den Spreker na 't einde door belangstellenden over het onderwerp gedaan. Dan Rooyaards, een waar buitenkansje voor ons. Niettegenstaande een zeer slecht gekozen dag en het bepaald ongunstig uur (waarvan de impressario alleen de schuld had), was een nogal talrijk en in elk geval een uitgelezen publiek opgekomen.
De jonge Nederlandsche kunstenaar heeft een machtigen indruk op de toehoorders gemaakt. Men gevoelde Shakespeare herleven in al de kracht van zijn genie, in al het wonderbare van zijn kunst, in al het aangrijpende van zijn diepe menschenkennis. De heer Royaards heeft zich zoo in den Caesar ingewerkt, dat we, door zijn meesterlijk talent meegesleept, alles vergaten: het podium, met sierplanten getooid, den jeugdigen artist met zwarten rok, en ons waanden op het Forum, waar we het volk uitbundig hoorden en zagen juichen en woelen, huilend en bulderend ter vernieling snellen. Het was alsof we den Caesar in al zijn majesteit beschouwden, of we Cassius en Marcus Antonius hun plannen zagen uitvoeren tot groot onheil van den Romeinschen Staat. Met merkbare voorliefde heeft de heer Royaards de figuur van Brutus uitgewerkt en kenmerkend voorgesteld in al de vereischte waardigheid en aandoenlijkheid. De zoo bekende rede van Marcus Antonius bij het lijk van Caesar was een glanspunt dezer heerlijke voordracht.
Dat één man die verschillende tooneelen zóó aanschouwelijk weet voor te stellen, met de noodwendige verandering van stem en gelaatsuitdrukking, dat hij volkomen illusie teweeg brengt, is iets wat den talentvollen kunstenaar boven allen verheft. Bijna twee uur zonder tusschenpoozen, met behoud van volle kracht, heeft de Heer Royaards gesproken en bekoord. Zijn stem, iets buitengewoons, zoo lenig en buigzaam, zoo helder en zangerig, zoo diep indringend en roerend, wekte de diepste bewondering.
We wenschen, dat Royaards naar Gent moge terugkomen en hopen vast, dat hij dan een veel talrijker publiek zal hebben om zijn meesterlijk talent te bewonderen.
Een andere voordracht schonk ons eveneens het fijnste kunstgenot. Het was die van Pastoor Hugo Verriest in de English Club over Guido Gezelle. De English Club is nu geen letterkundige of strijdende Vlaamschgezinde Vereeniging. Het is eenvoudig een inrichting, waar men moderne talen leeren kan volgens de Gouinmethode. Toch, alhoewel volkomen vreemd aan onzen taalstrijd, doet zij meer dan menige letterkundige vereeniging om onze taal te doen waardeeren. Zoo liet zij Pol De Mont in een meesterlijke causerie de jongste richting in de Nederlandsche letterkunde behandelen; nu liet zij Hugo Verriest vertellen over zijn onvergetelijken meester Guido Gezelle.
Zelden wordt het ons gegund een zoo keurigen en fijnen spreker te hooren als Pastoor Verriest. Zonder het minste effektbejag weet hij de toehoorders zóó te bekoren, dat, wanneer hij na een uur sprekens de vergadering raadpleegt om te weten of hij zijn rede zal staken of niet, eenmondig en geestdriftig hem wordt toegeroepen: ga voort.
Werkelijk het was een levendige, roerende, indrukwekkende rede, die de eenvoudige, gemoedelijke pastoor tot de toehoorders richtte. Hij heeft voor hun verbeelding het geheele tijdperk doen ontstaan, waarin Gezelle heeft geleefd, geleden en geschitterd en hij deed het op zoo'n aanschouwelijke, treffende wijze, dat de aanwezigen met den spreker meegevoelden de diepe gevoelens, die zijne ziel ontroerden.
Vrijmoedig en luimig heeft spreker de verfransching, zooals die te zijnen tijde - en helaas heden nog - in de bisschoppelijke colleges woedde, gehekeld, alsook de verouderde onderwijsstelsels, die de jonge verstanden in enge, benauwde grenzen gesloten houden, in plaats van vrij den geest te openen. Pastoor Verriest heeft dan ook op aangrijpende wijze de voortreffelijke rol geschetst, die Gezelle zoo weinig heeft mogen spelen, vermits hem gauw de middelen ontnomen werden om de harten der jeugd niet meer te doen blaken van lust naar nieuwe kennis, naar hooger wetenschap, naar minder onbekrompen behandeling. De dichter werd als leeraar afgezet.
Hoe dan de moedeloosheid Gezelle's muze tot stilzwijgen bracht, tot ze in eenigszins betere omstandigheden weer ontwaakte, hoe menschlievendheid het kenmerk van dien brave was, hoe alles, wat hij zong, borrelde uit zijn hart, hoe hij steeds zocht naar zangerigheid der woorden en klanken, hoe hij alles in zich opnam om het dan eigenaardig, aantrekkelijk, roerend te uiten, dit alles wist Pastoor Verriest zóó goed uiteen te zetten, dat de toehoorders met hem moesten instemmen dat Gezelle een wonderlijk man was.
Zijn aardsche stof ruste in Vlaamschen bodem, zijn roem stijgt steeds hooger en schijnt als een zonne over den Vlaamschen bodem en het Vlaamsche Volk door hem zoo vurig bemind. Gezelle is niet dood. Hij leeft voor eeuwig.
Pastoor Verriest wist zijn rede optetooien met zoo menig treffend beeld, schilderachtige uitdrukking en geestigen zet, dat het een waar genot is geweest zijne ‘causerie’ aan te hooren.
Onze vrienden uit het Noorden krijgen zoo weinig iemand uit het Zuiden te hooren buiten de zeer enkele Vlamingen die in Holland zijn opgetreden, dat we hun mogen aanbevelen Hugo Verriest eens te laten komen om te vertellen over Guido Gezelle. We twijfelen er niet aan of het Nederlandsch van Verriest, zoo eigenaardig met menige schilderachtige Westvlaamsche uitdrukking geschakeerd, zal hen bekoren. Maar 't moet in een kleine zaal zijn, voor een niet te talrijk publiek, want de pastoor heeft maar een zwakke stem.
* * *
Wat doet het Verbond voor onze Stamgenooten in Zuid-Afrika? Daarop antwoordde onze Algem. Secretaris in 't Januari-no. dat het Verbond heel wat doet en gaf te verstaan dat het later wel zou blijken, dat het heel veel heeft gedaan. Het inzamelen van geld voor de gewonden, weduwen en weezen van gesneuvelden is in 't Noorden hoofdzakelijk het werk van de Nederl. Z.A. Vereeniging. In 't Zuiden is het de Tak Antwerpen van het A.N.V. die de sympathie-beweging op 't getouw heeft gezet en die heeft uitgebreid tot Duitschland, Oostenrijk, Zwitserland met de hulp van het Alldeutschen Verbond Uit een verslag van het Antwerpsch Hulpcomité blijkt, dat het ontving: Uit België 83.992.02 fr.; Duitschland 61.411.40; Oostenrijk 7260.24; Zwitserland 155: Luxemburg 12,50; Amerika 633.45; Engeland 110.80. Samen 153.575.50 fr.
Te Gent was het onze Tak, die samen met de Gentsche Maatschappijen het werk aanpakte. Door het Gentsche Comité werd tot heden ontvangen 12,000 fr. waarvan 5000 fr. werden afgedragen aan het Antwerpsch Comité, 2500 fr. gezonden aan Consul Generaal Muller, in 't bizonder bestemd tot ondersteuning van de Vrijstaters.
H. Meert.