Het Driemanschap.
WIJ zullen dezen keer ons overzicht van den oorlog in Zuid-Afrika kort samenvatten om ons langer bezig te kunnen houden met het buitengewone gezantschap uit de twee republieken.
Sedert wij ons overzicht in het vorige nummer van dit blad sloten, is de oorlog weer een nieuw tijdperk ingetreden. De Boeren, die bij Wepener een legertje Engelschen ingesloten hielden, moesten op het eind van April tegenover de overmacht van troepen, die Lord Roberts tot ontzet van de belegerden had uitgezonden, terugtrekken. Intusschen had de Engelsche opperbevelhebber zijn toebereidselen voor den verderen opmarsch voltooid, en zoodra Wepener vrij kwam gingen zijne troepen op weg: een leger uit het zuiden en een uit het oosten naar Thabánchu; een ander met Lord Roberts zelf langs de spoor naar Brandfort en verder; toen ook een derde, onder generaal Hamilton, van Thabánchu op Winburg aan.
En voor die geweldige machtsontplooiing moesten de Boeren al maar wijken. De partijen waren en in aantal manschappen en in geschut te zeer ongelijk, en het terrein bood de Boeren geen hulp genoeg. In de vlakten of het lage heuvelveld konden de Engelschen met hun overmacht altijd flankbewegingen uitvoeren. Aan een aanval in het front wagen zij zich niet licht meer. En zoo heeft Lord Roberts Brandfort bezet, is hij de Vetrivier en nu juist de Zandrivier overgestoken. Hamilton heeft Winburg bezet en is ook al doorgetrokken. Thabánchu is door Rundle en Brabant bezet, en de Boeren zijn verdwenen in de bergen, die hen daar in het noordoosten en oosten een sterke stelling bieden.
Ook in het westen hebben de republikeinen zich niet kunnen handhaven. Terwijl de Engelsche strijdmacht te Warrenton hen bezighield, trok een ander leger zuidelijker bij Windsorton de Vaal over en, zoo in de zijde bedreigd, braken de Boeren te Veertien Stroomen hun lager op. De weg naar Mafeking - een lange weg nog weliswaar - ligt nu voor de Engelschen open en misschien slaan zij met een deel hunner macht een eind verder wel rechts af en vallen zoo Transvaal binnen.
* * *
Het wordt dus nu doodelijke ernst met den strijd der Boeren voor hun onafhankelijkheid. En omdat zij dezen loop al lang voorzien hadden en niets onbeproefd wilden laten om die onafhankelijkheid te bewaren, hebben de regeeringen van Transvaal en Vrijstaat een buitengewoon gezantschap uitgezonden om aan de regeerders en volken van Europa hun rechtvaardige zaak bloot te leggen en de mogendheden te bewegen voor den vrede in Zuid-Afrika en het voortbestaan der republieken tusschenbeide te komen.
Voor dat gezantschap viel de keuze op drie voortreffelijke mannen, - de heeren Abraham Fischer, A.D.W. Wolmarans en C.H. Wessels. Voor ons hier in Nederland waren dat welbekende namen. Van Fischer hoorden wij het eerst in de dagen van Jameson's inval. Hij was een der Vrijstaters die te Pretoria inzage kregen van de geheime stukken, welke heel het komplot uitbrachten, en te Bloemfontein teruggekeerd, nam hij met klem de zusterrepubliek tegenover hare vijanden in bescherming en legde daar het laaghartige van de samenzwering, die haar bedreigde, bloot. In de onderhandelingen, die aan het uitbreken van den oorlog voorafgingen, beijverde hij zich met president Steyn om de Transvaalsche regeering over te halen toe te geven zoover als hare eer en de zorg voor 's lands onafhankelijkheid gedoogden. En geen Vrijstater stond vuriger dan hij het opvatten van de wapenen voor, toen het bleek, dat Engeland alleen met de onderwerping der Z.-A. Republiek tevreden zou zijn.
Wessels kenden wij als den voorzitter van den Volksraad van den Oranje Vrijstaat, en voorzitter te zijn van de wetgevende vergadering van wat zelfs Engelschen wel eens het best geregeerde land ter wereld hebben genoemd, is zeker een uitnemende eer. Verleden jaar zomer bracht de heer Wessels nog een bezoek aan ons land. Hij is toen o.a. in Friesland geweest, waar het vee hem als groot grondbezitter en eigenaar van talrijke kudden beesten bizonder belang inboezemde. Voor het uitbreken van den oorlog was hij echter op zijn post terug.
A.D.W. Wolmarans behoort tot een geslacht, dat de Z.-A. Republiek al menig goed burger heeft geleverd. Zijn voorganger in den Uitvoerenden Raad was ook een Wolmarans, een uitmuntend mensch en wijs staatsman. Het lid van het buitengewone gezantschap werd uit den Eersten Volksraad geroepen om hem te vervangen. Nu zitten er nog twee Wolmaransen in dat lichaam. Welk vertrouwen A.D.W. Wolmarans onder zijn medeburgers geniet, kan hieruit blijken, dat hij al meer dan eens als de opvolger van Paul Kruger genoemd is. Voorshands is hij een der trouwste helpers van den president geweest, en toen hij in het begin van den oorlog mede op commando was gegaan, schreef de Volksstem, dat de burgers dat in hem waardeerden, maar hem toch liever te Pretoria wenschten te zien om president Kruger in de regeeringstaak bij te staan.
De heer Wolmarans is nu bij de burgers te velde nog door zijn oudsten zoon, een knaap van zeventien, maar al een fiksche kerel, vertegenwoordigd. De heer Wessels heeft een zoon van vijftien op commando. De ouders vonden hem nog wel wat jong voor den oorlog, maar de jeugdige Wessels was thuis niet te houden.
* * *
Het driemanschap is een week of drie, vier in ons land geweest. De eerste drie weken of zoo hielden zij zich op den achtergrond; die tijd bleef gewijd aan hun diplomatiek werk, waarin zij behalve door hun secretaris, den heer J.M. de Bruijn, een Hollander die eerst in Natal op commando is geweest, bijgestaan werden door dr. Leijds, den gezant der Z.-A. Republiek te Brussel, en dr. Hendrik Muller, consul-generaal van den Oranje Vrijstaat in den Haag. Toen de taak van het gezantschap hier afgeloopen was, gaven zij gehoor aan de uitnoodiging van de ingezetenen van Rotterdam, den Haag en Amsterdam, waar men hen met alle ge-