Neerlandia. Jaargang 4
(1900)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-en-WestMededeelingen uit Curaçao.II.
| |
[pagina 37]
| |
menschen, die niet meer dan een gewone lagere school hebben afgeloopen (waar in het Engelsch onderwijs werd gegeven), daarna zich op het een of ander vak of beroep hebben toegelegd en zich een broodwinning hebben verschaft. Eerlijke en rechtschapen menschen als zij mogen zijn, hebben zij toch nooit eenig onderricht ontvangen in de rechtwetenschappen en bovendien verstaan zij in den oorspronkelijken text de wetten niet, volgens welke zij recht moeten doen, en evenmin de commentaren daarop. Waar het de Curaçaosche wetboeken van burgerlijk- en strafrechterlijk recht betreft, spreken de raden recht naar de officieuse vertaling, die er van die wetboeken bestaat, eene vertaling, die niet steeds den oorspronkelijken tekst juist weergeeft en soms tot geschillen aanleiding zou kunnen geven.Ga naar voetnoot1) Waar het koloniale verordeningen aangaat, doen zij recht op de vertaling, die den voorzitter of iemand anders er hun van geeft. Dat hooger beroep van vonnissen, door zulke rechtscollege's gewezen, wel eens noodig moet zijn, zal wel niet behoeven aangetoond. Om ons tot het strafrecht te bepalen, kan dit eerstens noodig zijn in het belang van den veroordeelde en tweedens in het belang van een goede justitie. Wel is waar worden de strafvonnissen van de raden van justitie en der kantonrechters op de bovenwindsche eilanden niet ten uitvoer gelegd, dan nadat de procureur-generaal der kolonie (gegradueerd) tien weken heeft laten verstrijken zonder er van in hooger beroep te komen of voor dien tijd heeft te kennen gegeven, dat door hem geen hooger beroep zal worden aangeteekend, doch de beslissing over het wettige of onwettige, het billijke of onbillijke van die vonnissen is dan toch overgelaten aan de beslissing van één persoon, een ambtenaar van het openbaar ministerie. Voordat een veroordeelde zelf van het recht van hooger beroep gebruik kan maken, moet hij vermogend genoeg zijn om de soms hooge vertaalkosten te betalen, kosten, die hem zelfs bij opvolgende vrijspraak nimmer vergoed zullen worden. Zorgt hij niet voor die vertaling, dan komt er, zooals wij reeds zeiden, van zijn hooger beroep niets. Is overal elders het recht van hooger beroep een algemeen recht, waarvan zelfs de armste onderdaan gebruik kan maken, op de bovenwindsche eilanden is het dat niet: eerstens kunnen alleen personen van zekere middelen zich er van bedienen, en tweedens is het voor die personen nog slechts een recht, waarvan nooit dan met geldelijke opoffering gebruik kan worden gemaakt. Ten slotte het geval, dat de rechtscollege's op de bovenwindsche eilanden de wet verkeerd toepassen en dat hooger beroep noodig is ter verzekering van een goede justitie. Zulk een geval heeft zich niet lang geleden op St. Martin voorgedaan, in zake het openbaar ministerie bij den raad van justitie aldaar tegen J.F.J. Rijnenberg, een geboren Nederlander, aan wien een overtreding van de wet op de afgifte van zeebrieven werd ten laste gelegd. De raad sprak hem vrij, doch de procureur-generaal kwam in appèl en blijkbaar had de raad een artikel der wet verkeerd uitgelegd, daar het hof van justitie alhier - het hoogste rechterlijk college in de kolonie en voor ¾ uit meesters in de rechten bestaande - Rijnenberg veroordeelde. Van bedoelde wet bestond ook geen vertaling in het Engelsch en de raad heeft dus af moeten gaan op de vertaling hem er van gegeven. Maar intusschen is Rijnenberg het kind van de rekening, want op hem zullen de vertaalkosten der stukken van het proces, door het openbaar ministerie voorgeschoten, worden verhaald, desnoods bij lijfsdwang. Is hij dus niet vermogend genoeg om die kosten te betalen - hier een kleine honderd gulden - dan zal hij er voor moeten ‘zitten’. En zulk een toestand bestaat niet sinds korten tijd. Integendeel, zij bestaat nu reeds vijf en twintig jaar en het is ook niet de eerste maal, dat op het onbillijke en onrechtvaardige van dien toestand wordt gewezen. Dat is meermalen, ook in de Kamers, geschied en meer dan één Minister heeft van verbetering gesproken. Maar zeer bekend schijnt dat toch niet te zijn, waar men thans nog vraagt of het waar is, dat op Saba de rechtspraak in het Engelsch geschiedt - en of dit dan alleen op Saba en ook niet op St. Eustatius en St. Martin zou geschieden!Ga naar voetnoot2) T.H.J. Hamelberg. |
|