jaarlijksche bijdragen kan geen sprake zijn; zij zouden dan verlies opleveren en den bloei van het Verbond ernstig bedreigen.
Het hoofddoel der Afdeelingen moet zijn zooveel mogelijk geld af te staan aan de Algemeene kas.
Zijn zij daardoor gedoemd tot werkeloosheid? Zeker niet. Zij moeten, altijd waakzaam, alleen of gezamenlijk, het Hoofdbestuur prikkelen tot onverpoosde werkzaamheid, door voorstellen en opdrachten. Afdeelingen hebben daarbij op enkele personen voor dat zij een vraagstuk beter kunnen voorbereiden.
Maar ook buiten dat kunnen zij veel. Wat weten wij Nederlanders van onze kunst, van ons heerlijke lied, van onze geschiedenis, van ons land, onze koloniën, van onzen stam, van onze taal? Nu slaat de vlam uit, nu de Boeren onzen naam weer in eere brengen. Nu leest men Hollandsch-Afrikaansche verzen, bestudeert men Afrikaansche landkaarten, is men opgewonden voor koloniseering. Sprekers met en zonder tooverlantaarnen doen opgeld. Maar als de oorlog uit is, zal dan plotseling de vlam neerslaan en uitdooven? De Afdeelingen zullen te zorgen hebben dat wat nu opwinding is, en dikwijls valsche opwinding, dan ernst worde en plicht. Met goeden wil kunnen zij in eigen kring of ook daarbuiten, de middelen vinden om het doel van het Verbond te bevorderen, voort te werken aan onze stam- en volksontwikkeling.
Maar laten zij de betrekkelijk geringe kosten zelf dragen. De overslag zal gering blijken. En wat men zelf doet heeft meer waarde dan wat geboden wordt.