Neerlandia. Jaargang 4
(1900)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAllerleiUIT een brief van een leerling der Dokters-Djawa te Weltevreden: Het A.N.V. raakt al meer en meer bekend. Op onze vacantiereis door Midden-Java hebben wij het genoegen gehad, een groot aantal personen te ontmoeten, die slechts ‘van hooren zeggen, dat er een vereeniging bestaat, die zich ten doel stelt, verbreiding der Ned. Taal, ook onder Indiërs’, reeds met den Bond sympathiseerden.
* * *
Uit een brief van een ‘reverend’ te Holland Michigan (Noord-Amerika): Het streven van het Alg. Ned. Verbond, waardeer ik zeer. Het is een van de smartelijkste ervaringen, die ik in Amerika heb opgedaan, dat onder het opkomend geslacht de Nederlandsche Taal zoo zeer wordt veronachtzaamd en daarmede de eer en de macht van onzen stam. Het zou mij vreeselijk spijten, wanneer ik moest denken, dat heel ons geslacht hier, zich straks moest laten gieten in een mengsel van Engelsche kleur want dan zou men er spoedig de plaats niet meer van kunnen aanwijzen, omdat het in dit mengsel van niet meer beteekenis zou zijn dan 1/150 van het geheel. Bij zoo goeden wil als het Verbond openbaart om de eenheid van ons volk te bewaren, zullen er, hoop ik, wel middelen gevonden worden om zulk een algeheele versmelting te verhinderen. Vooral het denkbeeld, geopperd in de voordracht van 14 Juni 1899Ga naar voetnoot*) onder op bladzijde 33, lacht mij zeer aan. Het | |
[pagina 56]
| |
werk van Douglas Campbell De Puriteinen in Nederland, Engeland en Amerika, vertaald door J.W.G. van Maanen, leeraar aan het gymnasium te Sneek, is voor het volk te uitgebreid, maar voorzoover het gekend en gelezen wordt, wekt het bij ons jonger geslacht eergevoel voor het land en het volk, waaraan wij zoo veel, om Gods wil verschuldigd zijn. Zegene de Heere daartoe den arbeid van het Algemeen Nederlandsch Verbond! * * * Uit een brief van Dr. E. van Rijckevorsel: Hoe meer ik in het land ben, vooral nu ik meer van de Vrijstaters bemerk, des te meer begin ik een besef te krijgen, dat het uitbreken van dezen oorlog nu, en niet jaren later, een zegen is voor het Nederlandsche element, en dat op de regeerders van Engeland in hunne verwatenheid alleen past het ‘Quem Deus vult perdere, primus dementat’. De verengelsching ging zoo zeker vooruit, en was zoo onwederstaanbaar. De Duitsche Zwitser spreekt, als hij kan, Fransch met u, om zijn gekras niet te laten hooren; de Vlaming in Brussel spreekt, of sprak althans, Fransch met ons, omdat hij het besef had, dat zijn zoetvloeiend Vlaamsch ons minderwaardig voorkwam, dan ons Siegenbeeksch. Zoo schaamt zich de Vrijstater voor zijn Afrikaansch. Mevrouw heet missus, haar man doet soms alsof hij alleen Engelsch kent, en krijgt een kleur, als gij hem dwingt om Nederlandsch te spreken. Dat is het uiterste geval, maar dat lang niet zoo zeldzaam is, en zachtere schakeering van dezelfde kleur ontmoet gij elk oogenblik. Een Boer die voor het front komt, waar hij misschien een dozijn Engelschen doodgeschiet heeft, opent dadelijk in den trein een Engelsch boek, en wees zeker, dat zijne aangetrouwde dochter in elk geval u hare beschaving zal bewijzen, door Engelsch te spreken. In het hotel hier hangen platen van hoogvereerde jockeys met hun gemeene tronies en hooggekleurde zijden pakjes, die Heiligen van het tegenwoordige Engeland; de opschriften op de winkels zijn bijna uitsluitend Engelsch, in huis vindt gij de photografie van de oudste dochter, onder een portret van ‘Her most gracious Majesty’ dat aan den wand hangt...... Als Engeland maar gewacht had, twintig, vijftig jaren gewacht had, de rijpe appels zouden in zijn schoot gevallen zijn. En nu, hoe ook de oorlog ten slotte moge uitvallen, er is niet heel veel gevaar bij om te voorspellen, dat dat anders zal worden, en dat het Nederlandsch in Zuid-Afrika gered is. Laat ons toch daartoe doen wat wij kunnen, al doen wij desnoods nu en dan ook eens iets dwaas. Het is toch onze strijd, die hier gestreden wordt. Vijf millioen Nederlandsch sprekenden in een uithoekje van Europa, of diezelfden versterkt door een, voorloopig, voor een paar eeuwen althans wel, onbegrensd aantal millioenen taal- en stamgenooten in het andere Halfrond, wat zou krachtiger wezen? N.R. Ct. |
|