Neerlandia. Jaargang 4
(1900)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBij de afbeelding van het monument op het graf van wijlen Prof. Dr. P.J. VethNaar een photographie van H.J. Tollens te Dordrecht.
‘ONDER hen, aan wie Nederlandsch-Indië bij uitnemendheid veel heeft te danken, mag Prof. Dr. P.J. Veth zeker met eere genoemd worden als de geleerde, die door geschrift en woord zooveel er toe heeft bijgedragen om de kennis van Insulinde te vermeerderen en te verspreiden en daardoor meerdere belangstelling voor land en volk aldaar op te wekken, - en tevens ook als de warme vriend van den inlander en de bevorderaar van de talrijke bronnen van welvaart, die in onze overzeesche gewesten op ontginning wachten. Als schrijver van “Java” en van “Borneo's Westerafdeeling”, - om van zijne andere talrijke geschriften niet te gewagen, - heeft Veth niet alleen zich groote verdiensten verworven jegens de wetenschap, maar ook aanspraak verkregen op de dankbaarheid van allen, die in de ontwikkeling van Nederlandsch-Indië belang stellen. Ook als leermeester zal zijn naam onvergeetlijk zijn voor zijne leerlingen, die in hem een trouw vriend bezaten en wier belangen hij voorstond waar hij dit vermocht. Ofschoon Veth zich reeds door zijne werken een onvergankelijke eerzuil heeft gesticht, meenen de ondergeteekenden dat het ook passend zou zijn zijne nagedachtenis nog op een bijzondere wijze te eeren, door het oprichten van een eenvoudig monument op het graf, waar Veth rust nevens zijn zoon Daniël, den bekenden reiziger. Zij meenen dat dit passend zou zijn, zoowel om te toonen | |||
[pagina 14]
| |||
dat Nederland zijne verdienstelijke mannen weet te waardeeren, alsook, en zeker niet in de laatste plaats, omdat zij weten dat het een lievelingsdenkbeeld van Veth is geweest dat in den steen, die zijne rustplaats zou dekken, ook de naam zou worden gebeiteld van den zoon, die als Nederlandsch ontdekkingsreiziger zooveel beloofde, maar te midden van het vervullen van zijn levenstaak door den dood werd overvallen. Hij heeft daarom zelf de maatregelen getroffen om er voor te zorgen, dat hij te Dordrecht zou worden bijgezet naast dien zoon, dien hij zoozeer heeft liefgehad. Om ons in staat te stellen den plicht der waardeering jegens Veth en diens laatsten wensch op hem waardige wijze te vervullen, noodigen wij U uit daartoe een bijdrage te bestemmen’.
Aan deze uitnoodiging, door een kleinen kring gericht tot de breede schare van Veth's vrienden en vereerders, werd in zóó ruime mate gevolg gegeven, dat den beeldhouwer J. Mendes da Costa kon worden opgedragen een waardig gedenkteeken te ontwerpen. Met groote voorliefde kweet de kunstenaar zich van zijn taak en beitelde het beeld van ‘Insulinde’, hulde brengende aan den man, van wien ze zingt: Zag nimmer ook zijn oog mijn schoon,
hij heeft mij liefgehad als geen;
hij kende mij, mijn land, mijn woon,
mijn hart, mijn lachen en geween.
Op een voetstuk, dat door een paar symbolische figuren wijst op de eilandenwereld in het Oosten, staat 'n vrouw, zuiver Javaansch in karakter en lijn, brengende de vruchten des lands: een bundel rijstaren in de linker hand, de rechter rustende op een hoorn des overvloeds, gevuld met sappig fruit.Ga naar voetnoot(*) Ter weerszijden van het voetstuk liggen, omsloten door een ijzeren hek, de zerken, die de graven dekken van vader en zoon.
Den 14den April 1899 waren op het kerkhof te Dordrecht familieleden en vrienden vereenigd. In eene hartelijke, gevoelvolle rede, schetste de voorzitter van het comité, de oud-Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, Mr. C. Pijnacker Hordijk, het leven en streven van den grooten indoloog, den veelzijdigen geleerde, den beminnelijken vriend, en droeg toen het gedenkteeken over aan Veth's eenig overgebleven zoon en diens echtgenoote. Gaarne heb ik voldaan aan het verzoek van de redactie van ‘Neerlandia’ om deze enkele regels te schrijven bij de afbeelding van het monument. De Redactie deed goed die afbeelding in haar Maandblad op te nemen. Veth toch was volbloed Nederlander in doen en denken; hij was een onvermoeid strijder voor de belangen van zijn vaderland en van zijn moedertaal. En zijn zoon Daniël, zij het langs andere banen, heeft met groote geestkracht het doelwit des vaders gevolgd; ook zijn streven was: ‘werken, tot roem van Nederland’. A.L. v. Hasselt. |
|