tot jaar uitzet ten koste van het Fransch. Hoe lang heeft in de losgerukte deelen van het Romeinsche rijk het Latijn niet stand gehouden als de taal der aristokratie, hoe lang niet het Fransch in Engeland, zij het ook aardig verbasterd?
Neemt het volk van Nederduitsche afkomst in Zuid-Afrika de hooge vlucht, die wij thans allen hopen mogen dat het nemen zal, dan zal ook vroeg of laat de schrijver onder hen opstaan die hun taaltje, dat ons thans kinderachtig klinkt, tot eene taal maakt door de macht van zijn werk, tot eene die de evenknie is van Nederlandsch, Engelsch, Fransch, van welke taal ook. Maar totdat die reus opgestaan is - en wie voorspelt wanneer dat zijn zal? - is het nutteloos en verkeert de zaken te willen dwingen. De toestand blijve gelijk die is: hier het Afrikaansch de volkstaal, het dialekt dat zich niet om zijn bestaan schaamt, bij ons het Nederlansch. Is het Rotterdamsch dialekt zooveel edeler dan het Afrikaansche, of soms het plat-Zeeuwsch?
Maar voor beide taaltakken blijve er eene beschaafde taal bestaan - laat mij die nu maar eens in navolging van mijne omgeving het Hoog-Nederlandsch noemen - eene taal die, ofschoon door niemand ter wereld volstrekt zuiver gesproken, voor den ganschen stam het voermiddel der beschaving is, de drager der edelste gedachten en fijnste gevoelens, de inkleeding voor wat boven het alledaagsche gaat. En laat daarnaast gerust het dagelijksch leven zijn eigen gang gaan, zijn spraak naar de eigen behoeften vormen en wijzigen, zijne schriften van den dag drukken in het dialekt dat ieder het handigst is.
Zien wij niet, mutatis mutandis, juist hetzelfde in Noord-Amerika gebeuren? Daar verkeert de taal in hetzelfde stadium. Zij is nog Engelsch, in ongeveer dezelfde mate als het Afrikaansch nog Hollandsch is. En toch: een Engelschman die pas in Amerika aan wal stapt is daar niet dadelijk thuis. Hij moet eerst leeren, dat de helft der woorden ginds eene gewijzigde beteekenis hebben aangenomen, dat honderd zaken geheel anders heeten, dan thuis; dat tal van Duitsche, Fransche, Noorsche woorden zijn opgenomen waaraan Engeland geen burgerrecht verleend heeft, vooral ook Nederlandsche woorden. Maar vooral moet hij leeren, dat de uitspraak, de intonatie, geheel anders is, en de zinsbouw anders, de uitroepen anders zijn... En toch beijvert zich ook nu nog het werkelijk beschaafde deel der Amerikaansche samenleving, om zuiver Engelsch te spreken en geen Amerikaansch, doen de schrijvers, voor zoover zij niet juist dialekt willen schrijven, hun best om de taal van Tennyson en Shelly hoog te houden.
Maar twijfelt er niet aan: dáár zoowel als hier zal eens de machtige geest komen die aan het volk toont, dat zijne taal geen Asschepoetster moet blijven, maar in de vorstelijke zaal mag gehoord worden. En dan zal de moeder haar volwassen geworden kind ook in liefde van zich zien gaan. Maar tot zoo lang geen kunstmiddeltjes die toch niet helpen zullen: daarvoor zijn de behoeften en de omstandigheden ginds bij u en hier te verschillend. Geen pogingen om het Nederlandsch pasklaar te maken voor de Afrikaanders of aan het Afrikaansch wat te vijlen. Voor beiden blijve voorshands de taal van Vondel en Bilderderdijk het hoogste, de taal van den kansel de standaard. En vooral, ik herhaal het met dezelfde woorden als boven: zij, en zij alleen zij het voertuig der beschaving, en in Godsnaam niet het Engelsch! Men ziet er hier de wrange vruchten van. En dan maar kalm afwachten wat de toekomst brengen zal: één Shakespere is toch machtiger dan honderd taalgeleerden; als Luther den Bijbel in het voorzeker onschoone Zuri-Dütsch vertaald had, dan zou dat gekras thans het Duitsch der beschaafden zijn.’
* * *
In een volgenden brief uit Kroonstad schrijft Dr. van Rijckevorsel:
‘Gisteren had ik een gesprek met onzen schoolmeester. Ik heb in een der zalen den rooster gezien: in de eerste klassen is bijna alles Engelsch. Ik heb de kaarten zien hangen: Engelsche kaarten niet alleen, maar wat er hangt is de Wereld, Europa, Zuid-Afrika en Engeland. De wandplaten - allerbespottelijkst geleerde dingen voor eene lagere school, brokken geologie en stukjes ontleedkunde - zijn Engelsch. Behoef ik er over uit te weiden, hoe dit de nationaliteit langzaam, maar zeker moet uitwisschen, wijzigen althans? En de man zag het ook in, betreurde het, maar, hij heeft gelijk: zijne schuld is het niet.
De Boeren, de eigenlijke Boeren... wonen op hunne plaatsen verstrooid. En in de dorpen - wel, daar wonen Engelschen, ten minste voor een groot gedeelte. Alle winkels zijn Engelsch, en daaruit bestaat een dorp hier voor een groot gedeelte. Van de schoolkinderen is dus de helft Engelsch. Wordt nu het onderwijs van den aanvang af in het Nederlandsch gegeven - ik citeer eenvoudig mijn zegsman - dan vervreemdt men de Engelsche ouders, die eigen, Engelsche scholen gaan stichten. Dan zullen de kinderen als volslagen Engelschen, als vijanden opgroeien. Nu krijgen ze gaandeweg onderwijs in het Nederlandsch, en worden - wil ik ze nationale siujo's noemen? En, zegt hij, één feit heb ik altijd opgemerkt. Breng twintig Engelsche kinderen en twintig Afrikaansche te zamen, en na korten tijd spreken zij allen, niet Engelsch, maar Afrikaansch.
Zeker: hetzelfde zien we in Indië, het gemakkelijke keukenmaleisch spreken de kinderen liever dan Hollandsch Maar belet dat, dat ze later toch zich voor het Maleisch een beetje schamen, en als ze kunnen, Nederlandsch radbraken, en trachten Nederlanders te zijn? De geheele redeneering komt mij verkeerd voor. Want is dat gevaar nu zoo heel groot, van die bijzondere Engelsche scholen, waar de betalers daarvan toch ook voor de staatsscholen daarneven zullen moeten betalen? En is het gevaar dat van openlijke, bekende vijanden dreigt niet kleiner dan dat, dat schuilt in de rijen van halve, vermomde vijanden, beste Afrikaanders - o ja, totdat het gunstige oogenblik aanbreekt om Judas te spelen?
... En dan, het zou vechten tegen de bierkaai zijn, om er aan te veranderen. De hoofdleiding van het onderwijs, zegt hij mij, was Engelsch en er werden ons uit Bloemfontein toch niet anders dan die Engelsche leermiddelen toegezonden. Bij de spoorwegen, klaagde hij, is het nog wel erger: daar was alles, alles in Engelsche handen Ja, zeker. Daaraan is het dan ook te wijten, dat zooveel spoorwegmaterieel in handen der Engelschen gevallen is. dat de bruggen niet alle vernield werden, dat de wagen van den President niet gereed was, en deze te nauwernood met een rijtuig naar Brandfort kwam.... Ik ben den vriendelijken stationschef te Winburg nog niet vergeten, die geen woord Afrikaansch verstond!
Zou die schoolbehoeften-kwestie niet een arbeidsveld openen voor de Z. Afr. Vereeniging en haar medestanders?’