De oorlog.
In de tweede helft van Maart hebben de vrienden der Boeren weer moed gevat. Het eind van Februari en het begin van Maart waren voor de verbonden republikeinen vol rampspoed geweest en daarbij was men in Europa nogmaals onder den invloed van Engelsche pers gekomen, en die had den staat der zaken voor de Boeren zoo wanhopig
Engelsche Krijgsgevangenen, Ladysmithstraat te Waterval.
voorgesteld, dat men, onder den indruk van Paardeberg, het ontzet van Ladysmith, de inneming van Bloemfontein, waarlijk geneigd werd aan te nemen, dat de Engelsche bladen, hoe smakelijk zij liegen kunnen, ditmaal, bij alle overdrijving, toch voor hun triomfankelijken toon recht en reden hadden.
Maar weer hebben de Boeren de kleinmoedigen beschaamd. Eerst waren het de Vrijstaters, van wie wij toch al betwijfeld hadden of zij waarlijk zoo spoedig bij de pakken waren gaan neerzitten, die toonden, dat de Engelschen hen nog altijd niet begrepen.
Het oude liedje was gezongen, dat de burgers van den Vrijstaat den oorlog nooit uit vrijen wil begonnen en hem nu hartelijk moede waren; dat Steyn en Fischer, hun booze geesten, hen verleid hadden en zij nu blij waren het geweer aan den Engelschman te kunnen uitleveren en huis toe gaan. Maar die hun geweer uitleverden, gaven slechts het oude roer, dat nog aan den wand hing, doch behielden den treffelijken Mauser om hun weer te dienen zoodra de gelegenheid zich aanbood. De proclamatie der Engelschen, tegen alle beschaafd oorlogsgebruik indruischende, waarbij in een groot stuk van den Vrijstaat de burgers met verlies van hun eigendom bedreigd werden als zij bleven vechten, had wel velen schijnbaar tot onderwerping gebracht, maar het bleek alras, dat niet weinigen van deze mannen van Engelsche geboorte waren en dat de groote meerderheid der bevolking den indringer even vijandig gezind was al te voren en weer op commando ging zoodra de kans schoon was.
* * *
Neerslachtigheid toonden deze Vrijstaters evenmin als hun Tranvaalsche bondgenooten. Dat zouden de Engelschen weldra bespeuren. Ofschoon Lord Roberts te Bloemfontein een leger van ongeveer 50.000 man had met een geduchte artillerie en de treinen uit het zuiden aldoor versterkingen aanvoerden, werd het spoedig onveilig om het dorp. Den 29en Maart moesten de Engelschen bij het station Karee Siding, eenige uren ten noorden van Bloemfontein, met een groot aantal troepen de Boeren slag leveren. Door hun overmacht slaagden zij er wel in een reeks kopjes te bezetten, waarvan de Boeren terugtrokken, maar deze konden dat ordelijk en met weinig verliezen doen, en de dooden en gewonden aan Engelsche zijde waren vele.
Dit was nog maar het begin. Twee dagen later leed het Engelsche leger weer eens een zware nederlaag. Toen Lord Roberts van Bloemfontein bezit nam, stonden de generaals Olivier en Grobler met hun commando's nog in het zuiden van den Vrijstaat. Hun lot scheen bezegeld. De Engelschen uit de Kaapkolonie waren de Oranjerivier al over en drongen noordwaarts op, generaal French werd met een divisie ruiterij uit Bloemfontein oostwaarts gezonden. Dus moesten de Boeren, die met een langen tros wagens en hun geschut maar langzaam voortrukken konden, wel in de val loopen. Maar zij kwamen, langs Basoetoland trekkende, veilig door. Aan wie de eer van dezen, zelfs door Engelsche militaire deskundigen als meesterlijk geprezen, tocht toekomt, aan Olivier of aan Grobler, weten wij nog niet. Maar het was een kranig stuk.
French keerde zonder iets gedaan te hebben naar Bloemfontein terug. Intusschen liet Roberts een legertje van 1500 man, onder kolonel Broadwood en kolonel Pilcher in het oosten. Spoedig bleek echter, dat zij daar niet veilig waren, want eenmaal het gevaar van insluiting te boven, waren de Boeren daar op hun schreden teruggekeerd. Pilcher moest ijlings Ladybrand ontruimen en op Thabanchu terugvallen. Den 30en Maart 's avonds vond Broadwood, die hier het bevel voerde, het