat bestaat uit een ei besloten in de klauw van een gier; ook die welke bestaat uit den hals en den kop